«Deze zal groot zijn.» (II)

Alle grootheid is niet dezelfde. Deze opmerking moeten we bij onze verdere overdenking geen oogenblik uit het oog verliezen. Meermalen lezen wij, ook in de H. S., van menschen die groot genaamd worden en ook werkelijk groot zijn geweest, maar hoe sommigen ook boven anderen hebben uitgeblonken, in rijkdom, eer, macht, aanzien, godsvrucht of door wat ook, nooit komt dezen eeretitel, aan menschen toegekend, voor in dien zin als in bovenstaande woorden is bedoeld. Van Jozef, van Samuël en anderen lezen we, dat zij groot werden; van Haman, dat koning Ahosveros hem groot maakte; van Johannes de dooper, de voorlooper en wegbereider van Vorst Messias, wordt, ook voor zijne geboorte, door een engel des Hoeren voorzegd, dat velen zich over zijne geboorte zouden verblijden, want, heet het, hij zal groot zijn voor den Meere. «Let wel op,» zegt een beroemd schrijver zoo terecht, alle grootheid van menschen is betrekkelijk, maar do grootheid van den Heere Jezus is volstrekt. Dit wijzen de voorzeggingen uit, die Gods heilige profeten omtrent Hem hebben gedaan. We zien het bevestigd in geheel de openbaring van Christus en het is de belijdenis der Kerk, die Christus als haar Heer en Koning erkent.
Hoor het, Maria, begenadigde des Heeren ! want dat heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden.
Hoor het, o Israël ! als gij straks verneemt, wat de engel van het kindeke Jezus heeft voorzegd, want dit is geen ander kindeke, dan waarvan Jesaja heeft geprofeteerd en gezegd: «Men noemt zijnen naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. Hoort het, alle gij volken, tot wie bet woord der goddelijke openbaring komt, want «verzonken in diepten van leed en ellende,» is er hulpe besteld bij eenen Held. Ja, hoor het, o gij bedrukten en verslagenen van geest, die bekommert zijt vanwege uwe zonden en bitterlijk bedroefd van ziel, bij de gedachte aan uw schuld, bij God gemaakt ! Het is Jezus, van wien de engel getuigt, dat Hij groot zal zijn.
Waar ge dan ook van hem leest, in Mozes, in de Profeten of in de Psalmen, overal worden we, als we slechts opmerken, op zijne grootheid gewezen, ’t Blijkt reeds uit de Paradijs-belofte, dat de grootste overwinning door Hem zal worden bewerkt en behaald. Hij is de Profeet, dien Israël zal hooren. Hij is de Koning, gezalfd over Sion, den berg van Gods heiligheid. Hij is de Priester naar de ordening van Melchisedek. Hij is «de Heere onze Gerechtigheid.» Waar alle heilsprofeten in Hem worden vervuld, alle Gods beloften, aan de vaderen gedaan, in Hem worden belichaamd, kan het wel niet anders, of Hij moet groot, waarlijk groot, geheel eenig groot zijn.
Voor het zinnelijk oog en voor het natuurlijk verstand der menschen valt er echter van Christus grootheid weinig te aanschouwen. Veeleer wordt dan in Hem juist het tegenovergestelde gezien. Als hij als een rijsje uit een afgehouwen tronk on als een wortel uit eene dorre aarde zal opschieten, — als hij als de Man van smarten en verzocht in krankheid, voor wien men bet aangezicht bedekt, — als Hij versmaad, veracht en verworpen van menschen zal zijn, — zie, dan mag bet schijnen, dat alle grootheid in hem gemist en bij Hem te vergeefs gezocht wordt, maar evenwel zal juist dan zijne grootheid het meest en het heerlijkst schitteren voor het oog van hen, die Hem in waarheid kennen. Al de smaad en schande, die Hem voor een tijd op aarde wacht, zal Zijne grootheid en zijne heerlijkheid niet opheffen. Dat alles zal slechts nadere verklaring geven van de Namen en eeretitelen, aan Vorst Messias toegekend. Of treedt Jesaja niet op, om als een hemelschen heraut zijnen tijdgenooten en zijn volk bekend te maken met het heil, dat in Hem zich openbaren zal! En hebben niet alle Gods heilige profeten dienovereenkomstig getuigenis gegeven ? In en met Hem zal ’t licht opgaan over allen, die in duisternis en in doodsschaduwen gezeten zijn. In Hem zal bet wonder aller wonderen worden aanschouwd, waarvan de Apostel Johannes schrijft: «Het Woord is vleesch geworden en heeft onder ons gewoond.» God en mensch in eenigheid Zijns persoons, wiens komst koningen en profeten hebben begeerd te aanschouwen. De meerdere dan Mozes en Abraham, de meerdere dan Salomo en dan alle de profeten, —God bovenal te prijzen in der eeuwigheid! Van dat kindeke, dat Maria zal baren, — dat in nederige windselen in Bethlehem’s kribbe zal worden aanschouwd en dat later, een Man geworden, de smaadheid van menschen zal dragen, van dat kindeke heet het: «Deze zal groot zijn.» Zijn arbeid, die Hij zal verrichten, het oogmerk, waartoe Hij op aarde komt, genade en vrede, die Hij verwerven zal, zullen het «amen» zijn op het woord des engels. — «Groot, — ook voor mij ?» heeft al zoo menigeen, die van Jezus grootheid hoorde, gevraagd. En ongetwijfeld zal nog wel iemand onzer lezers aldus vragen. «Kom en zie,» luidt het antwoord aan u, behoeftige, heilbegeerige, naar gerechtigheid en vrede dorstende zielen! Ja, kom tot Jezus met al uwe behoeften en met al uw nood. En zoo ge tot Hem moogt komen met kinderlijk en oprecht geloof, dan zult ge Jezus ware grootheid loeren kennen. En wat ge hier slechts stamelen kunt, dat geve de Heere u hiernamaals in volmaaktheid te verstaan: Jezus, en Jezus alleen, is waarlijk groot’

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen