Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bloeit alles alleen voor de sier?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bloeit alles alleen voor de sier?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Elzen, krokussen en wilgen bloeiden reeds of bloeien nog.De wind heeft ermee gespeeld of insekten bezochten ze ijverig. Straksbreekt de bloeimaand aan en de bloesems sieren tuinen,boomgaardenen landschap met soms overdadige pracht. Wat een schoonheid. Is dit nu het doel van al die bloemen?

Nuchter moeten we vaststellen dat het eigenlijke doel van die zo verschillende en mooie bloeiwijzen is, dat er bevruchting plaats vindt en zaad ontstaat. Dat heeft tweeërlei doel: het grootste deel dient als voedsel voor mensen en dieren. Een even belangrijk deel zorgt voor de voortplanting van de soorten.

Bouw van een bloem
Een complete bloem bestaat uit: bloembodem, kelk, kroon, meeldraden en stamper. Bij de stamper zien we: stempel, stijl en vruchtbeginsel. (Fig. 1). Het laatste bevindt zich onderin de bloem, in de bloembodem of erop en heeft verschillende vormen. Maar altijd bevinden zich aan de binnenwand van het vruchtbeginsel zaadknoppen of eicellen. De meeldraden zijn de mannelijke, de stamper of stampers vormen de vrouwelijke voortplantingsorganen. Wanneer ze alle in één bloem groeien wordt deze tweeslachtig genoemd. Er zijn ook bloemen die alleen meeldraden of alleen een stamper hebben en dus eenslachtig zijn. In de laatste wordt nog een onderscheid gemaakt. Wanneer op dezelfde plant zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen groeien, wordt de plant eenhuizig genoemd. Ook komt het voor dat planten uitsluitend mannelijke of vrouwelijke bloemen hebben, dus tweehuizig zijn. Deze verschillen hebben alle ten doel om de beste manier van bestuiving te waarborgen, waardoor kiemkrachtig zaad wordt gevormd. Dat kan pas ontstaan nadat stuifmeel van de mannelijke bloem is terecht gekomen op de stempel van de vrouwelijke bloem. Bij tweeslachtige bloemen kan ook zelfbestuiving plaats vinden. Bestuiving gebeurt door de wind of door insekten. Van onze flora wordt ongeveer 90% door insekten bestoven. Het zijn onmisbare diertjes!

Kruisbestuiving
Men is geneigd te denken dat bij bloemen met zowel meeldraden als een stamper steeds zelfbestuiving optreedt. Daarin is echter prachtig voorzien, wat wij bij allerlei bloemen kunnen vaststellen. Soms zijn de meeldraden in een tweeslachtige bloem eerder rijp dan de stempel en kan daarop slechts stuifmeel van een andere bloem terecht komen. Het omgekeerde komt ook voor met hetzelfde effect. Er zijn bloemen die door ongelijke lengte van meeldraden en stamper zelfbestuiving tegengaan. Bijvoorbeeld; de meeldraden zijn kort, terwijl de stamper met stempel er ver vooruit steekt. En ook dit komt andersom en in variaties voor. In grote lijnen is dit de bouw van insektenbloemen waarop ik in dit verband niet dieper inga. Over het algemeen geeft kruisbestuiving het beste resultaat, dus als stuifmeel van een andere plant van dezelfde soort op de stempel komt. Voor sommige soorten is dit beslist vereist, zoals voor koolzaad en rogge. Andere belangrijke voedselplanten voor mens en dier, zoals tarwe, gerst, haver en erwten, geven ook bij zelfbestuiving goede vruchten. Tevens zijn graansoorten niet afhankelijk van insekten, want het zijn windbestuivers. Ik vind dit opvallend, juist omdat de mens daarvan zo afhankelijk is.

Insekten of wind
Bloemen die voor de bestuiving afhankelijk zijn van insekten produceren niet veel stuifmeel, de korrel daarvan is groter dan bij windbestuivers, is ruw en vaak kleverig. Die bloemen lokken insekten door kleur, geur, honing en stuifmeel. Ze bloeien opvallend en vaak fel gekleurd. Windbloemen hebben geweldig veel stuifmeel; het is klein van korrel, droog, licht en glad en draagt de naam stuifmeel terecht. Die bloeiwijze heeft geen opvallende of kleurige bloembladen, verspreidt geen geur en biedt geen honing. Insekten hebben er geen belangstelling voor. De grote hoeveelheid stuifmeel is vereist, want de verspreiding ervan is niet op de bloem gericht maar willekeurig. Insektenbloemen kunnen met minder stuifmeel volstaan, want het wordt door insekten vervoerd van bloem tot bloem. Die zijn zo gevormd dat insekten om bij de honing te kunnen komen, met hun harige kop of borststuk de meeldraden raken en vol stuifmeel komen. Bij het bezoeken van een volgende bloem wordt daarvan onbewust wat afgestreken op de kleverige stempel van de stamper, want die staat het insekt als het ware in de weg. Op allerlei verschillen ingaan zou te ver voeren. Die zijn alle gericht op de meest effectieve manier van voortplanting.

Lange tong
De honing ligt soms diep en verborgen, kan slechts worden bereikt door insekten met een lange tong, zoals bijen en hommels. Er zijn speciale hommeibloemen waaruit de honing alleen door die sterke insekten met hun vrij lange tong kan worden opgediept. Wanneer de honing heel diep ligt wordt die gehaald door vlinders met hun zeer lange roltong. Vliegen en kevers bezoeken bloemen met ondiep liggende honing. Insekten zijn dus gespecialiseerd op bepaalde soorten bloemen. Daardoor wordt de kans op onderlinge bestuiving daarvan groot. Bijen zijn bijvoorbeeld ook nog echt bloemvast, wat wil zeggen dat ze, zolang een bepaalde soort bloem honing biedt, daarop blijven vliegen. Ook daardoor wordt goede bestuiving bevorderd. Insektenbloemen krijgen dus meestal doelgericht stuifmeel aangevoerd.

Versmelting
Wat gebeurt er nu precies met dat stuifmeel? Het komt op de stempel van de stamper. De steel daarvan, de stijl dus, heeft een bepaalde lengte en onderin de bloem zit het vruchtbeginsel. Hoe komt het stuifmeel bij de zaadknoppen die daarin zijn? Door een merkwaardig groeiproces. Een stuifmeelkorrel wordt ook wel pollenkorrel genoemd. Die korrel gaat op de stempel al spoedig ontkiemen en vormt een zogenoemde pollenbuis, een soort draad. De groei daarvan is merkwaardig. Vooraan groeit de buis terwijl het achterste deel tegelijk afsterft. Het is dus eigenlijk een verplaatsing van het stuifmeel.

In het vruchtbeginsel zijn de zaadknoppen met een steeltje aan de wand bevestigd. Door die steeltjes stromen de voedingsstoffen. De pollenbuis groeit door de stijl heen naar het vruchtbeginsel, soms over vrij grote afstand; bij mais meer dan 10 centimeter. Die buis komt bij een van de zaadknoppen, dringtnaar binnen, de kern ervan versmelt ermee en de bevruchting is een feit. (Fig. 2). Dit principe is voor alle hogere levensvormen gelijk; de versmelting van zaadcellen en eicellen. Elke zaadknop of eicel die door een pollenbuis wordt bereikt, groeit uit tot zaad; het vruchtbeginsel gaat eveneens groeien en wordt vrucht. Wie wat aan plantkunde doet weet dat hierover meer kan worden geschreven dan in dit bestek mogelijk is.

Honingbijen
Er zijn niet veel wilde bijen en hommels, vooral niet in het vroege voorjaar, want in de herfst blijven immers slechts de koninginnen over. Bijen die wij dan zien zijn meest honingbijen uit kasten en korven van imkers. Die zijn dan van groot belang, vooral voor alledei vruchtbomen die kruisbestuiving nodig hebben. Sommige soorten zijn voor honderd procent afhankelijk van honingbijen. Het Landbouwschap geeft elk jaar Bestuivingsregelingen uit waarin vergoedingsbedragen voor imkers worden vastgesteld voor het plaatsen van bijenvolken. Die bedragen betalen de kwekers graag, want zij hebben belang bij het werk dat de bijen verrichten. Het is zelfs zo, dat de betekenis van honing en bijenwas in het niet valt bij het belangrijke werk dat bijen verrichten als bloembestuivers. Daarbij komt dat honingbijen door hun grote bloemvastheid de beste bestuivers zijn. Ook zijn ze in het voorjaar direct massaal beschikbaar en kunnen worden gebracht naar plaatsen waar ze nodig zijn. We kunnen ze nu weer overal bezig zien, al gauw ook weer op de vruchtbomen, in mei op het koolzaad en verder in het jaar op alledei andere bloemen. Alleen maar mooie of vaak ook heel nuttige. Mopper maar nooit op, ,die nare bijen"; wij hebben er heel wat aan te danken!

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 april 1985

Terdege | 64 Pagina's

Bloeit alles alleen voor de sier?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 april 1985

Terdege | 64 Pagina's