Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ruud de Wit zwierf zes jaar rond op straat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ruud de Wit zwierf zes jaar rond op straat

"Je zit zomaar in portiekjes te wachten op iemand die je nooit gezien hebt"

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeventien jaar was Ruud de Wit toen hij voor het eerst een kroeg bezocht. Het was de eerste stap op een hellend pad dat zou eindigen in de goot. Het drinken werd zuipen. Zijn huwelijk liep op de klippen. Thuis was hij niet meer welkom. Zes jaar zwierf hij rond op straat, hunkerend naar een ontmoeting. ,,Je gaat in portiekjes zitten. Zomaar zitten wachten. Op wie weet ik niet." Het levensverhaal van een exdakloze.<br />

"Ik was het zwarte schaap van de familie. We waren met vier jongens. Ik was op een na de jongste. M' n vader heb ik nooit gekend. M' n moeder is een keer met een soldaat uit geweest. Van '41 ben ik. Populair gezegd: een oorlogsprodukt. M'n broers konden goed leren. Hadden waarschijnlijk een slimmere vader. Met mij was het niks. Blijven zitten en zo. Aan mij werd geen aandacht gegeven. Rotzooi jij maar wat aan. Na de lagere school ging ik werken in een elektrobedrijf. Daar kreeg ik vrienden die wel een glaasje bier lustten. Het allereerste kroegie waar ik kwam kan ik me nog herinneren. Café Greetje bij de Kruiskade. Kan ik me nog herinneren. Als de dag van gisteren. Zeventien jaar was ik toen. Ik vond het lekker, een glas bier. Het gevaar ervan zag ik absoluut niet."

Rijnvaart
,,0p m'n achttiende ben ik de Rijnvaart ingegaan. Ik heb bij Muller gewerkt, toen bij een Belg, daarna weer bij een Nederlandse rederij. Al snel werd ik bevorderd tot stuurman, want ik verstond m'n vak wel. Later ben ik kapitein geworden. Toen was het helemaal dag en nacht zuipen. Of ik dan m' n werk wel kon doen? Juist! Door de drank kon ik continu varen. Nooit heb ik een aanvaring gehad. Net eenentwintig was ik toen ik verkering kreeg. We hebben maar heel kort verkering gehad. Ik moest trouwen. Zelf maakte ik daar geen punt van. M'n schoonouders wel. Hoe mot dat nou financieel? Ik zeg: dat komt wel goed. Ik vaar toch. Bewijs je eerst maar 's, zeiden ze. Dus ik weer de Rijn op. Maar dat beviel me niet. Ik kon niet verwerken dat ik m'n aanstaande vrouw zomaar had achtergelaten. In Duisburg ben ik van boord gestapt en naar huis gegaan. Thuis een hoop ellende natuurlijk bij m'n moeder. Wat kom jij doen? Ik zeg: ik kon het niet meer uithouden. Kom dan maar weer hier. Zo werd dat gezegd. Kom dan maar wéér hier. Krap an hoor. Ik moest héél voorzichtig wezen. En liefst met vier woorden spreken, anders kwam ik niet binnen."

Kiezen
,,0p een gegeven moment heb ik tegen m'n vrouw gezegd: nu moetje kiezen of delen. Of mij kwijt, of het werk. Toen ging ze meevaren. M'n kindertjes ook. Twee kinderen heb ik. Een meisje en een jongen. Sylvia en Edwin. En dan nog een buitenechtelijk kind. Dat had ik al. Een jongen. Daar heb ik nou weer contact mee. M' n vrouw vond het wel fijn aan boord. Maar m'n schoonmoeder vond dat we te lang weg bleven. Ze zag de kinderen te weinig. Ik moest maar wat anders gaan zoeken. Ik zeg: ik zoek niks anders. Dit werk bevalt me goed. Als we in Rotterdam waren probeerde ze m' n vrouw te paaien. Stop nou met varen en kom aan de wal. Dat lukte niet, want m' n vrouw koos voor mij en 't schip. Ze had't fijn naar d'r zin. In de zomer kon ze op d' r gemakkie aan dek liggen in de zon. Dat kan niet in een Rotterdams bovenhuis. Tegen mij zei m'n schoonmoeder: je zuipt te veel. Maar als ik in Rotterdam kwam ging ze wel bier voor me halen. Later bleek dat ze verschrikkelijkjaloers was. Bij ons ging het allemaal te fijn. Ze heeft me ook verschillende keren proberen te verleiden, 'k Heb altijd gezegd: nee. Maar' k heb de naam dat ik 't wel gedaan heb."

Scheiding
,,0p een gegeven moment heb ik toch een huis aangevraagd. Maar het bleef trekken hè, die Rijnvaart. Daarom ben ik weer teruggegaan naar boord. Toen werd het: erop, eraf, erop, eraf. Ik zwierf maar wat heen en weer. Tot m' n kinderen naar school moesten. Toen ben ik er definitief af gegaan en aan de wal wat gaan rommelen. In' 72 ging het goed mis. Op een gegeven moment kom ik thuis en zegt m' n vrouw: de scheidingspapieren zijn onderweg. Ik wist totaal nergens van, echt niet. Heb-ie een advocaat, vroegen ze aan de Noordsingel. Ik zeg: nee, ik doe het zelf wel. Dat heb ik ook gedaan. M' n vrouw is naar d' r moeder in Hoogvliet gegaan. Toen zag ik ze niet meer. Ze had ook wel contact met mijn moeder. Als zij kwam moest ik weg. Wat doe je dan? Je zegt: verbrand allemaal en je gaat de kroeg in. Daar zit je te piekeren: waarom mot ik eigenlijk weg. Je zuipt en je zuipt. Als ik vandaag m'n uitkering kreeg was-ie morgen op. Soms een uur later al.''

Vuilniszak
,,Ik heb stofferen geleerd. Iedereen vond dat maar vreemd. Een Rijnvaartman als stoffeerder. Dat is een heel verschil natuurlijk. Dat is hetzelfde als een journalist die morgen op de preekstoel staat. Dat gaat toch niet? Maar ik deed het. Allemaal zwart. Zwart inkopen, zwart verkopen. Tot het goed fout ging.' k Kreeg de belasting op m' n nek. Toen kon ik ook alimentatie gaan betalen, 'k Had 33.000 gulden achterstand, 'k Had nog geen gulden betaald. Ze wisten niet waar ik zat. In die jaren woonde ik bij een vriendinnetje. Die hielp me op haar manier in die stoffeerderij. Ze was nog te lui om de dag aan te kijken. Een jaar of vier heb ik daarbij gewoond. Tot ik in 1975 een hersenbloeding kreeg. Toen was ik niet goed meer. As een vuilniszak ben ik buiten de deur gezet. Ik had niks meer. Helemaal niks. Ik had haar nieuwe meubeltjes gegeven, nieuwe vloerbedekking door 't hele huis... En toen werd ik buiten gezet. Ik kon gaan.''

Leger des Heils
,, Ik werd smerig. Ik moest voor therapie naar het Dijkzigtziekenhuis, maar ik dacht: hoe moet dat met die vuile poten. Stinken als wat. Ik dacht: ik ga niet. Wat ik nu kan heb ik mezelf weer aangeleerd. M'n hand optillen is zo' n beetje het enige wat ik kan. Ik had veel beter kunnen zijn. Thuis was ik niet meer welkom. M'n oudste broer kreeg een nieuwe auto, omdat'tzo'n fijne jongen was. Hij zegt: Ruud, we zullen organiseren datje bij het Leger des Heils kan komen. Op een avond hebben ze me weggebracht. Zelf gingen ze nog even door naar de boulevard van Scheveningen. Hun reden lekker naar Scheveningen, naarde boulevard, en mij zetten ze af bij het Leger des Heils. Dat was mijn avond."

Vissen
,, Ik zat daar en ik dacht: wat doe ik eigenlijk hier. Ik had nog geld in m' n zak. Ik zeg tegen die majoor: joh, ik mot nog eventjes naar buiten toe. Dat mag normaal niet, maar als alcoholist zitje vol met trucjes. Ik heb die vent zo ver gekregen dat hij me buiten liet. Ben je op tijd terug? Ja, natuurlijk. Ik dacht: in de kroeg kom ik allicht iemand tegen die mij aan een kamertje kan helpen. Ik zat veel weg te geven. Ik dacht: ik moet vrienden hebben en kennissen met een kamer. Achteraf bleek dat niemand een kamerfle had. Kon ik terug naar het Leger des Heils. Stond ik daar om één uur 's nachts. Niet binnen gelaten natuuriijk. Geen geld op zak, niks meer. Ik weer terug naar de kroeg. Op zo'n moment bestaat er niemand meer voor je. HetO geld is op, de vrienden zijn weg, alles is weg. Niemand ken je meer. Zo ben ik van lieverlee de goot in gegaan. Je gaat in portiekjes zitten. Zomaar zitten wachten. Op wie weet ik niet. Hetzelfde als wanneer je zit te vissen. Dan zitje ook op iemand te wachten die je nooit gezien heb. Vierendertig was ik toen."

Hopen ellende
,,M'n uitkering kwam bij m'n moeder binnen. Dat mocht dan nog. Slapen deed ik bij het Leger des Heils en bij Havenzicht. Overdag zat ik in dagopvang Van Speyk aan de HeerVrankestraat. Tot ik een kennis tegenkwam en die had ook weer een kennis en die ging in Rijnsburg wonen. Laten we daar 's gaan kijken. Heb ik ook nog gewoond, in Rijnsburg. 'k Heb behoorlijk wat gezien. Hopen ellende gezien. Zo nu en dan liet ik me opnemen in klinieken van het CAD (Consultatiebureau voor alcohol en drugs -HdV).AandeBoerhavelaan en de Postlaan. Dan had ik eten, een bed en sociaal contact. Iedereen wist dat ik een wao-uitkering had, dus ik had heel wat kennissen. Menigeen probeerde mij uit te melken. Tot de centen op waren. Maar in Havenzicht vond ik 't hartstikke fijn. Vorige week was Peter Vis van Havenzicht nog in de Pauluskerk. Dan komtie naar me toe en noemt me bij naam en toenaam. Mij vergeet-ie niet. Hij vindt 't een hele prestatie dat ik nu dagelijks als portier in de Pauluskerk zit."

Strijdkreten
,, In' 78 kreeg ik m' n tweede hersenbloeding. Daar ben ik aan één oog blind door geworden. Ik dronk toen al niet meer zo veel. Ik hunkerde naar een normaal sociaal bestaan. Als ik 's avonds of 's nachts langs de woningen liep en ik zag licht branden, dan dacht ik: gezellig binnen. Zij zitten lekker gezellig met mekaar te praten en ik loop hier in die schreeuwende kou buiten te wandelen met m'n stokkie. In' 79 ben ik op advies van Ton Hessing, die toen nog bij Havenzicht zat, naar Den Haag gegaan, naar het Leger des Heils. Negen maanden heb ik daar gezeten. Daar werkte Theo, een maatschappelijk werker. Die had door dat ik er wel uit wilde. Hij zegt: Ruud, jij wil echt wel iets anders. Ik ben naar bijbelstudie gegaan van het Leger des Heils en daar had ik 't zo fijn naar m'n zin. Ik ben toen ook met Strijdkreten gaan lopen. Kroeg in, kroeg uit. Kroegies waar ik daarvoor had zitten zuipen. Maar het deed me toen niks. Iedereen zei: dag soldaatje. En ik pakte de knaakjes aan en gooide die in de bus. Met Kerstmis mocht ik zelfs met de kerstpot buiten staan. Dat was toch wel een vertrouwelijkejob. En sneeuwen en hagelen en ijzelen man. Maar ik bleef staan. Zo ver was ik al. En Theo had dat door. Die zei: Nu gaan we door. Ik heb gezegd: Heer, help me asjeblieft. Ik ken niet verder zo. 'k Heb nog voorin m'n bijbel geschreven met welke tekst ik tot bekering ben gekomen. Johannes een tot en met dertien. Dan neem ik aan dat je' t weet. Of ik nog wel' s in de Bijbel lees? Nee, eigenlijk niet. Ja, ' k zou' t wel moeten doen. Daar heb je gelijk in. Maar ja, d'r komt gewoon zo weinig van."

Woning
,, Toen ik in Den Haag zat kreeg ik een woning aangeboden in Hoogvliet. Vrijdag kreeg ik de brief, zaterdag zat ik in m' n huissie. Totaal niks erin. Nog geen lampie om op te hangen. Van een nicht in Krimpen a/d IJssel kreeg ik een stoel. Daar kon ik op zitten en op slapen. Langzaamaan is dat huis opgeknapt door wat kennissen. Zo nu en dan ging ik toch weer door het lint. Tot zeven jaar geleden. Toen ben ik helemaal gestopt met drinken. Ik was weer opgenomen in de Boerhavekliniek. Daar werkte Els Noorlander, een CAD-arts. Die zei tegen me: je moet wat om handen hebben. Ik zeg: dat is prima, maar zeg jij maar wat. Ze zegt: dat heb ik al voor je geregeld. Ik kon aan de slag bij De Bulldog. Drugsopvang. Daar begon ik als koffiejongen. Later verstrekte ik ook methadon. Tot ik pater Koos Koek tegenkwam. Die heeft me zo' n beetje naar de Pauluskerk gedirigeerd. Daar zit ik nu in m' n zevende jaar. En ik heb't nog altijd verschrikkelijk fijn naar m'n zin."

Vertrouwen
,, In' 83 ben ik weer getrouwd. Met een vrouw die ik heb leren kennen in de Boerhavekliniek. En sindsdien gaat het uitstekend. Ik groei elke dag. Driejaar wonen we nu hier. Nou, je ziet hoe het eruit ziet. Kijk maar rond. Ik ben er heel gelukkig mee. We drinken geen druppel meer. Uiteraard kriebelt 't nog wel 's. Zalle we nog een keer? Natuurlijk kriebelt dat wel. Maar we doen 't voor mekaar niet. 't Is eigenlijk een wonder dat ik nog leef. Want ik heb ook nog drie hartinfarcten gehad. In '80, '81 en'82. En ik ben er nog. Van de bezoekers in de Pauluskerk heb ik 't volledige vertrouwen. Ze weten allemaal: Ruud is zelf ook zwerver geweest. Ik zou zo graag willen dat ze mij allemaal zouden volgen. Gisteren zat ik nog met wat j ongens te praten. Ik zeg: ik ben van de drank af geraakt, dus jullie kunnen ook van de heroïne af komen. Dat klinkt wel makkelijk, maar het is gewoon zo. Ik ben de Almachtige niet, maar ik zou ze d' r allemaal wel uit willen halen.''

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 april 1989

Terdege | 72 Pagina's

Ruud de Wit zwierf zes jaar rond op straat

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 april 1989

Terdege | 72 Pagina's