Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de 18e eeuw deed Merks op schavot geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de 18e eeuw deed Merks op schavot geloofsbelijdenis

Pastorale zorg voor ter dood veroordeelden werd onverschillig òf met berouw ondergaan

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De in 1619 ter dood veroordeelde Johan van Oldenbarnevelt kreeg voor zijn terechtstelling bezoek van een predikant. Hij was daarmee geen uitzondering; vroeger was zielszorg aan ter dood veroordeelden heel gebruikelijk. De geestelijke bijstand werd de predikanten bepaald niet altijd in dank afgenomen, maar had gelukkig ook wel zegenrijke gevolgen.<br />

Een van de merkwaardigste onderdelen van de taak van een predikant in het verleden was het verlenen van geestelijke bijstand aan ter dood veroordeelden, voor en tijdens hun executie. Zoals gemakkelijk te begrijpen is, was deze zielszorg weinig populair bij de predikanten. Geen wonder, vaak rekenden de veroordeelden hen tot de maatschappelijke orde die besloten had tot hun executie. Zij stelden de geestelijken op één lijn met de rechter en de andere gerechtsdienaars en zodoende konden de predikanten die hen wilden aanspreken, nog wel eens rekenen op een zeer grove bejegening, soms ook op onverschilligheid. Daar staat tegenover dat de gesprekken ook zeer emotioneel geladen konden zijn en tot heftige gevoelsuitingen aanleiding konden geven. Overbodig waren de bezoeken nooit en hoewel zij vaak teleurgesteld werden, mochten de predikanten toch in sommige gevallen vrucht op hun arbeid zien. Dat de veroordeelden de predikanten nog wel eens als hun vijanden zagen, blijkt uit de laatste dagen van Johan van Oldenbarnevelt. Nadat hij in 1619 ter dood veroordeeld was, bezocht ds. A. Walaeus hem. Van Oldenbarnevelt ontving hem onvriendelijk.

Tranen
Hij had volgens zijn zeggen wel wat anders te doen dan met Walaeus te spreken. Walaeus ging daarop zitten en wachtte rustig af. Later sprak hij toch met Van Oldenbarnevelt en toen deze met tranen in de ogen opmerkte dat de doodstraf nu het loon werd voor 43 jaar arbeid voor het land, kon ook Walaeus zijn tranen niet bedwingen. Dit brak het ijs: na dit medeleven bleek Van Oldenbarnevelt veel meer aanspreekbaar.

Ik bid zelf wel
Soms bleven de veroordeelden met grofheid een gesprek onmogelijk maken. Een voorbeeld van hen was Henricus Slatius (1585-1623). Henricus Slatius was een tijdlang remonstrants predikant geweest, maar hij had ruzie gekregen met zijn geloofsgenoten. In 1622 raakte hij betrokken bij een samenzwering van de zonen van Van Oldenbarnevelt tegen prins Maurits. De zaak kwam voortijdig uit en ook Slatius werd gearresteerd. Na verhoor werd hij ter dood veroordeeld. Ook naar Slatius werden enige predikanten gestuurd om te vertroosten en te versterken, maar Slatius bejegende hen -volgens de historieschrijver- met grote schamperheid. Toen zij met hen wilden spreken over belijdenis van zonden, de bekering en de voorbereiding op de dood, wees hij hen bot af. Hij wist die dingen zelf wel, zo verklaarde hij, en mogelijk wel beter dan zijn bezoekers. Zij hoefden hem dat niet te vertellen. Verder probeerde hij staande te houden dat het geoorioofd was om een tiran (in dit geval prins Maurits) te doden. Toen hij op het schavot stond, vroeg de predikant Lamotius of hij nog een gebed voor hem zou doen. Slatius antwoordde bits: ,,Nee, ik zal zelf wel bidden.'' Zo ver is het niet gekomen, althans niemand heeft het hem zien doen. Nadat Slatius een doek voor zijn ogen gebonden had, knielde hij in het zand en werd hij onthoofd.

„Aldergruwelijkst"
De ter dood veroordeelden legden soms een grote onverschilligheid aan de dag. In zijn dagboek, dat in de pruikentijd werd geschreven, vermeldde de Amsterdammer Jakob Bicker Raye regelmatig dat een terechtgestelde als een beest gestorven was. Dat wilde zeggen dat hij geen enkel teken van berouw had getoond. In 1766 beschreef Bicker Raye het uiteinde van een '' aldergruwelij kste mens", een zekere Jean Hubain, „een Godtverzaaker en niet geloovende aan Heemel, Heil noch opstandiging of oordeel Gods, maar stellenden dood, alles dood." Deze Hubain kreeg enige dagen voor zijn terechtstelling een flesje rode wijn. Hij dronk het met smaak leeg en zei dat het hem meer verkwikte dan al die kletspraatjes van die zwartrokken. Na een aanspraak en vermaning van de hoofdofficier, die hem waarschuwde om niet langer met God en godsdienst te blijven spotten, reageerde Hubain met de woorden: ,,Komaan, laten we daar eens een snui^e op nemen." Toch bleven niet alle gesprekken van zielszorgers met gevangenen onvruchtbaar. Er zijn gevallen bekend van misdadigers die inderdaad hun schuld beleden en vergeving vroegen. In hoeverre dit voortkwam uit een waar berouw of dat het alleen veroorzaakt werd door angst voor de dood, is niet altijd duidelijk. In een paar gevallen heeft de oprechtheid van de bekering voor de omstanders wel buiten discussie gestaan. Het bekendste voorbeeld daarvan was de bekering van Anna Katharina Merks.

Bekering
Anna Katharina(17421763) werd al op jeugdige leeftijd wees. Na een moeilijk leven werd zij in verband met door haar gepleegde diefstallen gearresteerd en in Rotterdam opgesloten. Zij werd veroordeeld om "met den koorde" te worden gestraft, totdat de dood erop zou volgen. Een zware straf, gezien het misdrijf. Ook Anna Katharina werd opgezocht, in het bijzonder door twee ziekentroosters. Hun gesprekken werden gezegend en zij kwam tot een oprechte belijdenis en tot het vertrouwen dat haar zonden vergeven waren. Van de vrede die ze daarop ontvangen had, legde ze een helder getuigenis af. Het werd met blij dschap aangehoord. Vanaf het schavot vermaande ze de omstanders om zich te wachten voor het kwaad dat zijzelf bedreven had. Toen ze voor de worgpaal stond, vroeg de ziekentrooster voor iedereen duidelijk te verstaan, welke grond ze had om op het eeuwige leven te hopen. Ze antwoordde vol overtuiging: ,,Niets anders dan de volmaakte borggerechtigheid van Jezus, Die voor al mijn zonden voldaan heeft.'' Dit was haar enige grond. Daarop zei de ziekentrooster duidelijk: ,,Nu dan Katharina, ga dan heen in vrede. De God des vredes zij eeuwig de God van je zalige blijdschap. En zing dan voor de troon het lied van het Lam: Gij hebt mij Gode gekocht door Uwen bloede." Omdat het koord rond haar hals al toegehaald was, kon zij niet meer spreken. Als bewijs dat ze alles verstaan had en er " amen'' op zei, boog ze nog twee keer knikkend het hoofd voordat ze stierf. Hoewel dergelijke voorvallen niet vaak voorkwamen, gebeurden ze wel. De korte tijd voor een terechtstelling was voor God lang genoeg om een waarachtige bekering te werken. Dat blijkt ook uit de geschiedenis van Anna Katharina Merks. De gesprekken van de geestelijken werden gezegend.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 augustus 1990

Terdege | 64 Pagina's

In de 18e eeuw deed Merks op schavot geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 augustus 1990

Terdege | 64 Pagina's