Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Roeien op de Ankeveense plassen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Roeien op de Ankeveense plassen

Een zachte wind blaast de golfjes voort, de lichtglanzen drijven op de kammetjes

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In tweeën gedeeld door de Dammerkade en de Stichtse Kade ligt bij het dorp Ankeveen een fraai natuurreservaat. Het bestaat uit voedselrijke laagv eenpiassen, graslanden en moerasbossen. De Ankeveense plassen vormen slechts een gedeelte van het luisterrijke Vechtplassengebied. De mooiste en belangrijkste gedeelten ervan zijn niet meer vrij toegankelijk. Dat is noodzakelijk omdat de karakteristieke natuur zo kwetsbaar is. Stap eens met mij in de boot.<br />

De ochtendzon strooit glinsteringen over de smalle sloot die mij naar de plassen voert tussen Kortenhoef en 's-Graveland. Die plassen vormen een echt Hollands landschap. Het is vooral een boeiend gebied voor de liefhebber van planten en vogels. Die vindt men niet zozeer op de plassen, maar in de dichte vegetatie van struiken en planten op de eilandjes en > Loopt u eens geheel vrijblijvend binnen om dit en nog vele andere serviezen in het echt te bewonderen. Uw dealer van Wedgwood, Royal Albert, Villeroy en Boch, Royal Doulton, Johnson Brothers Mason enz. Voor informatie of folders schrijft u een brie^e zonder postzegel naar: in de omringende rietwildernissen en broekbossen. Die zijn daarom voor de watertoeristen niet toegankelijk. De recreatiedruk is te groot geworden.

Meerkoetjes
Het water van de sloot is spiegelglad. De nog laag staande zon glanst er flets in. De lucht is aan de horizon heiig. Het belooft een echte zomerdag te worden. In een wilgestruik zingt een spotvogel. Ik laat de roeispanen even rusten. Het is verstandig om mij niet te haasten, weet ik uit ervaring. Dit blijkt ook nu zo te zijn. Terwijl ik luister naar de uitbundige zang van de vogel die zijn naam eer aan doet, sluipt door de biezen en het riet langs de slootrand een meerkoet. Achter hem aan komt een stel kuikens. De oude roept waarschuwend. De kleintjes antwoorden piepend. Ze dribbelen tussen de ruigte om zo snel mogelijk te verdwijnen. Meerkoetkuikens zijn leuke diertjes. Ze zijn dofzwart, maar hebben opvallende rode wangetjes en een bruingeel, franjeachtig kraagje. Dat dragen ze niet als een deftig strak sjaaltje, maar losjes en bijna slordig omgeknoopt. Hun snavel is niet meer dan een klein geel puntje.

De spotvogel
Misschien heeft de spotvogel ook nog jongen. Hoog in een wilg, schuin op een tak zittend, met zijn kopje omhoog gericht, zingt hij luidruchtig. Duidelijk is zijn heldergele kleur, vooral van de buik. Alleen daaraan is hij reeds gemakkelijk te herkennen. Hij heeft echter een nog beter kenmerk. Wanneer hij zingt, spert hij zijn snavel ver open. Met wat geluk kan men dan de oranje binnenkant daarvan duidelijk zien. Die opvallende eigenschappen zijn gemakkelijk te beschrijven. Zijn zang is dat niet. De naam spotvo- • gel heeft hij omdat hij wordt beschuldigd van eindeloos nadoen van andere vogels. Dat doet hij echter niet uitsluitend. Spotvogels hebben ook een eigen lied. Sommige laten dat vooral horen, andere vinden nabootsen blijkbaar gemakkelijkker. Imiteren doen ze allemaal. Statig en schijnbaar als vanzelf zwemt een zwaan over het gladde water. Hij drijft zo rustig dat het water achter hem nauwelijks rimpelt. De houding en de blik van die grote vogel wekken de indruk dat hij trots en ongenaakbaar is. Het laatste is het geval wanneer hij jongen heeft. Dan verdedigt hij die met nijdig gesis en dreigende gebaren. Die tijd van zorg voor de jongen is voorbij. Deze vader of moeder drijft rustig als een witte vlek, die in het glanzende water weerspiegeld wordt.

Veldbloemen
In de zomermaand zijn al veel heesters en planten uitgebloeid. De lijsterbessen hebben met hun mooie, witte bloeischermen staan pronken. Nu hangen ze vol trossen bessen, die reeds warm oranje beginnen te kleuren. Opvallend is het koninginnekruid. Dat werd in het verleden leverkruid genoemd. Het zijn fors opschietende planten, soms wel ruim een meter hoog. De bloemen vormen een dichte, half bolvormige tros en staan dicht opeen. Ze zijn licht roodpaars of bleek rozerood. Door de harige stempels zien ze er pluizig uit. Tussen de ruigte staan de kale jonkers. Die distels zijn een lastig onkruid in tuinen en op bouwland. In deze rietwildernis zijn het echter fraaie en kleurige veldbloemen. De bloemkorfjes hebben een aparte kleur blauw. De hoog uitgegroeide smeerwortels staan ook in bloei. Hun bloemen zijn van een blauw dat sterk naar paars zweemt. Tussen de ruigte groeit de hondsdraf, een kruiper met blauwe lipbloemen. Hij is niet karakteristiek voor het waterland. Hondsdraf ruikt kruidig en voelt zich overal thuis. De wederik met zijn gele pluimen is wel een echte plant van de waterkant. De al even goudgeel gekleurde grote boterbloemen ook.

Een wekkertje
Op de plas laat ik de boot drijven en neem er opnieuw mijn gemak van. Aan de oever is het water onbeweeglijk en glad. Naar het midden kabbelen kleine rimpelgolfjes. Die krijgen van de zon een lichtschittering en kaatsen die terug. Een zachte wind blaast die golfjes voort, de lichtglanzen drijven op die kammetjes mee. Tot de golfjes inzakken en de glanzen doven. Het is een spel van huppelende lichteffecten, die rusteloos door de wind worden bespeeld. Boven dat schitterende spel is een strakblauwe lucht gespannen, waarin grote stapelwolken als schepen drijven. In het water wordt dat beeld herhaald. De zon is hoger geklommen en is warm. De stilte is heeriijk. Door zonnewarmte en koele wind, geur van het water en windgesuis zou ik slaperig worden. Maar het lijkt wel alsof ergens een zacht wekkertje dit probeert te voorkomen. Het geluid klinkt ongeveer als "sirrrrrrrrrrrr", heel lang aangehouden. Het is de snor die dit liedje laat horen. Dat is een vogel die zich bij voorkeur ophoudt in het met riet en struiken begroeide plassengebied. Dat is een typische biotoop voor deze vogel. Wie niet speciaal op vogels let, zal zijn gezang niet gauw horen.

Karekiet
Ik probeer de vogel te lokaliseren, maar dat valt niet mee. Hij blijkt hoog op een tak te zitten, goed verscholen door de bladeren. De snor is bruinachtig en heeft geen opvallende kenmerken. Hij lijkt wel wat op de kleine karekiet. Zijn krekelachtig gesnor kan worden verward met het geluid dat de sprinkhaanrietzanger maakt. Die houdt dat trillertje echter veel langer aan. De karekieten zijn ook present. Dit is immers hun domein. Op de lagere school wordt de verkeerde mening verkondigd dat deze vogels in hun zang slechts hun naam herhalen. Ik verbaas mij altijd over de uitgebreide tonenreeks die de kleine karekiet blijkt te beheersen. De klanken arre en orre worden afgewisseld met allerlei welluidende ie-klanken. De grote karekiet zingt krakerig en scherp. Toen dit plassengebied nog overal toegankelijk was, hoorde ik hem op veel plaatsen. Nu tref ik hem nog maar zelden en op veel plaatsen nooit meer aan. De kans is groot dat hij spoedig in ons land als broedvogel zal verdwenen zijn.

Lelies en plompen
Ik passeer een groot veld waterlelies. Jagers hebben er een schiethut van dood riet gebouwd. Een elzestruik heeft kans gezien zich ertegen te vestigen. Veel mooie drijfbladeren van de waterlelies zijn aangevreten door slakken en insektelarven en daardoor nogal pokdalig. Onder water zijn de bladeren purperachtig van kleur. Wanneer ze zich op het wateroppervlak uitspreiden, wordt de bovenkant groen. Het blad van de waterlelie is rond, dat van de gele plomp is eivormig met een spitse punt. De waterieliebladeren zijn aan de randen enigszins opgekruld en verdringen elkaar. Op veel plaatsen is zo weinig ruimte dat de bladeren niet kunnen drijven, maar boven het water uitsteken. De wonderschone witte bloemen bloeien tot ver in augustus. Er komen echter geen dansende vlinders of andere sierlijke insekten op af. De kelken zitten vol met kleine zwarte vliegjes, ordinair bezoek dus. De gele plompen hebben niet van die romantische bloemen. De knoppen ervan worden vaak stukgepikt en uit elkaar gerafeld door de meerkoeten. De waterlelies sluiten zich voor de nacht. De bloemen van de gele plomp blijven dag en nacht open. De drijfbladeren van plompen en waterlelies verkleuren in de herfst mooi geel.

Gebrabbel
In een wilgestruik vraagt een andere zanger mijn aandacht. Het is een vogel die niet goed zingen kan, hoe hij ook zijn best doet. De rietgors brengt het er slecht van af met zijn simpel wijsje. Het gebrabbel van hem klinkt ongeveer als siesie-siesie. Het wordt enigszins stotterend gebracht, alsof hij weet dat hij niet zingen kan. Hij voelt zich thuis in dit rietland. De rietgors heeft een mooi getekend verenkleed. Zijn rug is warmbruin met donkerder vlekken. Zijn buik is grijsachtig. Het mannetje heeft een zwarte kop en bef, mooi afgezet met een sterk contrasterend wit kraagje. De buitenste zomen van zijn staart zijn ook wit. De rietgors spreidt zijn staart geregeld. Van de dicht begroeide oever komt het geroep van een tortelduif. Dat klinkt niet stotterend, maar wel zeer eentonig: toer-toertoer... Een ander geluid kan hij niet maken. Wie dit leest, krijgt er geen goede indruk van. Het getoer klinkt heel bijzonder en het is een echt zomergeluid, enigszins dromerig en goed passend bij zonnewarmte en lange dagen. Het lijkt alsof het geluid zich verplaatst. Soms klinkt het veraf, dan weer dichtbij.

Verkleuren
Dicht bij de oever vind ik een laat broedsel van een meerkoet. Tussen de stevige stengels van een pol mattenbies heeft hij zijn nest gemaakt. In een warme kom van overjarig gras en biezen liggen vier eieren, geelgrijs met bruine stippels en streepjes. Meerkoeten bouwen stevige, droge nesten. Zelfs als er reeds eieren in liggen blijven ze soms met nestmateriaal aanslepen. De broedtijd en de zangtijd van de vogels is bijna voorbij. Straks gaat het riet verkleuren met alleriei tinten bruin en geel. In herfst en winter trekken grote koppels sijsjes door de elzestruiken, die vol zaad hangen. Op de plassen overwinteren eenden uit het noorden. Als de koude noordooster blaast, is het plassengebied een bar oord, maar ook dan boeiend en mooi.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 29 augustus 1990

Terdege | 64 Pagina's

Roeien op de Ankeveense plassen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 29 augustus 1990

Terdege | 64 Pagina's