Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kruistochten naar het Heilige Land

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kruistochten naar het Heilige Land

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1096 vertrokken de mannen en de vrouwen die aan de eerste kruistocht deelnamen uit Europa om het Heihge Land te veroveren; in 1291 werden de laatste burgers van de christelijke rijken die zij daar stichtten door de legers van de islam de zee in gedreven; nu 700 jaar geleden. De gevolgen van de kruistochten zijn tot op de dag van vandaag merkbaar, zowel op religieus als op cultureel gebied. In Israël staan bij voorbeeld nog diverse "kruisvaardersforten".<br />

De donkere middeleeuwen volgden op de geleidelijke vernietiging van het Romeinse Rijk door de barbaren. Toen telkens weer golven zwervende barbaren de Romeinse wereld overspoelden, viel het bouwwerk van de beschaving in het Westen langzaam uiteen. Gedurende de eeuwen die volgden werd er, behalve door Karel de Grote, weinig gedaan om het verval een halt toe te roepen. Steden werden door brand en oorlog verwoest, hun inwoners werden uitgemoord of stierven doorziekten. Andere steden bleven bestaan, maar met een bevolking die tot enkele duizenden was teruggelopen, terwijl daarin de dagen van Rome tien maal zoveel mensen hadden geleefd. Het enorme Romeinse wegennet werd verwaarloosd. Laaggelegen gebied, door de Romeinen drooggelegd, veranderden opnieuw in moerasland. Elders werden rijke landbouwgronden verlaten omdat er niemand meer was om de landerijen te bewerken, zo drastisch was de bevolking door oorlog, honger en ziekte teruggelopen.

Byzantijnen
Constantinopel werd gebouwd door keizer Constantijn op de plaats van de oude stad Byzantium en dankt haar naam aan haar stichter. Op 11 mei 330 werd ze ingewijd als de nieuwe hoofdstad van de Romeinse wereld, en ze zou meer dan duizend jaar standhouden. Pas op 29 mei 1452 stroomden tachtigduizend Turken, aangevoerd door Mohammed de Veroveraar, door een bres in haar muren -die door slechts zevenduizend uitgeputte manschappen werden verdedigd— de stad binnen. Na de tijd van keizer Constantijn slaagde de oostelijke helft van het rijk, met zijn nieuwe hoofdstad aan de Bosporus, er in de voortdurende aanvallen van de barbaren te weerstaan, terwijl het westelijke deel ten onder ging. Het nieuwe rijk werd in deze tijd herhaaldelijk aangevallen en verwoest, maar de invallers konden steeds weer verdreven worden. In de eeuw voor de kruistochten omvatte het het grootste deel van de oostelijke Balkan, Syrië, Mesopotamië, Palestina en Egypte.

Eenheid
De wereld van de "westerling" van die dagen verschilde hemelsbreed van die van de grote beschaving in het Oosten. Terwijl hier in het Westen iedereen tegen iedereen vocht, beschouwden allen in het Oosten zich als echte Byzantijnen, erfgenamen van de Romeinse cultuur, en spraken dezelfde taal, het Grieks. Toch bestond de Byzantijnse samenleving uit vele rassen en volken, variërend van Grieken en Romeinen van het zuiverste soort tot Armeniërs, joden, Syriërs, Goten en Slaven. Aan de afkomst ontleende men een geweldige trots. Romein-zijn betekende in de Byzantijnse tijd burger te zijn van de grote en eeuwige natie, die synoniem was geworden met de christelijke beschaving zelf.

Aanleiding
De directe aanleiding voor de kruistochten vormde de nederlaag van de Byzantijnse troepen bij Manzikert, een plaats in het tegenwoordige Turkije. Zij werden verslagen door een nieuw volk, de Seldsjoekse Turken, die uit Azië kwamen. Nu de legers van de islam opnieuw in het hele Oosten zegevierden, kon de keizer van het Byzantijnse Rijk, Alexius I Comenus, zich alleen maar tot het Westen wenden om daar hulp te vragen. Hij deed geen beroep op de christenen in het Westen om hem te helpen zijn rijk in ere te herstellen, hoewel dat zeker zijn bedoeling was. In plaats daarvan deed hij een dringend beroep op de paus om hem te helpen de oosterse christenen te bevrijden van de tirannie van de mohammedaanse veroveraars. Het was ondraaglijk, zei hij, dat zij en de heilige plaatsen van hun geloof werden vertrapt onder de laarzen van de ongelovige Turken. Zijn woorden zouden zo'n weerklank krijgen in de harten van de gewone mannen en vrouwen in geheel West-Europa dat de loop der geschiedenis erdoor veranderd zou worden. Paus Urbanus II kwam zeer onder de indruk van de woorden van keizer Alexius en ging tot actie over op 27 november 1095, tijdens het Concilie van Clermont-Ferrand. Urbanus wendde al zijn welsprekendheid aan om de mensen van het nut van een heilige oorlog te overtuigen. Toen hij sprak van de ontheiliging van de heilige plaatsen door de legers van de "anti-christ" kwam er onmiddellijk een krachtig antwoord. Onder het roepen van de kreet „God wil het" smeekte men de paus deel te mogen nemen aan de veldtocht in het Heilige Land. Aan allen die stierven zou absolutie verleend worden voor al hun zonden. Nooit in de geschiedenis heeft een dergelijke oproep zo veel weerklank gevonden. Gedurende bijna tweehonderd jaar trokken mannen en vrouwen naar het Oosten om er in „ de legers van Christus" te vechten. Tijdens deze onderneming van ongekende omvang verschenen helden en diplomaten, hoffelijkheid en ongelooflijke barbaarsheden op het podium van de geschiedenis. Gedurende bijna twee eeuwen waren mensen van allerlei slag verwikkeld in de strijd om het bezit van de heilige plaatsen van het christelijk geloof, waarvan vele trouwens ook voor de mohammedanen heilig waren. Het was een strijd van drie werelden: de wereld van de westerse christenheid, die moeizaam verrees uit de barbaarsheid van de duistere middeleeuwen, kwam in botsing met de uiterst beschaafde Byzantijnse wereld, die politiek in verval was; en beide werden bestreden door de wereld van de islam, waarin Arabieren met hun cultuur tegenover Turken uit de steppen van Azië stonden die in het be^n geen aanspraak konden maken op enige vorm van beschaving. Het zou te ver voeren om al de gebeurtenissen van deze twee eeuwen hier te beschrijven. Interessanter is het om de leefwijze van de kruisvaarders en alles wat ze tot in onze tijd nalieten onder de loep te nemen.

Eerste tocht
In totaal ondernamen de verschillende koningen in het Westen zeven tochten naar het Heilige Land. Geen ervan werd zo succesvol als de eerste, onder leiding van de hertog van Neder-Lotharingen, Godfried van Bouillon. Aan het hoofd van een voornamelijk Frankisch leger vertrok hij in het jaar 1096 naar Palestina. Na de reis door de Balkan en Klein-Azië bereikte hij Antiochië. Zijn broer Boudewijn was al eerder afgebogen naar de stad Edessa. Beide steden vielen in het jaar 1098 in handen van de kruisvaarders. Boudewijn had in Europa geen landgoederen, zodat hij hertog van Edessa en alle omliggende gebieden werd. Ook Antiochië werd een vorstendom. Op 15 juli 1099 werd Jeruzalem veroverd. In datzelfde jaar werd Godfried van Bouillon gekozen tot "Advocatus Sancti Sepulchri'', ofte wel "Verdediger van het Heilige Graf'. In feite was hij koningvan Jeruzalem. Met de verovering van Tyrus in 1124 werd een nieuw vorstendom gesticht, met Tripoli als hoofdstad. Met de oprichting van deze vorstendommen, die vanaf nu de "Landen van Overzee" genoemd worden, verbraken de kruisvaarders hun eed van trouw aan de Byzantijnse keizer. Vóór de verovering van de Landen van Overzee behoorden die gebieden immers aan de keizer. Hoewel de verhouding tussen de Byzantijnen en de kruisvaarders gespannen bleef, kon men in de Landen van Overzee altijd rekenen op de steun van het immer machtige Byzantijnse Rijk.

Versterkingen
Toen in het jaar 1100 Godfried van Bouillon stierf, volgde zijn broer Boudewijn hem op. Als geen ander spande hij zich in om de positie van de nieuwe gebieden veilig te stellen. In alle landen liet Boudewijn versterkingen bouwen om strategische wegen, rivieren en bergen te beschermen tegen de altijd aanwezige mohammedaanse vijand. Voor het koninkrijk Jeruzalem werd de belangrijkste versterking de havenstad Akko. Akko was ook het laatste kruisvaarderssteunpunt van dit koninkrijk, dat in handen van de mohammedanen viel. Andere zeer sterke en belangrijke steunpunten hielden niet zo lang stand, maar toen was het einde van de Landen van Overzee al gekomen. Ondanks de tand van de tijd en de vele oorlogen die in de omgeving gewoed hebben, bestaan de meeste van deze versterkingen nog steeds. De meest tot de verbeelding sprekende en makkelijk toegankelijke versterkingen zijn ongetwijfeld Akko en het kruisvaarderskasteel Belvoir, in het noorden van het huidige Israël. Akko vormde de belangrijkste haven om de steunpunten van de ridders van proviand en wapens te voorzien. Daar dikwijls de route naar het Heilige Land via Klein-Azië versperd was door de Turken, kwamen nieuwe versterkingen en pelgrims vanuit Europa in Akko aan. Vandaaruit werden zij verspreid over het land via een uitgebreid wegennet, dat door kastelen beveiligd was. De gigantische fortificaties rond Akko tonen het belang van de stad aan — en de bouwkunst van de kruisvaarders.

Belvoir
Een ander "toonaangevend" fort is het door de orde van de Johannieters gebouwde kasteel Belvoir. Samen met de Orde van de Tempeliers vormden de Hospitaalridders of Johannieters de enige twee ridderorden in de Landen van Overzee. De eersten verdedigden de pelgrims op weg naar het Heilige Land. De anderen verpleegden zieke soldaten en pelgrims. Belvoir werd waarschijnlijk aan het begin van de twaalfde eeuw gebouwd. Vanaf 1180 tot 1184 was het fort het toneel van verwoede gevechten. De ridders wisten echter voortdurend de aanvallen af te weren. Na de nederlaag van de kruisvaarders bij de Hoorns van Hattin door het leger van Saladin werd het fort weer belegerd en nadat in januari 1189 de buitenste muur gevallen was, gaf het fort zich over.

Getuigen
Door innerlijke verdeeldheid onder de leiders van de kruisvaarders en de twee ridderorden mocht de tegenstand niet baten. De tekenen van de ondergang werden zichtbaar na de nederlaag bij Hattin. Stuk voor stuk moesten de kruisvaarders de steunpunten opgeven en in 1291 viel het doek definitief. Zo veel mogelijk steunpunten en versterkingen werden daarna verwoest, opdat de kruisvaarders nooit terug zouden keren. Maar het bleek onmogelijk om alle tekenen van de beschaving te vernietigen. Tot op de dag van vandaag staan zij daar als stille getuigen. Zelfs tot in onze tijd worden de oude steunpunten nog gebruikt. In Libanon moest het Israëlische leger dagen vechten om het kruisvaardersfort Beaufort te veroveren en Belvoir wordt nu nog gebruikt als radarpost door het Israëlische leger.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 maart 1991

Terdege | 80 Pagina's

Kruistochten naar het Heilige Land

Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 maart 1991

Terdege | 80 Pagina's