Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Trektocht door een land van tranen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Trektocht door een land van tranen

Hongerdood bedreigt 1,3 miljoen mensen in Wollo

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zeven jaar na de ernstige hongersnood van 1985 dreigt Ethiopië opnieuw te worden getroffen door een ramp van ongekende omvang. Alleen al in de provincie WoUo worden naar schatting 1,3 miljoen mensen met de hongerdood bedreigd. Dessie, de hoofdstad van Wollo, is overspoeld met ontheemden. Slachtoffers van de vorige hongersnood. Door Eritrea uitgespuwde "verraadsters", die een huwelijk aangingen met de tegenpartij. Gedemobiliseerde soldaten. En vluchtelingen voor het naderende spook van een nieuwe hongersnood. De straten zijn ermee gevuld. Ieder probeert op z'n eigen manier te overleven. Verslag van een zevendaagse trektocht van dr. Minas Huray

Apathisch zit een groepje vluchtelingen aan de voet van een ruwstenen omheining rond een Koptische kerk in Dessie. De kinderen spelen zelfs in deze miserabele omstandigheden hun spel, terwijl de ouders toekijken, afgemat en koortsig. Na zware bombardementen op de havenstad Assab zijn ze vorig jaar hals over kop gevlucht en berooid in Dessie aangekomen. De opvangkampen waren overvol. Na lang zoeken vonden ze een stukje grond bij de muur rond de kerk. Daar leven ze, onder de open hemel. De bevolking van de Ethiopische provinciehoofdstad is in twee jaar verdrievoudigd door de stroom van hulpzoekenden, die vaak niet meer bij zich hadden dan dat wat ze konden dragen. Alles wat nog enige waarde had is gestolen of opgeëist door truckchauffeurs, die zich voor het vervoer in natura lieten betalen en zich verrijkten via de nood van landgenoten. Het stadsbestuur is niet in staat om alle vluchtelingen in kampen onder te brengen. Vandaar dat een deel op straat bivakkeert, in bouwsels van lompen, jute en plastic.

Houthandel
Opvallend is het grote aantal kinderen onder de vluchtelingen in Dessie. Zerihun van tien, Kebede van twaalf en Alemayehu van veertien hebben de handen ineen geslagen in de strijd om het bestaan. Ze verkopen brandhout en verdienen daarmee een welkome grijpstuiver. Handig manoeuvreren ze een stapel eucalyptustakken door de straat, op een kar die ze voor dit doel hebben gehuurd van Tesfaye, een oudere knaap. Afkomstig van het platteland van Wollo zijn ze in de hongersnood van '85 naar Dessie gekomen. Kloek houden ze vast aan hun besluit om onder geen beding terug te keren naar hun geboortegrond. De hongersnood ligt als een nachtmerrie in hun herinnering. Het agrarische bestaan en een leven van honger zijn in hun beleving onafscheidelijk aan elkaar verbonden. Ze verkiezen het leven in de stad, al verschilt dat weinig van het leven van een straathond. Vroeg in de morgen kopen ze brandhout in bij een illegaal distributiepunt. Hoewel het verboden is om bomen te kappen, in verband met de desastreuze ontbossing, trekken alleenstaande moeders dagelijks het bos in. Met het risico gearresteerd te worden of zelfs beschoten, brengen ze hun oogst van takken en loof naar de opkoper. Om de kans op arrestatie zo gering mogelijk te maken wachten ze met transport tot de nacht is gevallen.

Overvoerde markt
Voor de morgenschemering halen de drie vrienden hun handel op en beginnen met de distributie. Zolang ze minderjarig zijn is dat vreemd genoeg niet verboden. Zonder angst voor politie of wet duwen ze hun gehuurde kar voort en bezorgen hun produkt bij de klanten. Aan het eind van de dag keren ze terug naar Mougad, een van de armoedigste wijken van de stad. Daar brengen ze de nacht door op een gehuurd matrasje. De opbrengst van hun negotie is niet toereikend voor het inkopen van voldoende voedsel en kleding. Ze leven bij de gratie van sommigen klanten die hen iets extra's toeschuiven. Het is een hard bestaan. De concurrentie is moordend. Alle houtverkopers proberen hun afzetgebied in de stad te vergroten. De afgelopen dagen is de prijs gekelderd door een overvoerde markt, gevolg van een verminderd toezicht in het bos. Bovendien moeten de jeugdige verkopers een tiende van hun verdiensten afstaan aan hun "beschermheer", die hen van handel voorziet. Op de vraag hoe ze hun toekomst zien, reageren ze verrast. Daar hebben ze nog nooit over nagedacht. > Elke dag heeft genoeg aan z'n eigen Icwaad.

Hongersnood
De vluchtelingen in Dessie vallen in vier groepen uiteen. In de eerste plaats zijn er de slachtoffers van de hongersnood in '85. Wollo behoorde tot de zwaarst getroffen provincies van Ethiopië. Een halve eeuw geleden was het nog een streek die vloeide van melk en honing. Fris en groen, voor veertig procent bedekt met bos. Nu is dat nog slechts drie procent. De gevolgen van de ontbossing zijn dramatisch. Klimaatsverandering en erosie hebben grote delen van de eens zo vruchtbare provincie veranderd in een desolate woestenij. De beelden van de hongersnood schokten de hele wereld. In totaal werden 650.000 hongerlijders door het leger getransporteerd naar vruchtbaarder, maar extreem hete delen van het land, vaak honderden kilometers van hun geboortegrond. Een wrede deportatie van het ene oord des doods naar het andere.

Diaspora
Duizenden kwamen in het land van hun vreemdelingschap om. Zij die de strijd om een minimaal bestaan overleefden, werden vorig jaar verdreven door de bevolking van het gebied waar ze als gast verkeerden. Na een zevenjarige diaspora keerden ze terug naar hun eigen provincie. Een reis van honderden kilometers, vaak onder mensonterende omstandigheden. Terwijl ze nog steeds wachten op hulp van de autoriteiten, is er een schrijnend gebrek aan huisvesting en voedsel. De haastig opgezette tentenkampen zijn niet toereikend om de stroom vluchtelingen te bergen. Opvallend is het grote aantal alleenstaande vrouwen met kinderen. Weduwen van mannen die niet opgewassen waren tegen het zware pionierswerk en in een vergeten stukje grond ter aarde zijn besteld. Een deel van de teruggekeerden heeft onderdak weten te vinden in een van de opvangkampen. De rest annexeerde een busstation, trok op straat een primitiefbouwsel op of strekt de ledematen op de harde grond. Met nauwelijks een draad aan het lijf en een slecht gevulde maag trotseren ze de koude van de nacht en de moordende hitte van de dag.

Gedumpt
Een van hen is Alemitu. In een rugzak draagt ze haar twee jaar oude zoon Aberra. Het tweetal is op weg naar Wadla Delanta, negentig kilometer ten noordwesten van Dessie. Emotieloos doet ze haar relaas. In 1985 werd ze met haar echtgenoot Asfaw en vele anderen van het dorp naar een opvangkamp in Kombolcha gebracht. Daar verbleef ze tot onverwacht de militairen verschenen, die hen als vee in een Russisch vliegtuig dreven. Met familiebanden werd geen rekening gehouden. Gezinnen werden zonder mededogen uiteen gescheurd. Met honderden anderen werden Alemitu en haar echtgenoot overgevlogen naar de provincie Wollega, zo'n duizend kilometer verderop. Daar werden de slachtoffers van de hongersnood gedumpt in een ongecultiveerd stuk land. Ze moesten maar zien hoe ze een nieuw bestaan opbouwden, te midden van geboomte, taai gras, giftige slangen en wild gedierte. Zonder scholen, zonder medische voorzieningen. Onder een brandende zon.

Geen medelijden
Nadat het stuk grond gereinigd was van doorns, distels en ander kwetsend kruid, bouwden ze er hun simpele hutten van boomtakken en loof Vervolgens begonnen ze het land te cultiveren. Zonder goed gereedschap. Alleen voor de overheidsbedrijven (waar een deel van de plaatselijke bevolking werkt) waren tractoren beschikbaar. De gedeporteerden moesten het met de hand zien te rooien. Na een jaar bleek dat het laagland volstrekt ongeschikt was voor de teelt van groenten en granen, die in hun geboortestreek WoUo wel gedijden. Het land hier leende zich slechts voor de verbouw van gewassen als katoen, waarmee geen maag kan worden gevuld. Onbekendheid met de teeltnogelijkheden deed veel getransporteerden de das om. De honger sloeg ook in den vreemde toe. Tropische ziekten als malaria en bilharzia deden de rest. Velen stierven, vooral mannen. De oudere jeugd werd ondergebracht bij leden van de lokale bevolking, die hen als slaven misbruikten.

Rampspoed
Met afschuw denkt Alemitu terug aan de dreigende sfeer in het vluchtelingenoord, door de voortdurende aanwezigheid van militairen. Godsdienstige samenkomsten waren verboden. Zelfs op zondag moest worden gewerkt. Duizenden stierven. Ze verloor haar man toen Aberra slechts een maand oud was. „Asfaw is gestorven van ziekte en heimwee", stelt ze triest vast. „Hij kon er niet meer tegen." Na zijn dood wist ze zich in leven te houden met de geringe opbrengst van het toegewezen stukje land en de baten van haar handeltje in kippen. Door de val van het militaire regime van Mengistoe sloeg vorig jaar een nieuwe golf van rampspoed over haar heen. De lokale bevolking, die zich bevrijd zag van een gestrenge overheid, overviel de vreemdelingen en plunderde hun bezit. Als door een wonder wist Alemitu te ontkomen. Met Aberra op haar rug ondernam ze lopend en liftend de terugtocht naar Wollo. Daar werd al haar hoop in één klap vernietigd. Haar oorspronkelijk bezit was in andere handen overgegaan. Zelfs haar naam komt niet meer voor in het plaatselijk bevolkingsregister. Nu zwerft ze doelloos rond, wachtend op een wonder.

Pelgrimage
Elk lid van het vluchtelingenleger heeft z'n eigen verhaal. Ato Agonafer, zijn vrouw Abebou, hun kleinkinderen en wat verdere familie zijn op weg naar het bedevaartsoord Gishen Mariam, zestig kilometer ten noorden van Dessie. Ato gaat hen voor, als een oudtestamentische patriarch. Na zijn gedwongen deportatie van Wollo naar Gambella in 1985, slaagde hij erin daar een redelijk bestaan op te bouwen. De herinnering aan alle doorstane ellende begon reeds te vervagen. Nu staat hij er weer middenin. In het machtsvacuüm dat ontstond na de val van Mengistoe, plunderde en vernietigde de bevolking van Gambella het bezit dat de vreemdelingen met bloed, zweet en tranen hadden verkregen. Ato wachtte het oordeel niet af Toen hem het bericht bereikte dat sommige lotgenoten letterlijk waren afgeslacht, vertrok hij direct. Achter op een truck reisde hij met zijn verwanten naar Dessie, waar Ato van het gemeentebestuur een stuk land hoopt te krijgen, om een nieuw bestaan op te bouwen. Hij heeft te horen gekregen dat het nog wel drie maanden kan duren, eer hij antwoord ontvangt. Waarop hij besloot een pelgrimstocht te maken naar Gishen Mariam.

Vier wezen
Yitbarek en z'n broers, vier zoons van een vermoorde predikant van de Ethiopische Orthodoxe Kerk, zijn er nog ellendiger aan toe. In een van de opvangkampen liggen ze in een tent op de harde grond, te midden van tientallen anderen. Een ranzig aroma van zweet en ongewassen kleding omgeeft het haveloze gezelschap. Yitbarek is met z'n veertien jaren de oudste van het viertal. Met z'n drie broers van tien, zeven en drie o jaar maakt hij deel uit van een groep verdrevenen uit Gambella. Meest vrouwen en kinderen, hals over kop gevlucht voor de agressie van de plaatselijke bevolking. Ook de familie van Yitbarek werd in de hongersnood van '85 door militairen gedeporteerd. Van een dorp in Noord-Ethiopië naar een kamp in Gambella. In het geheim zette Yitbareks vader, de predikant, daar zijn religieuze arbeid voort. Zijn vrouw kon het harde leven niet aan en stierf. Enkele maanden later werden de jongens, die buiten het kamp actief waren als geitenhoeders, opgeschrikt door geweerschoten. Angstig verscholen ze zich in het bos. Ze durfden pas te voorschijn te komen toen na anderhalve dag een groep militairen naderde om de belaagden te redden. De overvallers hadden allang de benen genomen. Ze hadden geen half werk verricht. Yitbarek vond zijn vader gedood en het geringe bezit geplunderd. Met wat bekenden begroef hij zijn vader en reisde te midden van honderden anderen op militaire trucks naar Dessie. Daar ontvingen ze voedsel, kleding, dekens en medische zorg. Op de vraag hoe het verder moet, haalt de veertienjarige knaap de schouders op. „Wie zit te wachten op vier weeskinderen?"

Sporen van de oorlog
Een tweede groep van vluchtelingen in Dessie en omgeving wordt gevormd door evacuées. In de jarenlange burgeroorlog tussen het voormalige regeringsleger en de voor zelfstandigheid strijdende opstandelingen uit Eritrea zijn ze naar de relatief rustige hoofdstad van WoUo gekomen. De bittere burgeroorlog werd vorig jaar in het voordeel van het Eritrese onafhankelijkheidsleger beslecht. De sporen van de strijd zijn nog overal te vinden. Direct zichtbaar in de zogenaamde "Stalinorgels", militair wapentuig van Russische makelij, dat verminkt langs de wegen staat. Minder zichtbaar, maar veel ingrijpender in het veroorzaakte leed dat zich niet zomaar laat opruimen. In een grote groene tent, die boven alle andere tenten van een opvangkamp in Dessie uitsteekt, wachten Eritrese moeders met hun kinderen op de terugkeer van hun echtgenoot en vader, die waarschijnlijk nooit zal komen. De moeders maakten de fout om te huwen met in Eritrea gestationeerde militairen van het overheidsleger. Na de val van Mengistoe zijn deze vrouwen door de Eritrese bevolking als verraadsters uitgespuwd. In vrachtwagens zijn ze met hun kinderen overgebracht naar Dessie. Een traject van achthonderd kilometer, veelal onverharde weg. Uitgeput kwamen ze in de stad aan, waar ze de groene tent als onderkomen aangeboden kregen. Verder moeten ze zich maar zien te redden.

Schrale troost
Elizabeth, moeder van twee kinderen, leerde haar man kennen in Asmara, de hoofdstad van Eritrea. Hij was daar gestationeerd als sergeant van het overheidsleger. Net als veel meisjes in de stad had Elizabeth geen werk. Tot prostitutie, waartoe veel leeftijdgenoten overgingen, wilde ze zich niet vernederen. De ontmoeting met Mekonen bracht uitkomt. Als ze met hem trouwde, was ze verzekerd van een redelijk bestaan. Over de consequenties van het huwelijk dacht ze niet na. Na jaren van armoede leidde ze met haar man een naar Ethiopische maatstaven comfortabel leven. Tot de stad in handen van de Eritrese vrijheidsstrijders viel en Mekonen spoorloos verdween. Of hij nog leeft weet ze niet. Het was onmogelijk om in Asmara te blijven wonen. De buurt maakte haar het leven onmogelijk. Nadat ze al haar bezittingen en sieraden had verkocht, trok ze ten einde raad met andere uitgestoten vrouwen naar Tigrai en vandaar naar Dessie. Door haar twee kinderen is het schier onmogelijk om werk te vinden. Het kind op haar rug hoest zorgwekkend. Elizabeth vreest dat het longontsteking heeft. Haar enige troost is dat ze niet alleen staat in deze omstandigheden. Ze weet zich omgeven door een schare lotgenoten.

Dekens
Het tentenkamp waarin ze werd geplaatst heeft z'n eigen bestuur. Volgens de laatste "bevolkingstelling" bergt het vierduizend personen, verdeeld over vierhonderd huishoudens. De kinderen krioelen rond in de smalle slopjes tussen de tenten. Hun belangrijkste klacht is dat ze geen enkele speelruimte hebben. Op de vraag waar hun vaders zijn, halen ze mismoedig de schouders op. „We weten het niet." „Een jaar geleden heb ik voor het laatst iets van m'n man gehoord", klaagt Mihiret, die met drie kinderen naar Dessie kwam. Net als Elizabeth was ze gehuwd met een officier van het voormalige overheidsleger en woonde in Asmara. Op de dagelijks weerkerende klacht van haar kinderen wanneer papa nu eindelijk thuiskomt, antwoordt ze met een schouderophalen. Alle vrouwen klagen over de rantsoenen. De hoeveelheid graan die wordt verstrekt, is absoluut ontoereikend om de vele monden te voeden. Olie is er helemaal niet meer. Ook aan dekens is een tekort. Maar als dr. Minas Huray, directeur van de hulporganisatie Hope Enterprises, tot uitdeling van dekens aan de allerarmsten wil overgaan, wordt hem te kennen gegeven dat men daar geen prijs op stelt. Iedereen een deken of niemand. Teleurgesteld moet Minas tot het laatste besluiten. De voorraad dekens is te gering om elke kampbewoner een exemplaar te kunnen bieden. Ook onder vluchtelingen is egoïsme een onuitroeibaar kwaad.

Honger
Een derde groep van ontheemden in Dessie wordt gevormd door gedemobiliseerde militairen van het verdreven regime. Hun betaling is stopgezet. Een deel vernederde zich en bedelt. De maaltijden die in Addis Abeba door Hope Enterprises worden verstrekt aan de paria's van de samenleving, gaan voor een groot deel naar deze voormalige trotse strijders. Een ander deel van deze categorie leeft van diefstal. Ten slotte wordt de stad geconfronteerd met de eerste slachtoffers van een nieuwe hongersnood die voor de deur staat. Hun aantal zal naar verwachting de komende maanden explosief toenemen. Evenals in 1985 wordt Wollo bedreigd door een ramp: 1,3 miljoen mensen dreigen te sterven van de honger. De geschiedenis herhaalt zich. Het nijpende tekort aan voedsel heeft een ware volksverhuizing op gang gebracht. Lalibella, 240 kilometer ten noordwesten van Dessie, is al overspoeld door bewoners van het platteland. Door honger gedreven zijn ze naar de stad zijn gekomen. Vermoeid, hongerig en met uitgebluste ogen wachten ze daar op de dingen die komen gaan. Een macabere mensenmassa, die hulpverleners voor onoverzienbare problemen plaatst. Nog nacht Aregash is met haar twee jaar oude zoon Tadelle neergezakt tegen een ruwe stenen muur. Ze heeft een voetreis van drie dagen achter de rug. Haar man en haar oudste zoon zijn achtergebleven om te waken over hun armoedige bezit. Een deel van het vee is al gestorven door gebrek aan water. Toen ze vertrok was er nog voor een maand eten in huis, terwijl de nieuwe oogst pas in november kan worden binnengehaald. Het land is door de aanhoudende droogte en de te intensieve teelt volkomen uitgeput uitgeput. Toch wordt er nog geploegd in de woestijn. Op hoop van regen. Tadelle huilt. Het kind is op van vermoeidheid en wordt gekweld door honger. Aregash heeft al haar hoop opde hemel gevestigd. „God heeft beloofd dat hij zorgt voor hongerenden en dorstenden", zegt ze zacht. De elfjarige Messelou, die haar broertje Tesfa van anderhalfop de rug draagt, voert de strijd tegen de honger zonder ouders.Ze is het verzengde platteland van Noord-Ethiopië ontvlucht, op zoek naar voedsel en hulp. Tot nu toe heeft ze geen enkel erbarmen gevonden. Ook na de beëindiging van de bloedige burgeroorlog is Ethiopië een land van tranen. De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 juni 1992

Terdege | 68 Pagina's

Trektocht door een land van tranen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 juni 1992

Terdege | 68 Pagina's