Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De leerschool van het leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De leerschool van het leven

Gepensioneerde vroedvrouw Jo van den Berg: "Ik kan niet alleen voor mezelf leven"

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na een arbeidzaam leven als vroedvrouw doet Jo van den Berg het wat kalmer aan. Ze heeft tijd gekregen voor haar grote hobby: orgelspel. Welgemoed begon ze aan de opleiding tot kerkorganiste. Op haar elektronisch instrument liggen de magistrale werken van de barok. „Bach natuurlijk voorop." Toch moet ze er niet aan denken alleen voor zichzelf te leven. Ze fungeert als de ogen van een blinde vrouw en het geheugen van een dementerende vriendin. Haar orgelspel stelt ze in dienst van een oecumenische gemeente. Van criminelen. Portret van "tante Jo", organiste in "De Koepel" van Breda

Ik ben geboren in 1925. Dan weet u het wel. Eerst de crisisjaren en toen de oorlog. M'n vader was een kleine middenstander in Schipluiden. Boterboer, om zo te zeggen. We waren met acht kinderen, waarvan ik de derde was. Doorleren was er in die tijd voor meisjes niet bij. Het was al vooruitstrevend van vader dat ik twee jaar naar de huishoudschool mocht. Toen moest ik m'n moeder komen helpen in dat grote gezin. Want ik was dat oudste meisje. In de oorlog was er bijna niks meer te krijgen. En toch moest je zorgen dat iedereen kleren aan had. Eindeloos herstellen en van oud nieuw maken. Ik was al bijna vijfentwintig eer ik me van het gezin kon losmaken. M'n zusje van zestien nam het over en ik ging de verpleging in, tbcverpleging in Sonnevanck.

Solex
Na drie jaar ben ik van Harderwijk overgestapt naar het Academisch Ziekenhuis in Leiden. Daar heb ik de opleiding afgemaakt en ben naar de vroedvrouwenschool gegaan. Vanaf m'n zestiende jaar was dat m'n ideaal. Vroedvrouw leek me een prachtig beroep. Om erbij te zijn als een kind geboren wordt. En die vrouwen daarbij te helpen. Ik heb zoiets van: ik moet nodig zijn voor iemand in het leven. Echt nodig. Dat leek me bij een vroed vrouw wel duidelijk. Ik kan niet alleen maar voor mezelf leven. Daar vind ik niks aan. Toen ik een jaar of tien was vond ik het al prachtig om de kinderen in bad en naar bed te doen, als m'n moeder ziek was. Als het aan mij lag was er nog een kleintje bij gekomen. In Broek op Langendijk kon ik een praktijk overnemen. Nog maar een enkeling had in die tijd telefoon. De meeste vaders fietsten even naar de vroedvrouw d'r huis toe, om te vragen of ze wilde komen. Als je naar een bevalling ging, deed je een briefje op de deur, waar je te vinden was. Ik deed zelf ook alles op 't fietsje. Of op de solex. Als het niet glad of regenachtig was, want met een solex ga je zo onderuit. Ik had altijd kapotte knieën door dat ding.

Vroedmannen
Het was maar een klein dorp. Ik had helemaal geen werk genoeg. Daarom ben ik er na vijfjaar weg gegaan. Als vroedvrouw ben je eigenlijk een kleine middenstander. Heb je te weinig mensen, dan heb je ook onvoldoende inkomsten. Ik ben nogal idealistisch, maar het lukte toch niet, nee. Het was veel te krap. De meeste vrouwen kozen voor de huisarts. Je hebt een huisarts nodig voor als je ziek wordt. Dan kun je hem eigenlijk ook bij een bevalling niet voorbij lopen. Dat gaf voor veel vrouwen de doorslag. Terwijl ze diep in hun hart liever een vrouw aan hun bed hadden. Ik weet wel, je hebt tegenwoordig ook vroedmannen, maar ik vind het helpen bij een bevalling nog altijd een echt vrouwelijk beroep. Een kind krijgen is toch een vrouwelijk iets, vindt u ook niet?

Slapen
In '63 ben ik naar Otterlo gegaan. Daar had ik veel meer werk. Otterlo, Harskamp en Wekerom moesten het met één huisarts doen. Die verwees alle zwangere vrouwen naar mij. Omdat de afstanden veel groter waren dan in Broek op Langendijk, schafte ik een auto aan. En een antwoordapparaat, waarop ik insprak waar ik te vinden was. Daar kon ik ook op vakantie. Een collega uit Ede nam dan voor me waar en omgekeerd. Wat je inkomen betreft moet je zo'n honderdvijftig bevallingen per jaar doen. Er waren zelfs vroedvrouwen die rond de driehonderd zaten. Ik ben nooit boven de honderdtwintig gekomen en dat was me eigenlijk best. Je hebt dan wat tijd voor de mensen. Geld heeft me nooit zo veel gezegd. Je hebt wat nodig om te leven natuurlijk, maar verder vind ik het wel best. Van de onregelmatigheid van het werk heb ik nooit last gehad. Heb je dat wel, dan moet je ermee stoppen. Je kunt niet zuchtend bij de mensen aankomen. Daar hebben ze niks aan. Ik sliep gelukkig goed. Ook als ik bij het naar bed gaan wist dat er een bevalling aan zat te komen. Het idee dat ik straks nodig was, deed me juist verrukkelijk slapen.

Echografie
In '68 kreeg ik hetzelfde probleem als in Broek op Langendijk, Er kwam een nieuwe huisarts bij, die mijn werk naar zich toe trok. Ik ben vertrokken naar een ziekenhuis in Breda, waar ik assistente van een gynaecoloog werd. De laatste vijfjaar heb ik echografie bij zwangeren gedaan. In mijn praktijk heb ik gelukkig nooit meegemaakt dat een kind levenloos ter wereld kwam. Wel dat kinderen een aangeboren afwijking hadden en al snel overleden. Dat heb ik altijd heel erg moeilijk gevonden. De enige manier om daarmee te kunnen leven, is naar de mensen toe gaan en erover te praten. Dat was mijn manier van verwer-> ken. Ik had dat ook toen ik de echografie deed. Er kwam eens een vrouw die doorgestuurd was door de huisarts. Met één bhk op het scherm zag ik dat haar kindje overleden was. Zelf had ze nog niets in de gaten. Dan ga je door de grond. Hoe moet je dat die vrouw vertellen? Toch heb ik dat nooit afgeschoven. Ik voelde me nog steeds vroedvrouw en vond het op mijn weg liggen om die vrouw in te lichten. Het kindje is in het ziekenhuis geboren. Na m'n dienst ben ik naar die vrouw toe gegaan. Gewoon om erbij te zitten en te luisteren naar wat ze zei. Ik móest ernaartoe. In grote gezelschappen ben ik niks waard. U merkt het misschien niet, maar ik ben een verlegen mens. Het contact van persoon tot persoon ligt me veel meer. Als ik werkelijk een gesprek met iemand kan hebben, voel ik me in m'n element.

Geluksgevoel
Getrouwd ben ik niet, dus ik heb zelf ook nooit kinderen gehad. Dat heb ik best wel erg gevonden ja. Vooral zo rond m'n dertigste. Dat is voor veel ongetrouwde vrouwen een moeilijke periode. Maar ik ben er niet bij blijven zitten. Het was nou eenmaal zo. Ik vond m'n levensvulling in mijn werk. En al heb ik dan zelf geen kinderen, ik krijg ze wel regelmatig over de vloer. Kleinkinderen van mijn broer bij voorbeeld, die te logeren komen. Want ik ben nu aan de oma-fase toe. Dat is toch ook een oplossing? Het contact met de familie is gelukkig goed. Met de neven en nichten en hun kinderen erbij is het al een forse schare. Ik heb ze wel 's geteld en toen waren het er zeventig. Nu zijn het er alweer wat meer. Als ergens een baby wordt geboren ga ik er altijd naartoe. In m'n werk heb ik het nooit als een bezwaar ervaren dat ik zelf geen kinderen heb gehad. Niemand die me zei: u hebt makkelijk praten, want u hebt het nooit gevoeld. Dat zouden ze me denk ik wel verweten hebben, als ik had gezegd: zo erg is het niet. Dat is natuurlijk onzin. Het is een poosje wèl erg. Maar dat weegt niet op tegen het geluk als zo'n kind gezond geboren is. Dat gaf ook mij altijd een intens geluksgevoel. Als ik dat kind aan de moeder kon laten zien. Dan was ik helemaal blij. Altijd weer.

Rare wereld
Met m'n 57e ben ik eruit gegaan. Ik was niet goed, had een mysterieuze ziekte. Dat is jaren zo gebleven. Ik lag veel op bed, kon nergens toe komen. Daar heb ik het ontzettend moeilijk mee gehad. Je bent voortdurend met jezelf bezig. Nu ben ik gelukkig weer opgeknapt. Ik ben niet zo iemand die het jaar doorbrengt met op vakantie gaan. Dat is toch geen leven? Anderen vinden het wel prettig. Het is hun gegund. Maar voor mij hoeft het niet. Ik vind het veel belangrijker dat je nog iets voor mensen kunt betekenen. We leven wat dat betreft in een rare wereld. Iemand die 55-plus is, hoort tegenwoordig bij de ouderen en moet al bezig gehouden worden met weet ik niet wat. Zelfs in de kerk. Een bejaardenmiddag, de dominee erbij... Voor mensen van tachtig vind ik dat prima hoor, maar om daar nou bij te gaan zitten als je 67 bent. Dan denk ik wel 's: hebben ze nou niks beters te doen? Mensen die echt oud zijn een beetje nalopen bij voorbeeld. Dat hoeft toch niet per se georganiseerd te worden? Dat denken veel mensen. Die komen pas in beweging als zoiets door de kerk wordt georganiseerd, met commissies en vergaderingen erbij. Ik kom zelf zat mensen tegen waar ik wat mee moet. Daar heb ik helemaal geen werkgroep of team van de kerk voor nodig. Dat ligt ook een beetje aan m'n karakter, denk ik. Ik ben altijd een individualist geweest. En een doener. Niet almaar vergaderen en praten, maar eropuit gaan.

Orgelles
Ik begeleid iemand die bijna blind is. Eens in de week kom ik er om de post voor te lezen en allerlei administratieve klusjes te doen. Ik ga ook mee als ze naar het oogziekenhuis moet. Vanavond moeten we weer naar een centrum voor blinden en slechtzienden. Dan heb ik nog een vrouw die in een verpleeghuis zit. Eerst haalde ik haar elke week een middag hiernaartoe, maar dat kan niet meer. Ze is dement en herkent me zelfs niet meer. Maar als zo'n mens op je weg gekomen is, kun je ze niet zomaar wegschuiven. Nu moet u niet denken dat ik alleen voor anderen leef hoor. Ik ben weer orgelles gaan nemen en lid geworden van een organistenvereniging. Vooral de barok heeft m'n grote liefde. Bach natuurlijk voorop. In de oorlogsjaren heb ik een poosje les gehad op het harmonium. Dat hoorde erbij als je gereformeerd was. Als vroedvrouw had ik er geen tijd meer voor, maar na mijn afscheid van het ziekenhuis ben ik naar de muziekschool gegaan, voor kerkorgel.

"De Koepel"
Na een paar jaar vroeg een kennis van de muziekschool me of ik er niet voor voelde om in "De Koepel" te spelen. Daar hadden ze een organist nodig voor de diensten op vrijdagavond. Eerst stribbelde ik tegen, maar toen ik een keer mee was geweest veranderde dat. Ik kan helemaal niet zo goed spelen, maar daar in "De Koepel" voelde ik me wel prettig. Zo is het gekomen dat ik in '88 op de orgelbank van de kapel in "De Koepel" terechtkwam en het zingen van de jongens daar ging begeleiden. Eerst met hangen en wurgen. En het gaat nog wel 's fout, maar dat is daar niet zo'n probleem. Kritisch zijn ze niet. Als ze binnenkomen neem ik iets wat nogal hard gespeeld mag worden. Anders overstem je ze niet. Soms komt er een jongen naast me op de orgelbank zitten, om met één vinger een beetje mee te doen. Er wordt ook prima gezongen. Vooral door die Surinaamse jongens. "Lof zij de Heer", zingen ze graag. En "Welk een vriend is onze Jezus". Dat zingen ze uit volle borst.

Koffie
Na de dienst drinken we met de jongens koffie. Dat liep vanaf de eerste keer heel leuk. Er ging een heel nieuwe wereld voor me open. Veel mensen denken dat die gevangenen een luxe leventje hebben. Daar ben ik wel anders over gaan denken. Je moet maar eens in zo'n cel zitten. Sommigen vliegen tegen de muur op. Bedreigend heb ik het nooit gevonden. Ik voel me daar echt op m'n gemak. Ze vinden dat ik er gewoon bij hoor. Er zijn er zelfs die me "tante Jo" noemen. Ze zien je als een soort moederfiguur. Veel van die jongens hebben geen thuis meer. Als ze ontslagen worden kunnen ze alleen bij hun oude vrienden terug. Dat zien ze zelf ook als een probleem. Ze worden op straat gezet en moeten het maar weer uitzoeken. Er zijn er nogal wat die je na verloop van tijd weer terug ziet. Dan zeg ik: „Joh, ben je er nou alweer?" „Ja, maar nou zit ik echt zonder reden, tante Jo." „Daar ga ik maar niet over strijden", zeg ik dan.

Oorlogen
Vrijdag was er een jongen die drie jaar terug ook gezeten heeft. Daar heb ik toen veel geprekken mee gehad. Echte gesprekken. Aan z'n broer, die regelmatig zit, vroeg ik nog wel 's: hoe gaat het nu met hem? Ik denk van goed, zei die dan, anders zat hij hier. Hij had een vrouw en kinderen, het leek allemaal zo goed te gaan. Laat ik 'm nou vrijdag weer in de dienst zien. Eerst twijfelde ik. Maar toen we oogcontact hadden, zag ik dat hij me herkende. Na de kerkdienst kwam hij gelijk naar me toe. Hij zat zo vol ellende dat hij niets kon zeggen. Ik heb tegen 'm gezegd: Als je wilt praten, laat je het maar weten. Dat heeft hij beloofd. Als ik weer thuis ben, denk ik vaak: wat heb je het toch goed. Ik kan gaan en staan waar ik wil. Heb familie en vrienden. Ik kan met m'n auto overal naartoe toeren. Terwijl vlakbij jongens in zo'n cel zitten, vaak zonder enig perspectief En een paar landen verderop wordt een verschrikkelijke oorlog gevoerd. Dat zit me wel erg dwars, al die oorlogen.

Voetbal
Als ik dan die protesten om me heen hoor en lees • over acties voor loonsverhoging, dan word ik wel eens moe. Mijn ouders, die elk dubbeltje om moesten draaien, waren wel tevreden. Als ik iets heb geleerd, dan is het dat welvaart geen tevredenheid brengt. Elders sterven ze van de honger. Hier ruïneren ze soms een complete winkelstraat als een voetbalclub gewonnen heeft. Een feestje, noemen ze dat. Dat ze vechten is tot daar aan toe. Maar als ze voor tonnen vernielen, denk ik: waar zijn we nou mee bezig? Dat geld konden we beter aan een arm land geven. Ik kan zoiets gewoon niet begrijpen. Als we de wereld willen verbeteren zullen we wel bij onszelf moeten beginnen. Denk ik.

Volgende keer: Hulpprediker M. de Vos.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 augustus 1993

Terdege | 68 Pagina's

De leerschool van het leven

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 augustus 1993

Terdege | 68 Pagina's