Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Griek in Ellemeet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Griek in Ellemeet

Johannes Serakis: "Hier leeft iedereen voor zichzelf"

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als het een beetje de moeite loont staat hij met zijn verkoopwagen op de Brouwersdam. Patat te verkopen aan surfers. Van alle landen die hij in zijn veel bewogen leven heeft bezocht, bevalt Holland hem nog het best. Daarom is hij er blijven hangen. Begin dit jaar trok hij naar Ellemeet. Daar woont hij nu in een bejaardenwoninkje. De buren wensen hem getrouw een goede dag. Verder gaan de contacten niet. Dat is de schaduwzijde van Nederland. „Iedereen blijft in z'n eigen huisje zitten." Johannis Serakis, een verdwaalde Griek.

"Ik was de oudste thuis. We wonen met z'n vijven in één kamertje. De keuken delen we met andere familie. Overdag ga ik naar school, 's Avonds verkoop ik op straat bloemen. En koekjes. Zonder vergunning, zonder niks. Voor het gezin, mijn vader en moeder. Wij Grieken zorgen voor onze ouders. Tot hun dood toe. Als de politie komt pakken ze mij op, brengen mij naar het bureau en nemen de koekjes in beslag. Ik moet de koekjes wel betalen aan de bakkerij. Na lagere school ga ik naar de technische school, avondschool. De kosten daarvoor is veel te groot voor mijn vader. Ik moet die school zelf betalen. Mijn vader werkt maar zo af en toe, als taxi-chauffeur. Kan niet mijn school betalen. Daarom ga ik werken in een machinefabriek. Hele dag werken en 's avonds naar school. En zaterdag en zondag koekjes verkopen. Daarmee verdien ik meer dan de hele week in de machinefabriek. Maar vaak neemt de politie alles in beslag. Weg alles.

Cementbootje
Na twee en een halfjaar zegt de directeur van school tegen mij: „De laatste twee maanden zijn niet betaald." Ik stop met school en ga alleen koekjes verkopen, op straat. De straat is ook een school. Daar leer je slechte dingetjes en goeie dingetjes. Maar de politie ligt steeds vaker op de loer. Ze pakken mij soms bij de bakkerij al in de nek. Ik stop met koekjes verkopen en ga varen met een cementbootje, van Saloniki naar Alexandria en Beiroet. Vierduizend ton cement, in zakken. Die worden daar gelost door sjouwers. Zak op de rug en lopen van schip naar de kade. Dat duurt soms wel drie weken. Ik ga dan mooi rondje lopen. Als ik voor het eerst in Beiroet kom, zie ik in een straat allemaal rode lichtjes. Ik denk: wat is dat? „Waar kom jij vandaan?", vraagt een man op straat. „Griekenland", zeg ik. „Kom mee", zegt hij en brengt me bij een groot huis waar een oude vrouw woont. Ook een Griek, uit Kreta. Zij is eigenares van al die bordelen. Ik word door haar als een zoon ontvangen. Voor ik weer terugga naar Griekenland, zegt zij tegen mij: „Blijf hier, ik heb zelf geen zoon, niemand. Blijf bij mij, dan is later alles voor jou." Maar ik wil niet. Ik wil bij mijn ouders blijven.

Militaire dienst
Na het cementbootje moet ik in militarie dienst. Twee jaar. Voor militarie dienst krijg ik drie vijftig per maand, 's Avonds ga ik brood bakken en zaterdag en zondag koekjes en fruit verkopen, in militarie-uniform. Weer hetzelfde. De politie komt en belt naar hoge militarie. „Wij hebben hier een man die koekjes verkoopt in uniform." „Weten wij", zegt de militarie, „dat heeft die man nodig. Zijn ouders zijn arm." Later ga ik ook sokken verkopen, op de militarie basis. Sokken en pullovers. „Wat doe jij hier?", schreeuwt hoge militarie. Ik zeg: „Ik heb arme familie. Wat hebben jullie ons geleerd? Drie dingetjes. Denk aan God, aan je land en aan je ouders. Mijn familie heeft geen eten. Ik moet voor hen zorgen." Goeie sokken kost twee vijftig, maar ik koop sokken met foutje, voor vijftig cent. Bijna alle militaries komen de volgende dag al terug. Sokken kapot. Hoge generaal koopt bij mij ook nieuwe sokken. Zwarte sokken, voor belangrijke vergadering. Twee uur 's nachts word ik wakker door geschreeuw. „Serakis! Waar is die Serakis!" „Jij moet naar de generaal", zegt andere militarie. Ik vind de generaal met blote voeten en in zijn hand kapotte sok. „Kijk!", schreeuwt hij. „Wat voor sokken heb jij mij verkocht! Ik zit voor gek op de vergadering."

Liberty
Na militarie dienst ga ik opnieuw varen, op Liberty van Griekse reder. Transportschip van Amerikanen, uit de oorlog. De Liberty werd in stukken gemaakt en dan aan elkaar gelast. Na de oorlog kopen veel Griekse reders ouwe Liberty's. Onassis is ook begonnen met Liberty's. Wij varen met die boot naar Cuba, van Fidel Gastro. Ik werk in de machinekamer. Op Cuba halen wij suiker voor Rusland. In Rusland laden wij gereedschap, ijzer en wapens voor Cuba. Elke zes maanden zoek ik een andere boot. Op de ene boot krijg ik geen geld, op de andere boot bijna geen eten, de derde boot is lek... De eerste keer kom ik met mijn koffertje aan boord van Liberty en zet mijn spullen in de hut. Als het schip begint te varen, zie ik in de machinekamer water. En ik hoor pompen water wegzuigen: toddóm toddom toddóm. Ik ben olieman en moet door een tunnel in machinekamer kruipen om olie te controleren. Ik voel overal water. „Moet jij kijken", roep ik tegen de eerste machinist. „Overal water!" Hij zegt: „Bijna altijd in Liberty. Gooi maar twee zakken cement overheen." Later zie ik overal stukken cement op de scheepsbodem. Reders kopen die Liberty's voor weinig geld. In Cuba halen wij suiker. Dat wordt door al dat water suikersteen. In Rusland moeten ze de suiker uit het ruim hakken.

Afrika
Op een andere Liberty ben ik naar Afrika geweest om erts te halen voor Europoort. Als het schip wordt geladen, gaan wij de bush in. Ineens loopt een luipaard over het pad. Ik ben ijskoud van angst. Na paar uur lopen komen wij in een klein dorp. Daar willen zij dat wij blijven en trouwen met vrouwen daar. Dikke vrouwen, van meer dan honderddertig kilo. 's Avonds maken zij voor ons een vuur en eten. Vlees, gebakken bananen... Maar ik ben bang. Al die mensen dansen met muziek. Tamtam, tamtam, de hele avond. Ik zeg tegen de machinist: „Straks eten ze ons op" „O nee, wij zijn hier meer geweest." Maar ik vertrouw het niet. 's Nachts maken zij voor ons een bed met kralen eraan en brengen vrouwen. Dikke lippen, kurken in de oren... Ik zeg: nee, dank u. Rare landen daar. Op terugreis gaan wij naar Kaapstad, voor eten en oUe te halen. Ik weet niet van apartheid. Ik stap gewoon in een bus voor zwarten. Twee zwarte ouwe mensen gaan staan, dat ik kan zitten. Ik zeg: nee, nee. Als de bus weg wil rijden stopt een politiewagen. Twee politiemannen springen naar binnen en trekken mij de bus uit. Schreeuwen tegen mij: „Jij mag niet in een bus voor zwarten!" Niet goed, die apartheid. Alle mensen zijn hetzelfde.

Grieks-orthodox
Van Afrika gaan wij naar Europa. Ik blijf in Kiel, de Liberty gaat door naar Canada. Later hoor ik van een matroos dat de > boot voor Canada doormidden is gebroken. Vijf man verdronken. In die tijd ben ik voor de eerste keer in Nederland, in Schiedam. Als mijn geld op is, ga ik terug naar Griekenland en zoek een andere reder. Reder van olietankers. Wij varen naar Arabische landen, Europa, Amerika... Als zesdaagse oorlog begint vaar ik ook op een olietanker. Wij zijn in Koeweit geweest en komen uit de Perzische Golf het Suezkanaal in, vol met bezine. 22.000 ton benzine! Ineens: bvoem, bvoem, bvoem... Paniek. Iedereen is bang. Wij draaien terug, zonder Hcht, naar de Perzische Golf Achter ons horen wij opnieuw een vliegtuig: bvóem, bvóem. Andere boot wordt gebombardeerd. Omdat het Suez-kanaal dicht is, moeten wij langs Afrika varen. In plaats van acht dagen vijfenveertig dagen varen. Vijfenveertig dagen! Wij hebben niet genoeg eten. De laatste weken eten wij elke dag witte bonen. Wij krijgen ruzie met de kapitein. Witte bonen, witte bonen, witte bonen... Elke dag. Onze buik rommelt de hele dag he. Door die bonen.

Grieks orthodox
Terug in Griekenland ben ik gelijk naar een andere reder gegaan. Ik wil naar Amerika gaan en daar blijven. Ik heb daar een meisje ontmoet, de zus van een vriend uit militarie-dienst. Ik ben bij de emigratiedienst geweest en bij een pastoor die ons zal trouwen. Maar dan hoor ik dat ik ook een ander geloof moet kiezen. k schrik terug. Zij is van de jehovah-getuigen. Ik moet ook van de jehovah-getuigen worden. Dat wil ik niet. Ik ben in de Grieks-orthodoxe kerk gedoopt, altijd naar orthodoxe kerk geweest. Ik kan niet zomaar een ander geloof kiezen. Ik geloof in Christus, twaalf apostoen en Maria. Ik geloof in God. Dat kan ik niet zomaar wegdoen. Ik geloof als ik een kruis sla. Hij zorgt voor mij. Ik besluit, ik trouw niet met haar.

Driller
In '69 beslis ik om in Holland te blijven. Maar in die tijd is verblijfsvergunning krijgen heel moeilijk. Nu is iedereen welkom welkom, maar vroeger niet. Ik ga naar Duitsland. Daar kan ik wel blijven, in Neuss. Ik werk daar bij onderhoud van wegen. Op de weg asfalt drillen, de hele dag: dokkedokkedokke... 's Avonds kom ik thuis en ga gelijk naar bed. In bed lig ik nog te drillen. Dokkedokkedokke... Volgende dag weer, volgende dag weer... Als ik een visum voor Nederland krijg, verhuis ik naar Schiedam. Ik ga werken in de Waalhaven. Nederland is een goed land. De mensen leren makkelijk een vak hier. Ze geven de kinderen kans om te leren. Ik ben zelf op de technische school hier wezen kijken. Ik kijk met open mond. Mooie dingetjes, nieuwe dingetjes. Elke jongen kan naar school. Hoeven de school niet zelf te betalen net als ik in Griekenland. De mensen hier moeten heel tevreden zijn. Zij leren mij goed lassen. Later word ik pijplasser: fotolassen. Ik krijg werk bij een Amerikaans bedrijf. Daarna ga ik naar Gusto in Slikkerveer. Mijn vader is allang dood. Ik stuur elke maand geld naar mijn moeder. Tot 1978. Dan krijg ik bericht dat mijn moeder gewond is door een aardbeving. Aardbeving in Saloniki. Mijn moeder heeft een grote wond aan haar hoofd.

Werkloos
Ik ga meteen naar Griekenland.Ik ben de oudste. Bijna twee maanden heb ik mijn moeder verzorgd. Eten koken, voeren, op bed wassen... Zij wil niet dat ik haar was, maar moet wel. Wie anders? Na twee maanden sterft mijn moeder. Dan is mijn taak gedaan. Alles voor mijn ouders gedaan wat ik kon doen. Ik ga terug naar Nederland. Ik word weer lasser, bij NAPM: Nederlands-Amerikaanse Pijpleiding Maatschappij op Rozenburg. Veel mensen uit andere landen werken daar. Turken, Grieken, Portugezen, Spanjolen, Joegoslaven... In 1982 wordt de situatie in de industrie heel slecht. Veel mensen ontslagen. Ik ook. Ik krijg uitkering, maar ik wil niet de hele dag thuis zitten. Ik wil een beetje werken. Voor tweehonderd gulden koop ik een beschadigd Fiatje. Bij een benzinestation in Breda zie ik een oud frietwagentje met twee oventjes. Ik koop dat wagentje voor achthonderd gulden en ga in het weekend en met vakanties patat verkopen, hier op de dam. Mensen zeggen tegen mij:jij krijg nooit vergunning in Ouddorp. Maar meneer Mierop geeft mij gelijk vergunning. Al die jaren solliciteer ik als lasser, maar niemand wil mij hebben. Te oud. Terwijl ik een heel goeie lasser ben. Bij NAPM de beste pij plasser, samen met Jan, een hele lange Nederlander. Als ik bel voor een advertentie altijd hetzelfde. Wij nemen jongens van school, achttien jaar.

Geprogrammeerd
Tot maart rij ik elke week van Rotterdam naar de dam. Kost veel geld. Daarom verhuis ik naar Ellemeet. Fijn huis en niet duur. Alleen geen contacten hier. Verleden week sta ik met de man hiernaast te praten. Zijn vrouw is ziek. Niemand komt hem helpen. Ik zeg: „Hoe kan dat? Mooi leven hebben jullie. Zó'n klein dorpje en niemand weet jouw vrouw is ziek." Ik zorg voor mijn familie als dat nodig is. Alle Grieken doen dat. Samen contact, samen eten en met elkaar praten, mekaar helpen als er wat gebeurt, dat is normaal leven. Hier is het alleen "goeiemorgen" en "goeiemiddag", verder niks. Kijk naar die overburen. Gordijnen dicht, zie je wel. Altijd! In Griekenland leven wij met ons hart, met onze ziel. Zonder programma. Van binnenuit. In Nederland is alles geprogrammeerd. Leven geprogrammeerd, vakantie geprogrammeerd, bezoek aan familie geprogrammeerd, alles! Als ik naar Griekenland ga, hoefik geen afspraak te maken. Overal welkom. Maar verder is Holland het beste land van de wereld. Goeie regering, goeie koningin, goeie regels. Zij zorgen voor iedereen, hebben mij een mooie woning gegeven. Goeie wegen, alles schoon.

Graf
Als ik aow krijg, dan ga ik terug. Ik wil in Griekenland sterven. En in Griekenland begraven worden. Hier is het zo, als iemand ^-,„.„,„„„_ , begraven is komen ze nooit meer op de begraafplaats. Klaar. Dat vind ik niet goed. Als ik in Griekenland en, ga ik naar het graf van mijn ouders. Zij leven door in mijn gedachten. Het zijn mijn vader en mijn moeder. Ze hebben mij in de wereld gebracht. Ik moet hen bezoeken, ook als zij dood zijn. In mijn geest leven zij nog. Ik maak hun grafstenen schoon. Ik breng bloemen. En ik denk aan hen."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1993

Terdege | 80 Pagina's

Een Griek in Ellemeet

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1993

Terdege | 80 Pagina's