Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wijs en goed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijs en goed

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze verloste uit de macht van vele duivelen begeert bij zijn Weldoener te blijven. Hij verlangt de gemeenschap van de Christus te mogen ervaren. En onbegrijpelijk, dat gebed wordt niet verhoord. Het schip met daarin de Heere Jezus en Zijn discipelen vaart weg van de oever van Dekapolis, terug naar de westzijde van het Meer van Galilea. De man moet terug, tegen zijn bidden in. In Gods wijsheid wordt het gebed niet verhoord. Hij moet terug naar zijn huis. Daar waar zijn verleden, zijn afkomst is. Daar waar ze hem allen kennen. Temidden van al die mensen die weten wie hij was: bezeten, naakt, eigenlijk een levende dode, die het liefst in de graven verkeerde, in grote onrust en angst. Algemeen is bekend in zijn "huis" wat hij deed, hoe hij riep, hoe hij eruit zag. Een toonbeeld van de heersende, duistere machten van de zonde en de satan. „Keer weder naar uw huis." De weg is anders dan waarom hij bij het wegvaren van het schip gebeden heeft.

Het gebed van de mensen in Gadara is wèl verhoord (37). De Heere doet waarom zij vragen. Hij vertrekt. Wee als de Heere onze dwaze gebeden verhoort, in onze zelfhandhaving, de zonde en de wereld beminnend. Ze hebben hun werk liever dan de Heere, hun dieren liever dan hun zieleheil, hun geld liever dan de Zaligmaker. Hun gebed "met grote vreze" uitgesproken verwoordt hun levenskeus. Ze zijn weliswaar niet onverschillig bij het zien en horen van de wonderen des AUerhoogsten (34-36), toch blijkt hun diepe afkeer van Hem Die gekomen is in hun land, om het verlorene te zoeken. „Laat U ons toch met rust", zo is het gebed van deze bewoners van Gadara. Een verhoord gebed, tot hun verderf en ondergang. Hoe droevig toch is de staat van een mens, al is hij "met grote vreze bevangen." Wij houden het langer met de duivel uit dan de dieren (32). Bezeten als we zijn -ook door zijn helse listenvan de zonde en het aardse!

Nu blijkt Gods wijsheid hier zo duidelijk, in het niet geven waarom gevraagd wordt. Het ware werk van Zijn genade blijkt, in het begeren van de gemeenschap en het onderwijs van Christus. Maar ook in het zich onderwerpen aan Zijn wil, in de liefde en trouw waarmee in een onbegrepen weg wordt geijverd in het opgedragene. Deze genezene blijkt naar het oorspronkelijke herhaaldelijk gebeden te hebben „dat hij mocht bij Hem zijn" (38a), om mee te mogen gaan in het schip. Maar hij ziet de Meester weggaan. Hij moet naar Gods wijze raad bij de afkerigen blijven, met een opdracht. Om een zichtbaar en hoorbaar teken te zijn van Gods soevereine ontferming, van Gods vrije genade in Christus. Want ze kenden hem allemaal. Hoe vreselijk zijn zondeverleden was; hoe hij totaal verloren was in de machten van de duisternis. Nu moet hij aan deze verdwaasden in zijn eigen huis, stad en streek gaan vertellen Wie de Heere nóg wil zijn. Hoe Hij gekomen is in zijn leven, terwijl hij er helemaal niet om vroeg. Wat zal hij in ootmoed onder zijn hoorders gebogen hebben. Want zo erg als het met hem geweest was, is het met zijn omgeving niet gesteld. „Wanneer de Heere mij opzocht, dan kan het voor jullie toch zeker nog?" „Wat grote dingen u God gedaan heeft", dat is de inhoud van zijn boodschap. Waar de Heere hem gehaald heeft, hoe de duivel misleidt en kwelt, hoe hij pijnigt en overheerst, straks eeuwig...

Met trouw verkondigt hij „wat grote dingen Jezus hem gedaan had" (39b). Hoe klinkt die naam "Jezus" uit zijn mond. Deze Jezus kwam om hem uit de nameloze ellende te verlossen. Nog is Hij Dezelfde, om bezetenen te verlossen, om de Eerste te zijn voor beangsten in hun doodsnood en doodsschuld. Voor verdwaasden laat hij Zijn getuigenis nog horen: „Er is er Eén machtiger. Die als Éérste gekomen is in dit onreine land, waar de dood en de zonde heerst (27). Ik heb er nooit om gevraagd en toch is Hij gekomen in mijn leven." Aan Zijn voeten (35b) is er nog plaats. Al ben je nog zo bezeten van je geld en je goed. Gods lankmoedigheid is nog over mensen die niet willen weten van Zijn genade. Zijn werk en Zijn Christus. Daarom wordt het gebed niet verhoord van deze verloste. Toch blijft de Heere zo nabij. Met Zijn Godheid, majesteit, genade en Geest wijkt Hij niet van Zijn gezochten. Daardoor wordt hij geleid, om Gods raad te dienen, om Gods werken te vertellen, Gods liefdedienst aan te prijzen. Hoe wijs en goed God is, voor dwaze, slechte zondaren. Om Jezus' wil alléén! Wordt dat in uw hart beleefd, in uw huis verteld? Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. Vergeet door uw "zwijnen" uw ziel toch niet. Vergeet na het werk Gods uw huisgenoten toch niet. Waarvan getuigt ons verleden èn heden?

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 september 1995

Terdege | 80 Pagina's

Wijs en goed

Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 september 1995

Terdege | 80 Pagina's