Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

J. Nieuwenhuis:

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

J. Nieuwenhuis:

"M'n gezin, dat betekent heel veel voor me"

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van oorsprong is Jan Nieuwenhuis automonteur. Broer Berend timmerman. Nu mogen ze zich zakenman noemen. Dat vereist op sommige punten aanpassing. Hoewel hij het hefst in truien jack rondloopt, verschijnt Jan Nieuwenhuis tegenwoordig in kostuum op kantoor. Maar in het wereldje van geslaagde zakenlieden voelt hij zich niet thuis. Na de ommekeer in zijn leven ervaart hij dagelijks dat hij tekort schiet. staat en dat bedrijf ook nog eens van jezelf is."

Wat bezielt iemand om voor zichzelf te beginnen? Dat kan-ie denk ik amper uitleggen. En wat bezielt een ondernemer om groter te groeien? De meesten weten het amper. Het gebeurt gewoon. De een krijgt het zweet op de rug als hij uitdagingen op zich afziet komen. Een ander zegt: Prachtig, dat gaan we proberen. Dat hebben Berend en ik heel sterk. Altijd gehad. We vertrouwen elkaar volkomen. Natuurlijk hebben we overleg, maar in principe is ieder verantwoordelijk voor z'n eigen taken. Dat maakt het makkelijk om samen te werken. Als broers hangen we ontzettend aan elkaar. Hier op kantoor zeggen ze altijd: 'Als Berend en Jan ruzie hebben kun je er beter niet tussen gaan zitten, want als wij er nog over praten zijn zij het al weer eens'. Hadden we geen kinderen, dan gingen we nooit uit elkaar. Nu kan ik dat niet zeggen. Er zijn wat gedachten om strategieën uit te zetten voor de toekomst. Je bedrijf kan zo groot worden, dat het voor de kinderen moeilijk wordt om erin te stappen. Het moet financieel kunnen. Dat is een groot probleem in een familiebedrijf."

Eenvoudig
„Vanaf het begin hebben we gezegd: Laten we eenvoudig blijven. Aan het eind van de jaren tachtig hielden we ons daar niet meer aan. Dat hebben we goed gemerkt. Ook bedrijfsmatig hebben we toen geen beste periode gehad. God Zelfheeft in m'n leven ingegrepen. Ik was met de auto onderweg, het hectometerpaaltje kan ik nog aanwijzen. Hij liet me m'n hoogmoed zien. Wat ben ik nou eigenlijk? Een doodeenvoudige automonteur, zoon van een fabrieksarbeider. Dan kun je toch niet zeggen dat je vanwege je opleiding zo'n geweldige bijdrage aan de bedrijfsvoering levert. Eer is een heel lelijk ding. Ik heb nooit geweten dat hoogmoed ook in mij leefde. Maar toen de Heere m'n leven veranderde, wist ik het binnen een halfuur. Sindsdien sta ik anders in het bedrijf. Ik kan problemen nu overgeven. Wat niet wil zeggen dat je de dingen maar op z'n beloop laatje moet doen wat je hand vindt om te doen. Die plicht heb je. Continu naar wegen zoeken om een goed product weg te zetten. Als je iets wilt verkopen, moet je beter zijn dan je collega, doet er niet toe of je tandpasta, koffie of huizen verkoopt."

Mijn personeel
„Eerst werkte ik voor mezelf, nu voor het bedrijf Ik voel me wel 's slaaf van m'n eigen succes. Hier werkt 225 man. Dat ervaar ik soms als een last. Je voelt je verantwoordelijk voor al die mensen. Het is mijn personeel en daar ben ik gek mee, ook al krijg je weleens een klap op de kop. Ik merk dat ik veel minder dan vroeger in guldens denk. We moeten winst maken, vanzelfsprekend, maar dat is voor mij niet het doel. Ik benader het liever van de andere kant. Mensen motiveren, goed materiaal geven, zorgen voor veiligheid en goede overlegstructuren. Als je dat allemaal weet te reahseren, verbeteren de bedrijfsresultaten vanzelf Aan strooien zijn we nooit toe gekomen. Daarvoor zijn de winstmarges in de bouw te beperkt. Wel kun je doen wat in je vermogen ligt. Een busje naar Roemenië laten rijden, in een goed jaar eens extra om je heen kijken, binnen je bedrijf het mogelijke doen. We hebben er nogal wat rondlopen die in andere bedrijven niet aan de bak komen, door een handicap. Ik denk dat je juist als christen-zakenman oog moet hebben voor mensen die door lichamelijke omstandigheden weinig kans hebben op de arbeidsmarkt. Als we zoiemand aannemen, praten we het vooraf goed door met de jongens eromheen. De ervaring leert dat we er hele beste krachten aan hebben. Ik zou ze niet graag meer missen. Bouwvakkers staan bekend als een ruw volk. Vloeken en > tieren. Als wij iemand aanemen zeggen we: 'Joh, moet je eens luisteren, wij praten hier normaal met elkaar. Ben je daar niet toe in staat, dan hebben we een probleem.' Dat heeft voor mij niet alleen met christelijkheid te maken, maar ook met stijl."

Pyjamabroek
„We verkopen een duur product en dat vraagt een bijpassende presentatie. Van de mensen wordt verwacht dat ze behoorlijk met elkaar omgaan. De bouwplaatsen moeten netjes blijven, de busjes schoon, we hebben uniforme bedrijfskleding aangeschaft en hier op het kantoor mag het vrouwvolk geen lange broek dragen. Zo'n blauwe broek gaat dan nog een keer, maar voor hetzelfde geld heb je die pyjamabroeken van een paar jaar terug. Ik heb gezegd: 'Jongens, ik begin er gewoon niet aan'. Tegen een bankdirecteur die ik goed ken, heb ik eens gezegd: 'Wim jongen, jij moet je schamen voor je volk. Verschrikkelijk wat er bij jou achter de balie zit. Ik snap niet dat je er tegenaan wilt kijken.' Dat heeft niks met christen-zijn te maken, maar gewoon met een stuk uitstraling. Hoe lopen je mensen erbij?"

Misselijk
„Als werknemers christelijk zijn vind ik het mooi, maar het is geen criterium als ze solliciteren. M'n vader, ouderling van de Gereformeerde gemeente hier, zei vaak: Christelijk is misselijk. Onder de christelijke vlag wordt een hoop geregeld. Daar hou ik niet van. Die 225 werknemers zijn allemaal mensen. Allemaal van dezelfde lap gescheurd. We moeten allemaal aan het eind komen. Zo eenvoudig is dat. Ik ben bang voor vromigheid. Je kunt met je godsdienst ook wat zijn. Wat willen zijn. Wel proberen we, met alle gebrek, om christelijk te dóen. Niet door de hele dag met de Bijbel op zak te lopen, maar door het "Hebt uw naaste lief als uzelf' met vallen en opstaan in praktijk te brengen. We hebben weinig verloop, omdat mensen hier graag werken. Het is een gezellige club onder elkaar. Ons standpunt is: Als iedereen doet wat-ie moet doen en een klein beetje meer, dan hebben we het allemaal makkelijk. Zo eenvoudig is dat. Dat geldt van hoog tot laag. Met z'n allen hebben we dit bedrijf opgebouwd. Een werknemer is net zo belangrijk als de directeur. Als we een personeelsreisje hebben, zit ik gewoon tussen de timmerlui. Ze moeten niet met meneer Jan aankomen. Laat staan meneer Nieuwenhuis. De jongste jongen die hier binnenkomt mag jan zeggen. Móet Jan zeggen. Daar wordt je gezag absoluut niet door ondermijnd. Het is niet best als dat aan het woord "meneer" hangt. Gezag moet je hébben."

Radio
„Ik geloof niet dat ons bedrijf een expliciet christelijke uitstraling heeft, al ervaren mensen die hier werken dat misschien anders. Als ik op een bouw kom waar de radio knetterhard aan staat, trek ik meteen de stekker eruit. Zien ze me aankomen, dan doen ze het vaak zelf al. Ze weten hoe ik erover denk. Nog liever had ik dat die radio helemaal niet aan ging, maar dan moet ik dominee worden en geen directeur. We werken van Zeeland tot Tietjerkstradeel. Als ik overal moet controleren of ze de radio aan hebben, dan heb ik dagwerk. Ik wil het anderen ook niet keihard verbieden. Zelf ben ik er een absolute tegenstander van. Als iemand trouwt, al is het familie van me of een goeie vriend, en er is muziek op de bruiloft, dan kom ik niet. Maar het is niet mijn verantwoordelijkheid als mensen in een busje of op het werk een radio aandoen. Tenzij de klant er moeite mee heeft. Dat zetten we dan in het bestek of op de materiaallij st."

Ondernemingsraad
„Zolang er Nieuwenhuis op die paal staat, gebeurt hier wat wij zeggen. Maar twee weten meer dan een. Twee keer per jaar hebben we een vergadering met het personeel. Dat maken we de omzetcijfers en de prognoses bekend. Daarna kan iedereen zeggen of vragen wat-ie wil. Over het werk, over pensioenen, spaarloonregelelingen, doet er niet toe wat. Iemand die met een grief rondloopt, kan nooit goed functioneren. En iemand die een goed idee heeft, moet dat kwijt kunnen. Een ondernemingsraad hebben we nog niet. Daar had het personeel geen behoefte aan. Een OR wordt snel een clubje op zichzelf De input van het personeel is in de praktijk zeer gering. Principiële bezwaren heb ik er niet tegen. Je kunt denk ik veel aan een OR hebben. Met een vakbondsmentaliteit hebben we hier niet te maken. Bijna niemand is lid van een bond. Twee keer heb ik een vertegenwoordiger van een vakbond over de vloer gehad. In een periode dat het minder ging met het bedrijf en we de lonen voor een jaar moesten bevriezen. „Ik heb tegen die man gezegd: 'Als jij denkt dat het anders moet moet, sit down! Ome Jan gaat naar huis en je resultaten zie ik met belangstelling tegemoet'. Met een halfuur was-ie verdwenen."

Filmstudio
„Tijdens de Golfoorlog liep de markt duidelijk terug. Dan heb je een probleem. Hoe hou je je volk aan het werk? Eerst ontsla je een paar mensen die je wel kwijt wilt. Vervolgens een paar die ook nog mogen gaan. Maar dan kom je bij de kern, die je graag wilt houden. Je gaat informeren bij collega's. 'Heb jij nog werk voor een paar mensen van me?' Eén collega was toen bezig met de bouw van een filmstudio in Hilversum. Daar konden we acht timmerlui kwijt. Zeven zijn er ingezet, één wilde niet. Hij wou niet meewerken aan een filmstudio. Die jongen moest toen weg. Ik vond het heel vervelend, maar je hebt geen andere keus. Zelf heb ik er nooit gewetenswroeging over gehad dat ik die mensen daar heb laten werken. Het valt onder de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever wat met die studio gaat gebeuren. Ik kan niet nagaan wat voor films ze daar gaan maken. Alleen als een pand wordt gezet voor iets dat per definitie zondig is, draag ik ook als bouwer verantwoordelijkheid. Vragen ze mij prijsopgave voor een disco, een casino, of een bordeel, dan zal ik dat niet doen.'

Verleidingen
„Of ik nu als zakenman meer verleidingen ervaar dan vroeger als automonteur? Nee, zeker niet. Ik zal je wat vertellen. Met m'n zestiende jaar ging ik van school af en kwam te werken bij een transportbedrijf met allemaal rooms-katholieke mensen. In een garage waar heel de dag de radio aan stond. Ik dacht bij mezelf: Hier zal ik wel niet bekeerd worden. Toen kwam ik bij de OAD, als enige die op zondag niet werkte. Daar was de kans op bekering nog geringer. Van de OAD ging ik naar Rodelko. Daar werkten nogal wat ouderlingen en diakenen. Nou, daar zou ik toch best bekeerd kunnen worden. Maar toen had ik er geen tijd meer voor. Snap je? Als je dan voor jezelf begint, word je nog veel drukker. En met de dag harder. Toch is juist in die periode de verandering in m'n leven gekomen. Ik wil maar zeggen: Of je nu predikant bent of diskjockey, als er geen ommekeer in je leven plaatsvindt, blijf je wie je bent. In een wereld die voor iedereen vol verleidingen is. Voor een automonteur niet minder dan voor een directeur."

Zwart geld
„Toen ik automonteur was, repareerde ik in de avonduren geregeld een autootje. In de beginjaren van ons bedrijf pikten we ook nog wel 's zwart een graantje mee. Het deugde geen van beide. Zwart geld blijft zwart, zelfs in de collectezak. Je gaat je grenzen steeds verder leggen. Wat is ietsjes zwart? Honderd gulden, duzend, tweeduzend? Gelukkig hebben we dat tijdig ingezien en dat zwarte geklus uitgebannen. Mede op aandringen van m'n vrouw. Die is heel punctueel in die dingen. Terecht. Ik ben elke dag weer blij dat ik er vanaf ben. Je leven wordt er een stuk eenvoudiger door. Ik kan iedereen recht in de ogen zien. De fiscus mag elke dag komen. En sinds we niks meer zwart doen, gaat het ons zeker niet slechter. Het maken van onderlinge prijsafspraken met andere aannemers is voor ons nooit een verleiding geweest, omdat we er nooit aan begonnen zijn. Veel collega's hebben ons dat kwalijk genomen. Het zij zo. De prijs die je afgeeft moet je reële prijs zijn."

Zondagsarbeid
„Zondagswerk komt in de bouw nauwelijks voor. Wel draaien beurzen steeds vaker door Dan moet je consequent zijn. Aan een beurs die op zondag open is, wil ik ook doordeweeks niet meewerken. Zou ik gedwongen worden om op zondag te gaan werken, dan stop ik ermee. We hebben die eerste dag niet voor niks gekregen. Na zes dagen werken mogen we een dag rusten. Daar moeten we heel zuinig op zijn. Het kost me nu al moeite om m'n werk los te laten. Heb jij wel 's een zondag dat je geen moment aan je werk denkt? Wat de Heere als een zegen geeft, kan je als een kwaad achtervolgen. Ik heb een tijd gehad dat ik dacht er vanaf te zijn. Ik was als een kind zo gelukkig. Maar nu komt het soms met verdubbelde kracht terug. Ik kom nogal eens met een scheur in de broek de kerk uit. Dan denk ik: Jonge jonge, was ik maar van dat bedrijf af! Maar je neemt jezelf wel mee. In een aantal opzichten heb ik het weer makkelijker dan het werkvolk. Als ik hier met tien man aan de lunch ga, en ik zeg: 'Eerst even de handjes samen', dan zitten ze alle tien met de handjes samen. De een bidt wel, de ander niet, maar ze houden zich allemaal keurig stil. Vraagt een opperman op de bouw om stilte, dan is de kans groot dat alles doorpraat. En denk maar niet dat hij de stekker eruit kan trekken, als-ie gek wordt van die muziek."

Gezin
„In de zakenwereld heb ik geen vrienden. De vrienden die ik heb zijn arbeiders. Bewust ben ik geen lid meer van de plaatselijke ondernemersvereniging. Ook niet van de VRCL (vereniging van reformatorische zakenmensen HdV). Ik kan 's avonds beter bij moeders zijn, in m'n gezin. Of een keer naar de kerk gaan. Dat levert me meer Met allemaal zakenmensen bij mekaar krijg je steevast gepoch. Voor je het in de gaten hebt, doe je mee. Vorig jaar ben ik nog op de nieuwjaarsreceptie in het gemeentehuis geweest. Daar stond ik temidden van een groep zakenlui. Op een gegeven moment hoorde ik mezelf praten. Dit jaar heb ik tegen m'n vrouw gezegd: Ik ga niet. 'Waar blijf je?', vroeg de burgemeester Ik heb gezegd: 'Ik kom niet, want het is niet goed voor mij.' M'n gezin, dat betekent heel veel voor me. Ik heb een hele lieve vrouw en vijf kinderen. Al ik 's avonds klaar ben met m'n werk, ga ik als een haas naar huis. Hoe veel mensen moeten niet kinderen ontberen? Laten zij die ze wel hebben er zuinig op zijn. Drie en een halfjaar terug hebben we er nog een kleintje bij gekregen. Jongen, daar ben ik wel zó blij mee. Dat vind ik schitterend mooi."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 maart 1996

Terdege | 88 Pagina's

J. Nieuwenhuis:

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 maart 1996

Terdege | 88 Pagina's