Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met bevel van bekering en geloof' (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met bevel van bekering en geloof' (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

We komen nog een keer terug op de woorden uit de Dordtse Leerregels, gebruikt in verband met de prediking van het Evangelie aan alle volken en mensen. Die prediking moet niet vrijblijvend geschieden, maar „met bevel van bekering en geloof'.

Er is wel eens gemeend dat men, door van dit bevel te spreken, er eigenlijk van uit gaat, dat het met de doodsstaat van de mens nog wel wat meevalt. Er zou dan verondersteld worden dat de mens toch nog bepaalde mogelijkheden heeft overgehouden, die hem in staat stellen om zich te bekeren en te geloven. Dat dit niet het geval kan zijn, wordt terstond duidelijk als we verder lezen in de Leerregels en bij III/IV,1 komen. Daar staat overduidelijk hoe het met de gevallen mens gesteld is. Nee, van de waarheid van de totale verdorvenheid van de mens doen de Dordtse vaderen niets af. Hoe zouden ze dat trouwens kunnen? Ook deze waarheid is te diep verankerd in de Heilige Schrift. Ik verwijs naar Gen. 6:5, waar we lezen dat al het gedichtsel der gedachten van het hart van de mens te allen dage alleenlijk boos is. Al het gedichtsel... te allen dage... alleenlijk. Dat laat niets van ons over, ofwel? Ik denk ook aan het woord van de Heere door Jeremia (13:23): „Zal ook een Moorman zijn huid veranderen of een luipaard zijn vlekken? Zo zult gijlieden ook kunnen goed doen, die geleerd zijt kwaad te doen?" Ook dit is duidelijke taal.

Tegenstrijdig?
Maar is er dan sprake van een tegenstrijdigheid? Onbekwaam en totaal ongeschikt. En toch het bevel tot bekering en geloof Hoe zijn die twee met elkaar te rijmen? Vraagt God het onmogelijke? Wat dat laatste betreft, inderdaad. God vraagt het onmogelijke. Net zoals we dat in de Catechismus vinden in vraag en antwoord 9. Daar wordt ook gesproken over dingen die God van ons eist, terwijl we ze niet doen kunnen. Maar daarmee doet God ons nog geen onrecht... Ja, God vraagt het onmogelijke als Hij onze bekering van ons eist. Maar ook daarmee doet God ons geen onrecht. U dacht toch niet dat God minder zou kunnen vragen dan onze bekering en ons geloof? God kan ons toch niet het recht geven om onbekeerd te blijven en ongelovig. Wij geven onszelf dat recht veel te gemakkelijk, maar van God krijgen we het nooit! Houdt dat toch goed vast. Maar dat lost het probleem niet op, zegt iemand. Dat is ook zo, maar moet dat dan? Moet de schijnbare tegenstrijdigheid worden opgelost?

Verstand en geweten
Weet u wat we moeten doen? Om te beginnen zullen we eens moeten nagaan wat de Heere ons heeft gegeven aan gaven en talenten. We hebben ons verstand. Dat is niet niets. Met dat verstand weten we -als we het tenminste niet uitschakelendat we zonder bekering en geloof verloren zullen gaan. Moeten we die overtuiging dan niet gebruiken? Vervolgens hebben we ons geweten. En dat is ook niet te verwaarlozen. In ons geweten weten we ook -als het tenminste nog spreekt- dat de zonde ons in het verderf stort en dat alleen een leven in gehoorzaamheid aan God vrede geeft. Moeten we dat talent dan ook niet gebruiken? God zal het toch niet goedkeuren als we dit talent in de grond stoppen en ongebruikt laten? Maar kunnen we ons dan met ons verstand en ons geweten bekeren? Nee, dat niet, maar we kunnen er wel gebruik van maken in het gebed om God om bekering en geloof te smeken. Is dat niet Gods bedoeling? Moet het niet zover komen? Als we onze nood gaan inzien en gaan ontdekken wat het betekent om onbekeerd te zijn en geen geloof te hebben, waar brengt ons dat? Eén ding is zeker: Dan houdt ons redeneren op. Dan moet er wat gebeuren. Dan drijft die nood ons uit tot de Heere met de bede: Heere, bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn! (Klgl. 5:20).

God is gewillig
Wat daarbij dan ook nog een zeer sterk argument mag zijn? Dat de Heere zo duidelijk bekend gemaakt heeft dat Hij ons verderf niet wil. Hij heeft gezworen, dat Hij geen lust heeft in de dood of het verderf van de zondaar, maar dat Hij er lust in heeft dat die zondaar zich bekeren zal. Ik denk ook aan de Heere Jezus, van Wie we lezen dat Hij in tranen uitbrak toen Hij de stad Jeruzalem zag; de stad waarin Hij zoveel maal het Woord gesproken had en waarin Hij zoveel tekenen had verricht, en dat alles met de bedoeling dat ze zich zouden bekeren. Maar er kwam geen bekering! Helaas. En toen de Heere Jezus voorzag wat van die onbekeerlijkheid het gevolg zou zijn werd Hij hevig ontroerd en weende Hij over de stad. Waren die tranen oprecht? Natuurlijk, hoe zouden we daaraan kunnen twijfelen? Maar als de tranen van Jezus dan oprecht waren, dan kan niemand toch tot een andere slotsom komen dan dat Hij de bekering van Jeruzalem ook oprecht gewild heeft? Welnu, als de Heere dan zo gewillig is om de bekering te geven -vergelijk ook Hand. 5:31- dan is er alle reden om hartelijk en aanhoudend te bidden: Heere, bekeer mij, dan zal ik bekeerd zijn!

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 mei 1996

Terdege | 88 Pagina's

Met bevel van bekering en geloof' (2)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 mei 1996

Terdege | 88 Pagina's