Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van glazenier tot Godsgezant

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van glazenier tot Godsgezant

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een rooms kerkgebouw is een jonge kunstschilder bezig met het opknappen van heiligenbeelden. Al zijn aandacht heeft hij bij het werk. Opeens komen echter met kracht de woorden van Psalm 135 in zijn hart: "Dat die ze maken hun gelijk worden..." Vanaf dat moment kan hij niet langer in roomse kerken werken. Later zal hij nog veel in kerkgebouwen arbeiden. Niet als kunstschilder, maar als evangeliedienaar. Dan schildert Gijsbertus van Reenen een rijke Christus voor arme zondaren.

Gijsbertus van Reenen werd op 10 januari 1864 in Utrecht geboren. In de hervormde Nicolaikerk werd hij ten doop gehouden. De jonge Gijs groeide op onder zorgeüjke omstandigheden. In 1866 heerste een cholera-epidemie in Utrecht. Desondanks hadden vader en moeder Van Reenen geen vrijmoedigheid om hun kinderen te laten inenten. Omdat zonder pokkenbriefje niemand tot de school werd toegelaten, heeft moeder Van Reenen zelf haar kinderen onderwijs gegeven. Na voldoende onderwijs ontvangen te hebben, werd Gijs in de leer gedaan bij een glasschilder. Op 1 april 1885 trad hij in het huwelijk met Johanna Petronella van Veenendaal. Uit het huwelijk werden tien kinderen geboren. Na zijn huwelijk begon Van Reenen een eigen glasschildersbedrijf. De zaak breidde zo uit, dat hij na verloop van tijd twaalf werknemers in dienst had.

Zelfverbetering
In geestelijk opzicht was het in zijn jonge jaren niet best gesteld. In eigen kracht probeerde hij zijn leven te beteren. Toen hij een jaar of zeventien was, gaf hij het op. „Je bent toch voor het verderf geschapen", zo sprak een stem van binnen. Vloeken, de zondag ontheiligen en spotten met het heilige deed hij op zo'n ontzettende wijze, dat zelfs vrienden die zich om God noch gebod bekommerden hem berispten.Tot hij in de lente van 1884 op een wonderlijke wijze in het bezit kwam van 'De Christenreis' van Bunyan. Tijdens het lezen liet de Heere hem zien, dat hij zichzelf rijp maakte voor het eeuwige verderf. Christens ellende werd zijn ellende, maar toen hij verder las, werd Christens keus zijn keus. Van Reenen werd naar eigen zeggen een reiziger naar Sion, dat hij zeer spoedig hoopte te bereiken. Het ging echter anders dan hij dacht. Zijn hele leven heeft hij moeten leren dat hij blijvend van genade moest leven.

Maagpijn
In de kerken in zijn woonplaats vond Van Reenen geen voedsel voor zijn ziel. „Het was allemaal waarheid wat je hoorde, o ja! Maar van dat verborgen zielenleven hoorde je niet." Met enkele vrienden kwam hij 's zondags samen om een preek te lezen. Omstreeks 1895 werd hij tot het predikambt geroepen, maar hij voelde zich onbekwaam om dat werk te verrichten. In deze tijd kwam hij in contact met ds. P. van der Heijden. Van Reenen wist dat ds. Van der Heijden graag experimenteerde met allerlei huismiddeltjes. Of hij iets wist tegen maagpijn, zo vroeg Van Reenen. „Niet langer God tegenstaan", luidde het antwoord. En aan de vrienden met wie Van Reenen 's zondags een preek las, schreef de predikant: „Als zondag Van Reenen komt, dan moet ge zijn boek wegnemen en zeggen dat hij maar een stichtelijk woord moet spreken." Op 9 oktober 1898 sprak de glasschilder in een woonhuis in Utrecht voor een gehoor van dertien mensen over het eerste gedeelte van Psalm 57 vers 1. Precies 35 jaar later, op 9 oktober 1933, schreef hij: „Ik sprak toen een woordje van de weg en de ervaring die het gouderts heeft te gaan, eer het als een kleinood blinkt aan de kroon des Konings."

Predikant
Van Reenen schonk zijn bedrijf aan een broer en ging nu regelmatig voor in verschillende plaatsen. In mei 1899 bedankte hij voor een beroep van de Vrije Gereformeerde Gemeente te Vlaardingen. Een maand later nam hij het beroep van de gemeente Zeist aan. Tijdens een gecombineerde vergadering van de gemeenten te Enkhuizen, Lemmer en Zeist legde hij examen a£ Op 17 september werd hij door ds. Van der Heijden tot predikant bevestigd.Op 11 december 1903 bracht de Gereformeerde Gemeente te Leiden een beroep op hem uit. Een drietal Leidse kerkenraadsleden was afgevaardigd om de beroepsbrief te gaan overhandigen. In Zeist aangekomen liepen ze te dwalen, op zoek naar het huis van ds. Van Reenen. Die was op dat ogenblik ergens op ziekenbezoek. Ineens stond hij op en zei: „Ik hoop nog wel terug te komen om een gebed te doen, maar daar komt in mijn hart: 'Drie mannen zoeken u', dus ik moet nu gaan." Toen hij het huis verliet, liepen daar de Leidse broeders...

Bezwaar
Op 6 maart 1904 werd Van Reenen in Leiden bevestigd. Bij zijn komst telde de gemeente ongeveer tweehonderd zielen, toen hij in 1912 afscheid nam zo'n zeshonderd. In 1907 vond de vereniging van de ledeboeriaanse gemeenten en de kruisgemeenten plaats. Ook de gemeente Leiden wilde toetreden tot het kerkverband, maar daartegen werd bezwaar gemaakt. Tegen de gemeente, omdat zij in het verleden de banden met zowel de ledeboeriaanse gemeenten als de kruisgemeenten had verbroken. En tegen Van Reenen, onder meer omdat hij te veel zou allegoriseren. Uiteindelijk werd de gemeente toch toegelaten. In korte tijd wist de Leidse predikant het vertrouwen te winnen. De generale synode van 1910 koos hem zelfs tot preses. Open aanmerkingen over te sterk allegoriseren zou hij echter nog veelvuldig te horen krijgen...In september 1912 ontving ds. Van Reenen een beroep van de Gereformeerde gemeente te Opheusden. Het woog niet zwaar. Op een zaterdagavond vroeg zijn oudste dochter of hij al bedankt had. „Kind, daar heb ik helemaal niet meer over gedacht", antwoordde Van Reenen, en begaf zich naar zijn studeerkamer om een bedankbrief te schrijven. Maar vooraf boog hij zijn knieen, om de Heere te vragen wat Zijn wil en weg was. Tijdens dat gebed openbaarde de Heere hem dat er op hetzelfde ogenblik in Opheusden een vrouw tot de Heere zuchtte voor de gemeente te Opheusden. En dat Hij Zich liet verbidden door die vrouw. Het was al te laat om een telegram te sturen. Voor de vrouw stond echter onomstotelijk vast dat ds. Van Reenen het beroep had aangenomen. „Maak het maar bekend in de gemeente", liet ze een ouderling weten. En zo werd van de kansel afgelezen dat ds. Van Reenen het beroep had aangenomen. Pas de volgende dag arriveerde het telegram.

Emeritaat
 Spoedig nam de predikant een grote plaats in Opheusden in, al leefde hij met enkele grote boeren op gespannen voet, omdat hij ze ongezouten de waarheid zei. Door sommigen werd hij "de christelijke socialist" genoemd. In 1916 vertrok hij naar Gouda. Ook daar heeft hij met zegen gewerkt. Ds. Van Reenen schonk veel aandacht aan de bekommerden. Van predikers die geen zorg besteedden aan de lammeren van de kudde, moest hij niets hebben. Een eikenboom der gerechtigheid werd daarentegen zonder pardon omgezaagd. Op 26 september 1920 nam hij afscheid, omdat hij een beroep van de gemeente Werkendam had aangenomen. In de afscheidspreek bedankte hij zowel zijn vrienden als zijn vijanden. „De Heere heeft in de jaren die achter mij liggen mijn vrienden willen gebruiken om de moed erin te houden en mijn vijanden om mij gedurig tot de Heere uit te drijven."Het verblijf in Werkendam was van korte duur. Reeds na een halfjaar werd Van Reenen ziek. Op 16 augustus 1923 werd hem om gezondheidsredenen emeritaat verleend. Het gezin vertrok naar Zeist en in 1925 naar Bodegraven, waar hij nog 132 maal mocht voorgaan in de bediening des Woords. In 1928 was hij niet langer in staat om te preken en vestigde hij zich in Leiden. Zijn gezondheid was geknakt als gevolg van een verborgen kruis. Pas in 1933 durfde hij erover te schrijven.

Bart en Kees Nu hij niet meer in staat was om enige ambtelijke arbeid te verrichten, begon Van Reenen preken te schrijven, waaronder een verklaring van de Heidelberger Catechismus. Soms kon hij niet langer dan vijf minuten achter elkaar werken. Vaak had hij ontzettende maagpijn. Daarbij kwam dat hij door verschrikkelijke angstzenuwen geplaagd werd. Soms was hij zelfs niet bij machte om ook maar één letter op papier te krijgen. Zoon Anthon moest dan opschrijven wat zijn vader dicteerde. De stijl van ds. Van Reenen was bloemrijk. Zo noemde hij pogingen tot zelfverbetering "lorren en vodden, gesponnen op het weefgetouw van een verbroken werkverbond." Naast preken schreef ds. Van Reenen de samenspraken van Bart en Kees, die eerst in De Saambinder gepubliceerd werden en later in boekvorm verschenen. Bart (ds. Van Reenen) geeft in deze samenspraken geestelijk onderwijs aan Kees (een heilbegerige). Het opmerkelijke van deze samenspraken is, dat het lijkt of twee verschillende personen ze geschreven hebben. Twee mensen met verschillende karakterstructuren zijn aan het woord.

Kritiek
Met name op de samenspraken over het Hooglied kwam kritiek. Ds. Kersten schreef openlijk dat hij de in de gesprekken van Bart en Kees gegeven voorstellingen geenszins voor zijn rekening nam. Dat ontlokte aan ds. Van Reenen de volgende opmerking, gericht aan uitgever W.M. den Hertog: „Nota bene. Die zijn door de Heilige Geest Zelf bedacht en geschreven. En de verklaring daarvan putte ik uit Durham, d'Outrein, Hellenbroek, Carolinus, Groenewegen en vooral uit de Kanttekening van onze beroemde Statenbijbel." Professor G. Wisse oordeelde positiever. „We hebben ds. Van Reenen nog bij zijn leven gekend. Ongeveer 45 jaar geleden stonden we tegelijk in Leiden, waar ik hem heb leren kennen als een opgewekt Christen, heel niet benepen of van 'zware gang', maar gezond geestelijk. Zijn preken zijn nog bij velen in trek. Niet ten onrechte. Ook zijn 'Samenspraken'. Gelijk in dit boek. Het is geen studievolle exegese van het boek Ruth. Hij allegoriseert nogal. Moet ik het een 'vergeestelijken' noemen? Of liever dat hij in deze geschiedenis een geestelijke zin legt? Hij behandelt in deze samenspraken Ruth meer als een gelijkenis of afschaduwing van hetgeen er op deze lijn zoal gebeurt op genadegebied in het zieleleven. En dan is Van Reenen in zijn kracht, stichtelijk en vol van 'geest en leven'. Ik kan me indenken hoe vele eenvoudige zielen er genieting, lering en troost uit putten. Zulke boeken te lezen kan allerminst kwaad, ook niet voor onze predikers".

Verborgen kruis
Van 1911 tot 1930 heeft ds. Van Reenen in hevige mate last gehad van een fobie. Hij leed aan zogenaamde woordvrees. Als hij het woord "krankzinnig" hoorde, bestierf hij het. Soms hoorde hij het woord wanneer hij gereed stond om de kansel te beklimmen. Hij was dan bevreesd dat hij onder het bidden of preken zou gaan vloeken en lasteren. „En des te meer de Heere mijn werk wilde zegenen, des te kwader had ik het. Soms kon ik aan mijn angst 's zaterdagsavonds bemerken, of de Heere des zondags wat doen zou." Vijfjaar voor zijn overlijden werd hij van dat verborgen kruis, waarover hij met niemand durfde spreken, verlost. Hij vertelde erover in een van zijn laatste preken. In augustus 1935 voelde ds. Van Reenen zijn einde naderen. Op ontroerende wijze nam hij afscheid van de lezers van De Saambinder. „En zo moeten we onze samenspraken, door Gods goedheid en genade beëindigen. Ik voel dat de tijd mijner ontbinding nabij is. Mijn Bruidegom komt om mij te halen. Psalm 43 vers 4 (berijmd). Wat ik mocht doen, dank ik Gods genade. Die mij bekwaamde tot die arbeid, in mijn zwakheid. Ik mocht honderdvierentwintig leerredenen schrijven en ongeveer zevenhonderd kolommen druks in De Saambinder\ En dat door zo'n ongeleerde, zwakke man. Alleen Gode de eer! Hij zegene wat van Hem is, en doe verzoening over het mijne! Dat zij zo!" Vóór het volgende nummer uitkwam, was ds. Van Reenen overleden. Ds. G.H. Kersten schreef: „In de vroege morgen van de derde september (1935) heeft het de Heere behaagd Zijn oude dienstknecht, ds. Gijsbertus van Reenen, emeritus-predikant der Gereformeerde Gemeenten, te Leiden, uit de bange strijd van dit leven te voeren tot de eeuwige triumf der volmaakte zaligheid en hem de kroon te geven, die Hij Zijn getrouwe dienstknechten heeft weggelegd."

Vóór het volgende nummer uitkwam, was ds. Van Reenen overleden. Ds. G.H. Kersten schreef: „In de vroege morgen van de derde september (1935) heeft het de Heere behaagd Zijn oude dienstknecht, ds. Gijsbertus van Reenen, emeritus-predikant der Gereformeerde Gemeenten, te Leiden, uit de bange strijd van dit leven te voeren tot de eeuwige triumf der volmaakte zaligheid en hem de kroon te geven, die Hij Zijn getrouwe dienstknechten heeft weggelegd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 februari 1998

Terdege | 124 Pagina's

Van glazenier tot Godsgezant

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 februari 1998

Terdege | 124 Pagina's