Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het levensverhaal van een bewogen scheikundige

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het levensverhaal van een bewogen scheikundige

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mevrouw dr. ir. Yvonne M.M. Meyer-Praxmarer groeide op in het huidige Tsjechië. Haar moeder was joods, haar vader niet. Met haar joodse grootmoeder overleefde ze de oorlog in Zwitserland, waar ze zou promoveren in de organische scheikunde. In 1948 trad mevrouw Meyer in dienst bij uitgeverij Elsevier in Amsterdam, waar ze verantwoordelijk werd voor de wetenschappelijke tijdschriften. In 1965 richtte ze de Nederlandse stichting SOS-Kinderdorpen op, onderdeel van een groeiende internationale hulporganisatie die dit jaar 50 jaar bestaat. Er zijn 377 SOS-Kinderdorpen in 129 landen. In Nederland was mevrouw Meyer als secretaris belast met de dagelijkse leiding; tevens was ze vice-voorzitter van het internationale bestuur. Van beide besturen is ze momenteel nog erelid. Yvonne Meyer is Officier in de orde van Oranje-Nassau.

In haar woning in Abcoude staat opmerkelijk meubilair. „Het zijn stukken uit Zuid-Tirol en andere delen van het voormalige keizerrijk Oostenrijk-Hongarije, zegt mevrouw Meyer. „In dat deel van de wereld, maar ook in die cultuur, ligt mijn historie. Ik heb me in mijn leven altijd overal tussenin gevoeld. Waar hoorde ik bij, met een joodse moeder en een niet-joodse vader?
Er waren meer verschillende werelden die haar leven verdeelden. In accentloos Nederlands: „Ik was Duitstalig onder de Tsjechen, woonde in de oorlog met een Duits paspoort in Zwitserland en was ook Oostenrijkse in Nederland. Mijn vader zat bij de Duitse marine, mijn moeder was voor de nazis op de vlucht en kwam om. Ik ben rooms-katholiek opgevoed, maar trouwde met een niet-godsdienstige man. Mevrouw Meyer werd geboren in Wenen, maar ze wil niet zeggen wanneer. „Een Oostenrijkse zegt dat niet, klinkt het vastberaden. „Ik ben tegen leeftijdsdiscriminatie. Leeftijdsdiscriminatie is hier volop: statuten en regels bepalen dikwijls dat je bij 60 of 65 jaar uit besturen of functies moet. Als vrouw ben ik in Nederland nooit gediscrimineerd.

Adellijk
Mevrouw Meyer heeft een zeer boeiend voorgeslacht. „Mijn vader was Rudolf (Rolf) Praxmarer. Hij werd geboren in 1900. Als 17-jarige kwam hij van de marine-academie. Hij heeft welgeteld een jaar als officier bij de Oostenrijkse marine gevaren, tot het admiraalsschip Viribus Unitis (Met Vereende Krachten) op een mijn liep en zonk. Vader verloor toen geld en goed, maar redde bij de ramp wel twee matrozen van de verdrinkingsdood.
Haar moeder werd geboren in 1898 en heette, net als de keizerin, Maria Theresia. „Ze heette Von Landsberger. Haar vader kreeg het adellijke woordje Von van de keizer, omdat hij door aankoop van kleine fabriekjes en werkplaatsen schaalvergroting en nieuwe werkgelegenheid bewerkte in de textielindustrie van het stadje Friedek, in het toenmalige Oost-Silezië.
De grootmoeder van mevrouw Meyer, Marianne, was opgeleid op een Franse nonnenschool in Wenen. „Daar ligt het begin van mijn christelijke achtergrond: grootmoeder was geïnteresseerd in het christendom. Ze heeft zich uiteindelijk laten dopen. Grootvader Adolf, hij overleed in 1911, was overtuigd joods.

Nooit naar school
„Mijn moeder studeerde talen in Wenen. Ze kwam mijn niet-joodse vader tegen op een chique bal voor militairen. Gemengde huwelijken waren in die tijd volstrekt normaal. De vader van mevrouw Meyer werd naar Friedek gehaald om, samen met zijn joodse zwager, de directie van de fabriek over te nemen. „De textielindustrie in Friedek was joods, mijn vader was de enige goj (niet-jood). Hij was sociaal, geliefd bij de arbeiders en degene die als eerste een vrije zaterdagmiddag invoerde. Door zijn toedoen overleefde de fabriek als enige de crisis-jaren dertig.
Mevrouw Meyer is nooit naar school geweest. Hoe is dat mogelijk? „Na de Eerste Wereldoorlog waren in Friedek de beste scholen Tsjechisch. Mijn vader was Oostenrijker, wij spraken Duits en ik was voorbestemd om later in Wenen te studeren. Vanaf mijn zesde jaar kreeg ik een Franse gouvernante. Ik was enig kind en heel erg nieuwsgierig. Ik moet de Fräulein, die mijn lagere-schoolopleiding in het Duits verzorgde, vaak tot wanhoop hebben gedreven. Ze deed op een goede school elders in het land examens, om gelijke tred te houden met het gewone onderwijs. „Op zingen na had ik de hoogste cijfers. Na de lagere school volgden een aantal jaren gymnasium-onderwijs met privé-lessen. Het bleek geen pretje om nooit naar een gewone school te gaan. „Als kind hunkerde ik naar alles wat met scholen te maken had. Ik zocht boeken over scholen en hoorde mijn vriendinnetje helemaal uit over haar school. Ik heb veel liefde gekregen van mijn ouders en het personeel, al was het aan de andere kant een jeugd zonder lol en grapjes.

Vluchten
Buiten in Abcoude schijnt de zon, maar binnen pakken zich donkere wolken samen boven het verleden. „Omdat ik niet op school zat, merkte ik in Tsjechië aanvankelijk weinig van het opkomend nazisme. Op zekere dag veranderde dat. „Eind jaren dertig verklaarden Duits-vriendelijke broers van mijn vriendinnetje ons huis besmet. Dat vond ik heel erg. Ook grootmoeder Von Landsberger kreeg problemen. „Ze woonde in Wenen, maar voer tijdens de machtsovername door de nazis, de Anschluss, net op een cruise in de Middellandse Zee. Ze heeft Wenen daarna gemeden en is via Venetië naar ons in Tsjechië gekomen. Alles werd anders na 1938.
Diep ingrijpend was de echtscheiding van vader en moeder. „Mijn ouders gingen in 1938 scheiden. Er zal wel meer dan één reden voor zijn geweest. Het werd voor de joodse gezinsleden thuis ook te gevaarlijk. Mijn vader bleef, mijn grootmoeder, mijn moeder en ik vlogen naar Zwitserland. De broer van mijn moeder vertrok naar Engeland om te vechten bij de geallieerden.
Moeder Maria Theresia hertrouwde met een niet-joodse man, een jezuïetenleerling, een jurist. „Hij was anti-Duits en deserteur, zegt mevrouw Meyer. „Samen waren ze succesvolle ruiters. Mijn moeder was de beste amazone van Oostenrijk en omstreken; zij zou in 1936 Oostenrijk vertegenwoordigen bij de Olympische Spelen in Berlijn. Oostenrijk verwachtte met een joodse deelneemster echter problemen en haar werd gevraagd zich terug te trekken. Toen de Gestapo hen in Frankrijk op de hielen zat, zijn ze te voet de Spaanse grens over gegaan, naar paardenvrienden in Portugal.
Van daar uit arriveerden ze in 1940 in New York. Mevrouw Meyer zegt het nog met verbijstering in haar stem: „De Amerikanen wilden niet nog meer statenloze vluchtelingen opnemen. Mexico ving hen tijdelijk op, ze leerden er Spaans, en uiteindelijk kregen ze een inreisvisum voor de Dominicaanse Republiek, in het Caraïbisch gebied.

Blutschande
Tijdens de oorlog zat Yvonne Meyer in Lausanne op kostschool: chemie studeren was haar droom. „Ik was met mijn grootmoeder Zwitserland binnengekomen met een Duits paspoort, zonder de J van Jood erin. Al snel zou ze die Duitse nationaliteit weer verliezen. „Ik voelde me in Zwitserland overal tussen hangen, een in-between. Ik had joodse familie, mijn ouderlijk huis was weg, mijn moeder was op de vlucht. Door mijn katholieke opvoeding hield ik van het christelijk geloof; van het jodendom wist ik niets.
Vader Praxmarer, Oostenrijker van geboorte maar inmiddels Duits staatsburger, kwam door de oorlog in nazi-krijgsdienst. Hij verloor aanvankelijk zijn officiersrang wegens Blutschande: hij was immers gehuwd geweest met een jodin! Mevrouw Meyer over die tijd: „Zolang het nog kon, voorzag vader s nachts mijn joodse ooms van eten, al voorkwam dit niet dat een deel van de familie in Theresienstadt is omgekomen. Later voer vader als officier bij de Duitse marine in Griekenland. Bij de marine waren weinig nazis.
Zelf stak ze tijdens de oorlog „haar kop maar in de boeken, zoals ze het zegt. „Meer kon ik niet doen. Ze deed in Zwitserland staatsexamen middelbare school, met Frans als moedertaal. „De Technische Hogeschool was een leuke school en ik genoot ervan de enige vrouw te zijn en toch de hoogste cijfers te halen...
Mijn moeder woonde tijdens de oorlog in de Dominicaanse Republiek. Mijn stiefvader bouwde met blote handen een blokhut als woning. Ze begonnen jonge ossen te fokken en te verkopen; ze hadden uiteraard ook paarden. Moeder Maria Theresia trok er zich het lot van de armen aan. „Gelukkig heb ik nog fotos van haar uit die jaren: een knappe vrouw tussen de palmen, met zwarte kindertjes, koeien en paarden. Ze werd, zo hoorde ik later, Dona Teresa de los Ninos genoemd, Vrouwe Theresia van de Kinderen. Als vermogende vrouw moest Maria Theresia zich plooien in een situatie van vroeg opstaan en zelf eten koken voor de landarbeiders. Dochter Yvonne is er toen nooit geweest: „In de Dominicaanse Republiek was voor mij na de oorlog niets te doen. Mijn moeder waarschuwde mij voor de als wreed bekend staande dictator Trujillo en zijn broers. Die waren gek op jonge blanke meisjes.
Na de oorlog heeft Yvonne haar moeder nog één keer teruggezien. „Moeder kwam naar Zwitserland en maakte mij en mijn grootmoeder duidelijk dat zij en haar man zich niet veilig voelden in de Dominicaanse Republiek en aanstalten maakten voor vertrek. Wij mochten er niet over spreken. Ze zijn teruggegaan en omgekomen, vermoord.
Dochter Yvonne kreeg in Zwitserland een telegram van de broer van de Dominicaanse president, met de doodstijding en de woorden „kom onmiddellijk. Ze is er nog steeds verontwaardigd over: „Ze wilden vast mij als erfgename ook uit de weg ruimen.
Na de dood in 1963 van dictator Trujillo –hij werd door zijn eigen lijfwachten vermoord– is mevrouw Meyer er uiteindelijk drie keer zelf geweest, ondanks vele waarschuwingen. „Ik heb het ravijn gezien waar ooit hun lichamen werden aangetroffen, maar nooit een graf. Al hun land en bezittingen zijn door de overheid geconfisqueerd. Ik heb niets persoonlijks meer gevonden, maar gelukkig wel veel verhalen gehoord. Moeder was
geliefd in de hele streek. Een negerbuurman zei: „Dochter van Teresa, kom bij ons, blijf bij ons.
Door de dood van haar moeder kwam Yvonne in Zwitserland zonder geld te zitten. „Als academisch opgeleide vrouw was het er voor mij, nog los van mijn positie als vreemdeling, moeilijk om in te stromen op de arbeidsmarkt. Toen ben ik maar op zoek
gegaan naar een promotieplaats. In Zürich was een beurs van de Zwitserse regering beschikbaar voor promotie-onderzoek bij Nobelprijswinnaar Prof. Ruzicka. Yvonne moest onderzoeken waarom Zwitserse legerpaarden zo vaak de dodelijke longziekte droes kregen. „Het was een moeizaam onderzoek, maar het ging om paarden en bacteriën, om levende materie. Ik had een jaar nodig om de bewuste bacterie te kweken. Toen ik na drie jaar klaar was met het onderzoek, gelastte de overheid mij als vreemdeling alsnog het land te verlaten.

Naar Nederland
Op wonderlijke wijze kwam het contact met Nederland tot stand. Mevrouw Meyer vertelt erover alsof het de dag van gisteren betrof. „Een directeur van de Nederlandse uitgeverij Elsevier kwam bij mijn promotor in Zwitserland, op zoek naar afgestudeerde chemici met kennis van vreemde talen. Twee joodse onderduikers hadden in de oorlog een begin gemaakt met de Encyclopedia of Organic Chemistry. Dat werk moest worden voortgezet. Zo belandde Yvonne in Amsterdam-Zuid op kamers. Ze had een tafel, een stoel en leefde uit een koffer onder haar bed. „Ik at sandwiches, belegd met marmelade die mijn oom uit Engeland opstuurde.
In 1951 trouwde Yvonne met drs. Jean Meyer, chemicus, een van haar medewerkers bij Elsevier. Toen in 1957 hun enige dochter Saskia Maria-Theresia (Sasha) werd geboren, was mevrouw Meyer-Praxmarer bij Elsevier verantwoordelijk voor alle wetenschappelijke tijdschriften. Ze zegt over die tijd: „Toen ik borstvoeding geven in Abcoude en werken in Amsterdam moest combineren, ben ik gestopt met werken. Ik heb er geen moment spijt van gehad! Ik koos bewust voor mijn plaats als moeder in het gezin. Toen Sasha wat ouder werd, kreeg ik weer behoefte aan meer verantwoordelijkheid. Zo stuitte ik op de suggestie van iemand om iets voor SOS-Kinderdorpen te gaan doen.
Het lag op haar weg. Het was een van oorsprong Oostenrijkse organisatie en in Nederland was er nog geen afdeling. Mevrouw Meyer: „Vanaf 1964 ben ik lezingen gaan houden en diapresentaties gaan geven op scholen. En om een lang verhaal kort te maken: in 1965 heb ik toen de Nederlandse stichting SOS-Kinderdorpen opgericht. Tot 1993 was ze secretaris van het bestuur, belast met de dagelijkse leiding. Het werk heeft haar voor de volle honderd procent gegrepen: „Weeskinderen missen het meest essentiële dat er bestaat: ouders. En dat is waar SOS-Kinderdorpen voor staat. Ze kunnen een gezinssituatie bieden met warmte, voedsel en scholing. Ik zie het gezin als hoeksteen van de samenleving.
SOS-Kinderdorpen pogen de gezinssituatie na te bootsen. „Acht tot tien kinderen wonen als SOS-gezin in een huis. Tien tot vijftien familiehuizen vormen samen een SOS-Kinderdorp. De familie-omstandigheden in een SOS-Kinderdorp beschouw ik als
het beste alternatief voor een natuurlijke gezinssituatie en de dorpssituatie daarbij als de beste voorbereiding op de maatschappij, zegt een nog steeds bevlogen mevrouw Meyer.
Aanvankelijk werkte de Nederlandse overheid tegen en ook bij particulieren bleek geen animo voor een SOS-Kinderdorp in Nederland. „We betalen al genoeg belasting voor jeugdopvang in Nederland, hoorde je dan. Suriname was zeer open voor onze hulp. „We kregen geld en grond van de regering. We brachten er kinderen bij elkaar met verschillende achtergronden: hindoestanen, katholieken, Indianen en Hernhutters.
Instinctief koos Yvonne Meyer voor werkzaamheden die verbondenheid toonden met haar verleden en haar familie. „Ik koos voor werk dat zin had, dat me nuttig leek voor de wetenschap of voor mensen. Ik waardeerde die instelling ook bij anderen en daardoor kreeg ik goede contacten met mensen in het SOS-werk, zoals de Surinaamse Eslien Polanen, de eerste negervrouw die er apothecaresse werd. Bij hen bestond volgens mevrouw Meyer niet de kleinheid en de bekrompenheid die ze wel om zich heen ziet. „Ik wist ook leden van het Koninklijk Huis te interesseren voor het werk van SOS-Kinderdorpen. Dankbaar kijk ik terug op die bezoeken aan SOS-Kinderdorpen waarbij ik
Oranjes mocht begeleiden. Mijn eerbied voor het Koninklijk Huis komt misschien door mijn vader en voorvaderen, die veelvuldig zijn onderscheiden voor dapperheid in dienst van het Oostenrijkse keizershuis.

Stiefmoeder
Met het ouder worden komen haar joodse wortels weer boven. „Ik ben sinds negen jaar weduwe, maar heb nu een joodse man leren kennen. Het heeft me bepaald bij mijn eigen jood-zijn. Ik zie het jood-zijn niet als een religie, maar voel me steeds meer verwant met het volk en de problemen van Israël. Ik ben officieel nog steeds lid van de Rooms-Katholieke kerk, maar ik kom er bijna nooit. Mijn echtgenoot wilde geen katholieke opvoeding voor onze dochter. Op advies van mijn pastoor hebben we haar toen niet laten dopen. We hebben getracht haar de algemene christelijke beginselen bij te brengen, later zou zij dan zelf kunnen kiezen. Een van haar beste vriendinnen is joods en ze voelt zich sterk aangetrokken tot mijn overleden moeder, die ze nooit heeft gekend. Het is opvallend: ik herken in mijn dochter regelmatig karaktereigenschappen die mij aan mijn moeder herinneren.
Met haar dochter Sasha is mevrouw Meyer terug geweest naar haar geboorteplaats Friedek. „Op de joodse begraafplaats vonden we tussen de brandnetels nog het graf van mijn grootvader. In ons huis was nu het kantoor van de fabrieken.
In principe kan mevrouw Meyer nog aanspraken maken op het familiebezit. Volgens een advocaat in Praag was een procedure evenwel kansloos, omdat mevrouw Meyer geen Tsjechisch staatsburger is en dat ook niet wil worden. „Ik heb getracht mijn aanspraken over te dragen op een joodse nicht in Tsjechië, maar tevergeefs. Uiteindelijk stak ik mijn tijd liever in SOS-Kinderdorpen dan in deze pijnlijke perikelen.
Onlangs was ze weer in Wenen. „Ik heb een band met mijn 91-jarige stiefmoeder, de tweede vrouw van mijn vader. Ik moest haar verhuizing naar een bejaardentehuis regelen. Mensen hebben mij wel eens gevraagd mijn memoires op te schrijven, maar ik wil liever niet in het verleden leven. Ik ga liever weer eens een weekje op vakantie, als het kan, ga ik skiën.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 juni 1999

Terdege | 80 Pagina's

Het levensverhaal van een bewogen scheikundige

Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 juni 1999

Terdege | 80 Pagina's