Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een strikt persoonlijke aanspraak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een strikt persoonlijke aanspraak

Prof. dr. J. van Bruggen: "De doop drukt uit dat God niet grillig is, maar betrouwbaar"

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de doop spreekt God mensen persoonlijk aan. Voor Hem gaan christenen niet naamloos op in een groep. Elk mens wordt als een individu behandeld. God roept ons en onze kinderen bij name! Prof. dr. J. van Bruggen, hoogleraar NieuweTestament aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) te Kampen, ziet de christelijke doop opkomen uit de doop van Johannes de Doper. Hij ziet die doop in historisch opzicht niet rechtlijnig als een vervanging van de besnijdenis.

„Dank zij de doop mag een kind van gelovige ouders opgroeien in een bedding waarin Christus en Zijn genade centraal staan. Deze genade richt zich dan ook heel persoonlijk op dat kind. Maar er is geen sprake van onpersoonlijk automatisme, want de doop gaat altijd gepaard met belijdenis en de kinderdoop moet later door die belijdenis bij het volwassen worden op de eigen naam worden overgeschreven. De doop is niet alleen persoonlijk van Gods kant: zij moet ook door de Heilige Geest en het geloof en het gebed persoonlijk zijn van onze kant.

Niet massief
Prof. Van Bruggen schreef over de doop een boekje voor de gemeente onder de titel Het diepe water van de doop. Hij wil de huidige christelijke doop niet allereerst „massief benaderen als een onderdeel van de groep sacramenten. Een instelling als de doop en een viering als het avondmaal moeten we allereerst bekijken vanuit de historische invalshoek van elke ceremonie afzonderlijk. Pas later zijn ze samengebracht onder de noemer van sacramenten.
Christus heeft echter niet een verzameling sacramenten ingesteld, maar afzonderlijk de doop en afzonderlijk de maaltijd. Het vertrekpunt voor de doop is de historische situatie dat Johannes de Doper mensen ging onderdompelen in de Jordaan. „Dé doop bestond niet in Israël: het onderdompelen van mensen in de grensrivier van het beloofde land was een nieuw teken van boete aan de vooravond van de komst van de Messias.
Het was ook een geloofsverklaring: de dopeling wilde gaan uitzien naar de komende verlossing van de zonden door iemand die na Johannes zou komen, de Sterkere, de HEERE zelf in zijn Zoon. Deze doop van Johannes was nog niet in de Naam van die Zoon of in de naam van Vader, Zoon en Heilige Geest. Die doop in Jezus naam kreeg pas in een tweede fase haar beslag. Dan is er sprake van de christelijke doop: de doop van de nu gekómen Messias.

Onderdompeling
De ceremonie van de onderdompeling blijft daarbij gehandhaafd (later vaak gereduceerd tot besprenkeling). Deze symbolische handeling betekent dat „de mens niet voor God kan bestaan en als het ware symbolisch verdrinkt in de dood. Het moet voor die mensen een schokkende ervaring zijn geweest, aldus prof. Van Bruggen. „Jezus Zelf heeft deze onderdompeling echter verbonden met iets nieuws. Het teken van verootmoediging wordt nu ook een teken van bemoediging omdat er een Naam aan verbonden wordt. De naam van Jezus, de Zoon van God.
„Bij Johannes was de onderdompeling nog anoniem. De doop van Johannes vond plaats in de verwachting van de Komende en met een bede om vergeving van zonden die Hij zou gaan brengen. Toen zijn Naam aan deze doop verbonden werd, werd het gat in de doop van Johannes als het ware gevuld: verwachting en vervulling kwamen samen.

Wanneer precies is de christelijke doop er gekomen?
„In Matthëus 28 lezen we over de opdracht om alle volken te gaan dopen in de Naam van Vader, Zoon en Heilige Geest. De christelijke doop onderscheidt zich van de doop van Johannes. De discipelen van Jezus verwijzen in hun doop naar het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt. Het perspectief verbreedt zich van Israël dat door Johannes gedoopt werd naar Israël én de volken die nu in volle breedte deel mogen krijgen aan de belofte voor Abraham en de vergeving van de zonden.
Wat eerst tot Israël beperkt was, geldt nu voor de gehele wereld. Dat is het accent in Mattheüs 28. Het lijkt wel alsof de doop dan pas wordt ingesteld (na Pasen), maar in feite wordt de christelijke doop nu uitgebreid tot alle naties. Wij zouden kunnen zeggen dat voor de heidenchristenen Mattheüs 28 het startpunt is van de doop der volken, maar het is minder juist om Mattheüs 28 te zien als de instelling van die christelijke doop binnen Israël, want die was er al eerder, al in de nadagen van Johannes de Doper.
We lezen in het begin van Johannes Evangelie reeds dat de leerlingen van Jezus ook gaan dopen en dat zij meer leerlingen maakten dan Johannes deed. Er is al een christelijke doop aan het begin van Jezus optreden in Israël: allen die zich toen lieten dopen zijn de „leerlingen in Israël die we later rondom Jezus in groten getale zien optrekken.

Waarom moest er eigenlijk gedoopt worden?
„Dat is in de eerste plaats omdat Jezus het heeft opgedragen. De orde die de Meester heeft vastgesteld, is niet iets wat we altijd eerst moeten begrijpen, maar het is reeds simpelweg op zijn bevel een zaak om op te volgen, zelfs al zouden wij niet helemaal begrijpen waarom. Dat is iets wat voor deze tijd erg belangrijk is om vooraf op te merken, omdat volgzame onderdanigheid niet een hoofdkenmerk is van de huidige christenheid.
In de tweede plaats voel ik door de individuele doophandeling de persoonlijke verbondenheid. Ik ga als persoon niet op in de massa. De doop toont de individuele behandeling bij het Evangelie. In de doop wordt gezegd dat het voor mij is. Dat komt lijfelijk op je af bij de doop. De doop maakt het Evangelie persoonlijk voor jou als vrouw of man met die naam en die familieachtergrond.
Tegelijkertijd is de doop in de derde plaats onlosmakelijk met het geloof verbonden. Bij de doop hoort altijd een geloofsbelijdenis. Zonder geloofsbelijdenis en deelname is er geen doop mogelijk. Er wordt geen stommetje met de dopeling gespeeld.
In de vierde plaats is de doop ook geen zelfbediening, maar je láát je dopen door een ander, die daar staat namens God. De doop wordt van buitenaf als een verzegeling en beaming van Godswege bediend. Je zegt: ik belijd mijn geloof en wórd dan door iemand anders, in Gods volmacht, gedoopt.

Kinderdoop
Er is altijd een grote variatie geweest ten aanzien van de doop. Vanaf het begin van de kerk werden „ook kinderen gedoopt, aldus Van Bruggen, maar toch zie je in de Oude Kerk ook wel vaak dat men met de doop wachtte tot op latere leeftijd, soms zelfs tot vlak voor het sterven. Pas later is het dopen van de kinderen van de gelovigen heel algemeen aanvaard en algemene praktijk geworden.
Het woord kinderdoop vindt hij trouwens niet zo gelukkig, omdat het lijkt alsof er een verschillende doop is, een kinder en een volwassendoop. Bovendien wordt de zaak nu gevoelsmatig vaak omgekeerd, alsof het begint met de kinderdoop en alsof de volwassendoop een nagekomen doop is als aanvulling en supplement bij de kinderdoop. „Het is echter omgekeerd: de doop begint als doop van volwassenen en aanvullend mogen gelovigen behalve zichzelf ook in geloof hun kinderen laten dopen en tot Jezus brengen. De kinderdoop bestaat bij de gratie van de volwassendoop! In onze kerkboeken zou eigenlijk eerst het formulier voor de volwassendoop moeten staan en pas daarna dat voor de kinderdoop.
„Ook bij de kinderdoop wordt het geloof beleden, namelijk door de ouders. Velen zien dat geloof der ouders als iets pro forma. Maar we mogen dat niet van elkaar isoleren. Het doopformulier spreekt van de doop van de kinderen der gelovigen. Het is eigenlijk geen kinderdoop, maar een doop voor de volwassenen én hun kinderen. Het is een wonder dat die kinderen al mogen delen in de geloofsdoop van hun ouders. Dat zegt iets over de trouw van God voor de ouders en daarmee ook voor hun kind. De doop is een ouderlijk belijden van Zijn liefde en trouw, omdat dat kind zelf nog niet kan spreken. Later moet er iets bij komen, namelijk wanneer het kind, als het groter wordt, geleidelijk aan de doop op zijn eigen naam overschrijft. Als hij dat niet doet, streept hij die familiedoop door en doet hij afbreuk aan die doop.

Wat is het effect van de doop op het kind?
„Op zichzelf en als handeling helemaal niets. Als iedereen in de omgeving van het kind na de doop jaar in jaar uit stommetje zou spelen, zal de waarde van de doop ook nul komma nul blijven voor het kind. Maar de monden gaan gelukkig open! De kinderen worden in de kerk gebracht, leren kindergebedjes en de kern van het Evangelie van hun ouders, horen de preken, groeien op onder de vleugelen van de Heere en Zijn Woord en dát is een groot geschenk.
De doop heeft alles te maken met de bedding van gelovige ouders en de kerkgemeenschap en kan daarvan niet geïsoleerd worden tot een losstaand mirakel. Het feit dat de Heere ons in een gelovig gezin heeft gebracht, tot Jezus heeft gebracht door de prediking en door onze ouders, ga je als een voorrecht voelen. Daarin wordt de genade waarin je ouders geloofden toen ze je lieten delen in hun doop, ook voor jezelf zichtbaar en voelbaar.
Je krijgt de doop niet via een postorderbedrijf, maar via je ouders en de kerk. Het kind is in Christus geheiligd. Dat is als een soort deken die om je heen gelegd wordt. De ouders aanvaarden Zijn beloften over hun kinderen. Dit alles houdt een afwijzing in van de doop van kinderen van ongelovige ouders. Daarmee devalueer je de doop tot een religieus ding. Je stript belangrijke zaken van de doop af en ontneemt de doop de bedding.

Onderwaardering
Er is volgens prof. Van Bruggen sprake van onderwaardering van de doop als je nauwelijks waarde hecht aan de doop en die slechts ziet als een menselijk teken. Van overwaardering is sprake als je er een betekenis aan toekent los van de kerk en de ouders, zonder daarbij de bedding van de Heilige Geest te betrekken.

Is het gevaar ook niet denkbeeldig dat ieder gedoopt kind gezien wordt als een kind van God?
„De doop kan zeker aanleiding geven tot een gemakkelijk vertrouwen. De doop is een teken en zegel, vergelijkbaar met een trouwring. Maar je moet hem wel aan je vinger doen, anders is het maar een stukje goud zonder symbolische betekenis! De waarde van de kinderdoop kan afnemen door verwaarlozing. De mens behoort gedoopt te worden, maar het gaat te ver om te stellen dat je daarmee (zoals de roomsen zeggen) een aparte doopsgenade ontvangt. De doopsleer in het Nieuwe Testament is niet magisch. Het is ook: láát u dopen. De geloofsinbreng van de dopeling verhindert de gedachte aan een magische werking, als zou de doop vanzelf werken. De sacramentsleer vanaf Augustinus is dat doop altijd met het geloof wordt verbonden. En daaraan kan het gebruik om kinderen van gelovigen te dopen, niets veranderen.

Wat is de symbolische betekenis van het gebruik van water?
„Hier moeten we nog even terugverwijzen naar Johannes de Doper. Hij doopte in het water, aan de grens van het beloofde land. De mens werd op de grens verdronken. Op die plaats was het volk Israël ooit droogvoets doorgeleid. De doop in de Jordaan betekent: een terug naar af. We gaan niet meer droogvoets door dat water. Water heeft een verwijzende betekenis die zowel bedreigend als reinigend is. Het verwijst naar het vuur van de Heilige Geest, het gericht van de Heere dat ons zou kunnen overspoelen, namelijk als we ons niet bekeren. De doop verwijst ook naar de symbolische en reddende overspoeling door de Geest in de naam van Jezus.

U hebt zich wel eens gekeerd tegen de gedachte dat de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen. Staat u daarmee niet op gespannen voet met de belijdenisgeschriften en onder meer Calvijn?
„Op dit punt ontstaat gemakkelijk misverstand. Ik ben het eens met de gedachte dat de doop voor ons als christenen uit de heidenen de plaats en functie heeft gekregen die de besnijdenis altijd had voor het volk Israël. Het is echter in historische zin iets te algemeen gesteld om te zeggen dat de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen. De joodse christenen hebben namelijk zowel de besnijdenis als de doop vastgehouden. Heidense christenen werden echter niet verplicht zich te laten besnijden naast de doop. De besnijdenis was een teken van de joden en van de joodse christenen, de christelijke doop had betekenis voor christenen, zowel joodse christenen als heidense christenen. De formuleringen van Calvijn kan ik historisch gezien niet in het Nieuwe Testament lezen. Op zich zit in Calvijns formuleringen wel een rijke gedachte. Wat Calvijn zegt, is vooral van kracht voor de kerk uit de heidenchristenen. Het is geen wonder dat Calvijn dit niet nader uitwerkt, want er waren nauwelijks joodse christenen in de tijd van Calvijn.

Naast elkaar
Doop en besnijdenis bestonden in het Nieuwe Testament naast elkaar, aldus prof. Van Bruggen. „De joodse christenen werden verplicht om zich te laten dopen, maar waren niet verplicht om de besnijdenis af te schaffen. Voor de joodse christenen kwam de doop bij de besnijdenis, terwijl de heidense christenen zich niet meer hoefden te laten besnijden om daardoor Jood te worden. Wij hebben de besnijdenis wel eens te veel uitsluitend in het licht van de doop gezien. De besnijdenis in Israël en de doop in de kerk uit Jood en heiden vallen niet samen. Wel is er een verbinding. Zoals de besnijdenis verwijst naar de besnijdenis van het hart, zo verwijst ook de doop naar de innerlijke reiniging door de Geest.

Is het verwerpen van de kinderdoop en het leren van de volwassendoop niet een onderschatting van het verbond?
„Dat hoeft niet. De grote waterscheiding is die tussen het Evangelie van de vrije genade en de leer van de menselijke inbreng in het heil. Er zijn veel voorstanders van de kinderdoop die remonstrants spreken over het geloof. En anderzijds zijn er voorstanders van de volwassendoop die helemaal niet remonstrants, maar gereformeerd over het Evangelie spreken. Dit laatste zie je vooral bij hen die de volwassendoop leren, maar die toch hun kinderen na de geboorte in een gemeentesamenkomst opdragen aan Gods trouw en genade. Op dat moment is er eigenlijk alleen een (pijnlijk en verdelend) verschil van mening over het juiste tijdstip van de doop.
Daarom is de startvraag niet of je voor of tegen de kinderdoop bent (hoe belangrijk ook dit punt is), maar de startvraag is wat de reden is om je kind op te dragen en de doop ervan nog uit te stellen en wat de reden is om die doop niet uit te stellen. Wat beweegt je als ouders? Daarin moet je elkaar ondervragen en elkaar bemoedigen. De term verbond is in de loop der geschiedenis erg gangbaar geworden om de relatie tussen God en Zijn volk onder woorden te brengen. Het drukt uit dat God niet grillig is, maar betrouwbaar is. Als Hij met ons begint in de doop, wil Hij ook met ons verder. Hij is wel een levende God. We kunnen Hem verdriet doen en bedroeven. Deze werkelijkheden kunnen echter ook met andere woorden dan het woord verbond onder woorden worden gebracht. Ga dus altijd op de inhoud van elkaars geloof in en blijf niet staan bij een sjibboletwoord.

Mag je wel na de kinderdoop zeggen: Jij bent Gods kind?
„Ik zou het liever anders zeggen: jouw ouders zijn in geloof Gods kinderen, daarom mag jij ook bij Hem horen en wil Hij ook jou in de genade over je ouders doen delen. Hij wil ook met jou verder. Dat is geen garantielabel dat aan jou hangt, het is wel de garantie van Gods verbond dat ons wijst op Zijn verbondstrouw. Die garantie zou ik maar niet laten verlopen door minachting en verwaarlozing en door de Heilige Geest te bedroeven! Wanneer ik dit antwoord zou geven aan jongeren, ligt daarin iets besloten voor ons als ouderen. We zijn vaak heel erg bezig met de vraag wat je nu precies mag zeggen van de kinderen (Zijn ze wedergeboren? Zijn ze Gods kind? Zijn ze in het verbond? enzovoorts), maar het is nog veel belangrijker om bezig te zijn met de vraag hoe het met onszelf als ouderen gesteld is: met ons geloof, ons gebed, ons voorbeeld, ons leven door de Heilige Geest. Wanneer de doop een teken is voor de kinderen van de gelovigen, is het erg belangrijk dat die gelovigen hun persoonlijk en kerkelijk zelfonderzoek niet verwaarlozen en inruilen voor een statusonderzoek naar de positie van de kleine kinderen. Het gebeurt nogal eens dat ouderen zich verschuilen achter discussies over de (kinder)doop en daarbij zelf buiten schot blijven! •

Volgende keer: Afsluitend interview met ds. H. van den Belt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 juni 2000

Terdege | 100 Pagina's

Een strikt persoonlijke aanspraak

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 juni 2000

Terdege | 100 Pagina's