Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes Bogerman

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes Bogerman

Een stoere Fries

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij is vooral hekend geworden als de voorzitter van de Dordtse synode. Voor velen wordt het beeld dat zij van hem hehhen, bepaald door zijn lange haard en de bulderende stem waarmee hij de remonstranten van de synode zou hehhen weggejaagd. De drifthui van Johannes Bogerman zou een van de helangrijkste oorzaken zijn geweest van de eerste kerkscheuring in ons land na de Reformatie

Onze kijk op de persoon van ds. Bogerman zal sterk bepaald worden door de beoordeling van het werk van de Dordtse synode. Er groeit een opinie dat, wil het ooit nog goed komen met de gereformeerde gezindte, een eerste vereiste is, dat de koers die door deze synode is bepaald, ingrijpend wordt gecorrigeerd. In haar ijver om het remonstrantisme de pas af te snijden, zou de synode niet ontkomen zijn aan een verstandelijke beredenering van het goddelijk genade- ^n^%/rvr\e^ ë>f>ae^Vryia/rv Een stoere Fries werk. Dordt is het begin geworden van een 'defensief rationeel waarheidssysteem', waarvan we nu eindelijk het onhoudbare beginnen in te zien. Althans, zo wordt er steeds nadrukkelijker gemorreld aan de gereformeerde belijdenis. Het is duidelijk dat wie hier niet mee instemt, maar onverkort blij is met de Dordtse synode, omdat de leer die daar beleden is, het hart is van het Evangelie van vrije genade, alleen al daarom geneigd zal zijn Dit portret van (schilder onbekend)  in het stedelijk museum van Franefeer, 't Coopmanshüs. Het is afkomstig van de uoormalige academie in Franeker. gunstiger te oordelen over voorzitter Bogerman. Toch zal ook de objectieve historicus moeten concluderen dat het beeld van de driftige bulderaar, dat Bogerman is gaan aankleven, in hoge mate onbillijk is. De zes weken dat de remonstranten op de synode zijn geweest, hebben zij welbewust obstructie gevoerd. Eindeloze procedurekwesties maakten het onmogelijk om zelfs maar een begin te maken met een inhoudelijke bespreking van de punten van verschil. De remonstranten betwistten de wettigheid van de synode. Zij eisten een 'conferentie', waarin twee gelijke partijen in alle vrijheid zouden discussiëren. Zij trokken de wettigheid van Bogermans voorzitterschap in twijfel. Zij konden de bevoegdheid van de synode alleen al niet erkennen omdat vele synodeleden in hun ogen notoire scheurmakers waren. Zij voerden een filibustertactiek, met ellenlange redevoeringen, die door Bogerman toch werden toegelaten.

Eindeloos gedeputeer
Na acht dagen stelden de afgevaardigden uit Genève al voor de remonstranten weg te sturen en hun opvattingen uit hun geschriften te beoordelen. Gestelde vragen werden niet beantwoord. Bij herhaling stichtten de remonstranten verwarring door weer te ontkennen wat ze eerder gezegd hadden. Welbewust vermoeiden zij de synodeleden, in de hoop dat de buitenlanders, het eindeloze gedisputeer beu, naar huis zouden gaan. Het gezag van de synode zou dan ernstig geschaad zijn. Deze tactiek had grote kans van slagen, wanneer men bedenkt dat het Twaalfjarig Bestand op zijn einde liep. Het is daarom dat de synode daags tevoren had gezegd, dat er een einde moest komen aan deze vertoning, en dat de voorzitter, als ze nog langer zouden weigeren de resoluties van de gecommitteerden te gehoorzamen, de remonstranten weg moest zenden. Is het Bogerman kwalijk te nemen, dat hij dat op een profetische toon heeft gedaan? Toen koning Jacobus van Engeland hoorde dat Bogerman "een weinig te wreed en te gestreng" met de remonstranten had gehandeld, antwoordde de Engelse afgevaardigde Joseph Hall hem, dat Bogermans zachtmoedigheid "volgens de gehele synode veeleer te groot is geweest".

Onverzettelijk
Waar de uitdrukking 'stoere Friezen' vandaan komt, weet ik niet, maar van Bogerman kan gezegd worden dat hij niet alleen volbloed Fries was, maar zeker ook van een onverzettelijke stoerheid, wanneer het om de waarheid van Gods Woord ging. Zijn vader was pastoor in Kollum, maar moest in 1567 vluchten, omdat hij voor de Reformatie had gekozen. Hij kwam in Emden terecht en werd daar predikant. In Upleward, een dorpje aan de Duitse overkant van de Eems, tegenover Delfzijl, is Johannes in 1576 geboren. In 1580 verhuisde het gezin naar Friesland, waar vader dominee werd in Bolsward. Bogerman studeerde in Franeker,onder meer bij Johannes Drusius die internationaal vermaard was om zijn kennis van het Hebreeuws. Volgens een goede gewoonte uit die tijd trok hij na zijn afstuderen naar het buitenland om kennis te maken met een aantal gerenommeerde hogescholen. Drie jaar heeft Bogerman zo doorgebracht, in Heidelberg, Genève (waar hij de oude Beza nog meemaakte), Zürich, Lausanne, Oxford en Cambridge (bij Perkins). Van de contacten die hij toen opdeed, heeft hij zijn hele verdere leven profijt gehad. In 1599 werd hij predikant in Sneek. Via Enkhuizen kwam hij in 1604 in Leeuwarden. In de arminiaanse twisten werd de aandacht al snel op hem gevestigd, als gevolg van zijn heldere stellingnamen. Op de eerste vergadering die een nationale synode moest voorbereiden, in 1607 in Den Haag, was Bogerman de jongste afgevaardigde.

Maurits
Prins Maurits voelde zich bijzonder tot de Fries aangetrokken. Het was op uitdrukkelijk verzoek van de stadhouder dat Bogerman in 1618 enkele maanden in Den Haag kwam om te preken in de contraremonstrantse 'scheurkerk', waar de prins naar de kerk ging. In 1625 zou Bogerman de prins ook op diens sterfbed bezoeken. Hij heeft over dat sterven een boekje geschreven. De synode heeft hij zorgvuldig en wijs geleid. Het was de laatste hoop van de remonstranten dat na hun vertrek 'supra' en 'infra' onderling slaags zouden raken. Menselijkerwijs is het aan Bogermans leiding te danken dat dat niet is gebeurd, doordat hij nu eens Gomarus en Maccovius, dan weer de Bremer afgevaardigden strak in het gareel wist te houden. In de opstelling van de Dordtse Leerregels had Bogerman een groot aandeel. Hij bepaalde, dat ze niet 'schools', maar 'kerkelijk' moesten zijn. Zij moesten dienen tot stichting en daarom eenvoudig gesteld zijn. Hij zorgde ook voor een formulering waarin supra en infra zich konden vinden.

Leedbanketten
Een belangrijk besluit van de synode was om tot een eigen Nederlandse bijbelvertaling, rechtstreeks uit de grondtekst, te komen. De synode wees zes vertalers aan, drie voor het Oude en drie voor het Nieuwe Testament. Aan Bogerman werd, met Baudartius en Bucerus, de overzetting van het Oude Testament toevertrouwd. Door allerlei omstandigheden duurde het nog enkele jaren voordat zij daar daadwerkelijk aan konden beginnen. In 1626 werden zij voor de duur van het werk vrijgesteld van het werk in hun gemeenten en konden zij zich vestigen in Leiden, waar een universiteit met een bibliotheek en ook de overige nodige hulpmiddelen waren. Over de werkwijze van het drietal zijn we goed geïnformeerd door studies van Verduin (over de vertaling van het Hooglied, 1992) en Verdegaal 0ob, 1998). De paperassen van de vertalers zijn namelijk voor een groot deel bewaard gebleven en toegankelijk voor onderzoek. Van het boek Job maakte Bogerman de basisvertaling, waarbij hij ook andere vertaalmogelijkheden aangaf. Tevens schreef hij er concept- kanttekeningen bij. Baudartius schreef daar dan zijn commentaar bij en deed zo nodig wijzigingsvoorstellen. Daarna maakte Bucerus zijn notities. Vervolgens zien we Bogerman weer commentaar bijschrijven op de opmerkingen van de anderen. Tenslotte kwamen zij bij elkaar om tot overeenstemming te komen. Zo hadden zij voor elk bijbelboek de taken verdeeld. Een opmerkelijk spoor van Bogerman vinden we in de kanttekeningen op Jeremia 16 vers 5 en 7 en Ezechiël 24 vers 17. Daar wordt in een verband van rouwgebruiken gesproken van leedbanketten of leedmaaltijden, die geleid worden door leedmeesters, waar leedspijze wordt gegeten. Dit gebruik van het woord leed voor een begrafenismaal wordt nergens anders dan in Friesland gevonden. Bucerus stierf in 1631. In 1632 voltooiden de twee anderen het werk. Daarmee begon de volgende ronde: de 'revisoren', uit elke provincie een, kwamen naar Leiden om het vertaalwerk van vers tot vers te beoordelen. In gemeenschappelijk overleg van vertalers en revisoren werd de definitieve tekst vastgesteld. Dit duurde nog twee jaar.

Hoogleraar
Intussen was Bogerman in 1633 tot hoogleraar in Franeker benoemd. Hij nam de benoeming aan, onder voorwaarde dat hij eerst het vertaalwerk in Leiden af zou kunnen maken. Maar dat viel tegen! Op het overleg met de revisoren volgde nog de correctie van de drukproeven. Althans dat meende Bogerman, maar de Franeker curatoren schreven hem 11 september 1634 dat hij nu zo spoedig mogelijk moest overkomen om zijn ambt van hoogleraar te aanvaarden. Bogerman schreef terug "dat aan de druk en de nette correctie, zijn de het slot en als het ware de kroon van dit voortreffelijk werk (...) zoveel is gelegen, dat zonder zeer nauwkeurig toezicht bij de correctie het ganse werk van vertaling en revisie, tot een eeuwige disreputatie (slechte naam) alle lusten zou verliezen en tot groot misnoegen van alle vromen en tot spot van alle vijanden moeten strekken. Daarom hebben ook verscheidene revisoren bij hun vertrek mij dringend verzocht en gebeden, dat ik, omdat mij het ganse werk van het begin tot het einde het beste bekend was, toch niet één voet van de correctie zou wijken, opdat niet, indien vreemde ogen of handen daaraan te pas zouden komen, ergens een misslag zou geschieden". Hij vertrouwt erop, dat de curatoren zullen begrijpen, "dat het meer dienstig is voor het gemeen in een werk dat voor altijd en eeuwig zal zijn, dat ik hier bij het drukken gedurende een tijd van ongeveer zes maanden blijf'. Het bleef tegenvallen. Zeven maanden later, op 18 april 1635, moest Bogerman schrijven dat er nog geen kijk op was wanneer hij klaar kon zijn. De drukkers waren hun beloften niet nagekomen. Zelfs het geschikte papier en de benodigde lettertypen waren pas onlangs aangeschaft. Uiteindelijk kon hij pas op 7 december 1636 het professoraat in Franeker aanvaarden.

Ziekten
Het had alles te veel van zijn krachten gevergd. Bogerman was niet sterk. Telkens lezen we in zijn levensbeschrijving van kwalen en langdurige ziekten. Onbegrijpelijk dat hij toch nog zo veel werk heeft kunnen verzetten. Toen hij, 26 jaar oud, intrede had gedaan in zijn tweede gemeente Enkhuizen, schreef hij een ambtsbroeder een briefje: "Door Gods genade maken wij het goed. Wij kunnen de lucht hier tamelijk verdragen, hoewel ze ongewoon guur is en mijn zwakke lichaam dermate aanpakt, dat ik niet weet wat ik mijzelf voor de zomer durf te beloven." In zijn brieven lezen we dat hij nu eens geplaagd werd door de 'dub- TERDEGE - 23 MEI 2 0 01 bele derdedaagse koorts', dan weer last had van 'graveel' (niersteen) of aambeien. Tijdens de Dordtse synode werd hij gekweld door nierstenen en andere kwalen, hoewel hij toch maar één dag door ziekte heeft moeten verzuimen. In 1637 nemen zijn ziekten snel toe en vervallen zijn krachten helemaal. Op 18 augustus schrijft hij aan de Haagse predikant Rivet, dat hij te ziek is om bij de aanbieding van het eerste exemplaar van de Statenbijbel aan de Staten-Generaal te kunnen zijn. Hij vraagt of Rivet zijn plaats wil innemen. Baudartius voelde zich ook te zwak om hiervoor uit Zutphen over te komen. Van de vertalers van het Nieuwe Testament was Rolandus overleden en leek Walaeus eveneens verstek te moeten laten gaan, zodat Hommius als enig overgeblevene de plechtige overhandiging zou moeten doen. Gelukkig kon Walaeus toch nog tegenwoordig zijn bij deze plechtige gebeurtenis op 17 september 1637.

Belofte
Bogerman heeft het heuglijke feit niet meer beleefd. Op 11 september overleed hij, nog maar 61 jaar. Men zou het niet zeggen wanneer men de plaat ziet van Bogerman met zijn lange baard, tijdens de Dordtse synode gemaakt, maar hij was toen nog maar 43 jaar! Bogermans huwelijk met Grietje Piers is kinderloos gebleven. Ook zijn broer, eveneens predikant, had geen kinderen, zodat hun geslacht met hen is uitgestorven. Zijn gehele leven heeft Bogerman, met al zijn krachten, gestreden voor de handhaving van wat hij noemde "de ware en oude gereformeerde religie". De Statenvertaling en de Dordtse Leerregels zijn daarvan de indrukwekkende bewijzen. Hij noemde de Statenvertaling in zijn brief van september 1634 "een werk dat voor altijd en eeuwig zou zijn". Hieruit spreekt het vertrouwen dat dit werk nimmer terzijde gesteld zou behoeven te worden door taalkundige ontwikkelingen, laat staan door theologische. Op 30 april 1619 hebben Bogerman en de andere synodeleden de belofte afgelegd dat Neerlands kerk tot aan de dag van Christus' wederkomst de rechtzinnige, godzalige en eenvoudige leer zoals op deze synode beleden, door Gods genade zou bewaren. Wij missen nu de Bogermannen. Laten we in elk geval de belofte van Dordt gestand blijven doen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 mei 2001

Terdege | 96 Pagina's

Johannes Bogerman

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 mei 2001

Terdege | 96 Pagina's