Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wie zal ons het goede doen zien?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie zal ons het goede doen zien?

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE!" Psalm 4 vers 7

Vaak wordt Psalm 4 in direct verband gezien met de vorige Psalm. Daarin spreekt David tot de HEERE over zijn tegenstanders. Dat zijn er velen. Velen staan tegen hem op. Velen zeggen van hem: Hij heeft geen heil bij God. Maar wat die velen ook zeggen, in die Psalm mag David zich aan de HEERE toevertrouwen. Helemaal. Tienduizenden zal hij zelfs niet vrezen.
In Psalm 4 is ook sprake van tegenstanders: mannen die de ijdelheid beminnen en leugen liefhebben. Zijn dat dezelfde mensen als die in vers 7 met de velen worden aangeduid? Zijn die velen nu Davids vijanden, de opstandigen onder het volk óf zijn het mensen die hem wel volgen maar toch niet hetzelfde vertrouwen hebben als de koning? In onzekerheid verkerende hovelingen?
Eén ding is duidelijk: zij missen dezelfde geestelijke instelling als de koning. Twijfelmoedig vragen ze het zich af: Wie zal ons het goede doen zien?

Wie zal ons voorspoed geven, overvloed van koren en van most? Zij vragen naar het goede van de aarde: een goede oogst van het graan en van de wijnstok. Zij vragen naar aardse zegeningen.
Mag dat dan niet? Jazeker mag dat. Maar deze velen vragen het zichzélf af. Vragen het elkaar af en dan is het toch ook geen wonder dat ze dat twijfelmoedig doen. Wie is in staat om vanuit de mens zekerheid te geven over het aardse goed? Dat kan wél gedacht worden, maar wie heeft de gang van de natuur in de hand? Wie heeft alle factoren in de hand die menselijkerwijs gesproken onze voorspoed bepalen?

Het aardse goed is in Gods hand. De HEERE wil daar ook veel van schenken. Maar wel in een rechte weg. In de weg van het vrezen van God en het houden van Zijn gebod. In Deut. 5:29 lezen we dat de HEERE zegt: Och dat zij zulk een hart hadden, om Mij te vrezen, en al Mijn geboden te allen dage te onderhouden, opdat het hun en hun kinderen welging in eeuwigheid.
Wil het aardse goed werkelijk als goed ervaren worden, dan zullen we de HEERE moeten vrezen en dienen. Dan is er ook maar niet het twijfelmoedig zien op mensen die het goede geven kunnen of niet, maar het verwachtend, het vertrouwend bidden als van David: Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE! Het gaat David in de eerste plaats om Góds gunst. Het is geen onderwaardering van het aardse bij hem, maar het is bij hem wel zo dat het aardse niet het één en het al is. Gods gunst sterkt meer dan de uitgezochtste spijzen, zingen we zelfs met Psalm 90.
Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o HEERE! Schenkt U Uw zegeningen, maar ook als U die inhoudt, wees ons dan nabij. Laat Uw aanschijn over ons zijn. De blijken van Uw genadevolle ontferming. Van Uw liefde. Laat Uw licht ons duister verdrijven. We horen David zelfs niet vragen om wegneming van de moeite. Als Gods vriendelijk aangezicht er maar mag zijn. Hoe kan dat er zijn voor een zondig mens? Het is omdat Jezus Christus de totale verberging ervan gekend heeft. De totale Godsverlating heeft meegemaakt, opdat de Zijnen nimmermeer verlaten zullen worden.

Ervaart u in uw leven dat u het licht van Gods aanschijn nodig hebt? Voor de tijdelijke dingen van het leven en voor de eeuwige? Welk een wonder als een gevallen zondig mensenkind er iets of meer van mag ervaren. Maar ook welk een noodzaak om dat te zoeken! Hoe anders zal er vrede zijn met God? Hoe anders zullen we eens bij de HEERE kunnen wonen?
Hoe groot is het om het licht van Gods aanschijn te ervaren. Dat is vreugde in het hart, meer dan de overvloed van koren en most vermag.
Ik zal in vrede nederliggen en slapen, want Gij, o HEERE, alleen zult mij doen zeker wonen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 september 2001

Terdege | 120 Pagina's

Wie zal ons het goede doen zien?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 september 2001

Terdege | 120 Pagina's