Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet stoer en toch een man

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet stoer en toch een man

Johan van de Sluis: „Homofilie is een ontwikkelingsstoornis waartegen je als christen móet strijden"

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ruim dertig jaar werkte hij bij de stichting Evangelische Hulp aan Homofielen (EHAH). Uit eigen ervaring weet hij dat homoseksuele gevoelens kunnen uitdoven en plaatsmaken voor heteroseksuele emoties. Nu is hij naar eigen zeggen gelukkig getrouwd. Johan van de Sluis: „Door de genade van God, de kracht van de Geest en de volle inzet van een homo is het mogelijk dat zijn gerichtheid verandert.

Over de herkomst van homoseksuele gevoelens heeft Johan van de Sluis (65) een duidelijke mening. Hij gelooft niet dat ze te maken hebben met chromosomen of hormonen, maar is ervan overtuigd dat homofilie wordt veroorzaakt door een scheefgroei in de identiteitsontwikkeling. Hij spreekt daarom niet van een geaardheid, maar van een gerichtheid.
„Een homofiel heeft in zijn jeugd zijn manzijn niet volkomen kunnen ontwikkelen. In zijn beleving kan hij zich daardoor niet meten met iemand van hetzelfde geslacht. Dus is hij zijn manzijn buiten zichzelf gaan zoeken en dat gaan aanvullen met een stukje van een andere man. Je zou kunnen zeggen dat hij lijdt aan een ontwikkelingsstoornis, aan een vorm van neurose. Bepaalde karaktertypes zijn extra gevoelig om homoseksuele gevoelens te ontwikkelen: gevoelige, creatieve, intuïtieve en melancholische personen. Vooral die vier types lopen gevaar niet tot hun volle mannelijke ontplooiing komen.
Er is geen enkel onderzoek waaruit blijkt dat een bepaald chromosoom iemand tot homofiel maakt. Het is eerder zo dat de vele veranderde homofielen in de wereld bewijzen dat homoseksualiteit níet erfelijk bepaald is. Wel is het zo dat iemand door genetische factoren een karakter kan krijgen dat extra gevoelig is voor de ontwikkeling van liefde tot mensen van hetzelfde geslacht. Die scheefgroei heeft echter pas plaats in de jeugdperiode.

Welke zaken stimuleren of remmen de ontwikkeling van homofiele gevoelens?
„Ik denk dat scheefgroei voornamelijk komt door het gemis van acceptatie en waardering. Jongens worden in hun jeugd voornamelijk bevestigd door mannen met autoriteit in hun omgeving: vader, oom, opa, leraar. Zij hebben een belangrijke invloed op een jongen in ontwikkeling. Hij kan zich aan hen optrekken, maar ze kunnen hem ook gevoelens van schaamte, schuld en minderwaardigheid bezorgen. Door hem te negeren of te plagen. Dat kan zelfs uitmonden in zeer zware psychische beschadigingen.
In de 32 jaar dat ik bij de EHAH heb gewerkt, kreeg ik tijdens gesprekken keer op keer te horen dat de cliënt de aanwezigheid en/of de waardering van zijn vader had gemist. Sommige vaders begrijpen hun zoon gewoon niet en sommigen besteden inderdaad te weinig aandacht aan hun zoon. Een vader die het gevoelige manzijn van zijn zoon niet accepteert, kan zijn gevoel van teleurstelling zo overbrengen dat de zoon het gevoel krijgt een watje te zijn. Het kan ook wel voorkomen dat een heel dominante moeder de ontwikkeling van haar zoon een bepaalde kant op stuurt, maar dat komt veel minder voor.
Ook de buitenwereld speelt een rol in de ontwikkeling van jonge personen. Het is heel belangrijk dat een jongen bij de groep hoort. Als hij ernaast valt –en dat overkomt de vier karaktertypes die ik net noemde eerder dan andere types– kan dat de scheefgroei enorm stimuleren. Laat ik naar mezelf kijken: ik was een gevoelige jongen, ik hield niet van voetbal, ik hield niet van het werk als boer (de baan van mijn vader). Thuis voelde ik me dan ook niet prettig. En op school ook niet. Ik stond altijd aan de rand.
Dan heb je ook nog concrete gebeurtenissen als mogelijke oorzaak voor scheefgroei. Wanneer iemands eerste contact homoseksueel van aard is, kan dat bijvoorbeeld heel storend werken. Tot slot wil ik in dit verband het moderne denken over homoseksualiteit in onze samenleving noemen. Je kunt momenteel kiezen of je homo of hetero wilt worden. Dat is natuurlijk heel moeilijk voor iemand die nog niet goed weet wie hij is. Dan dreigt het gevaar dat hij gaat experimenteren en juist die kant ontwikkelt die hij niet moet ontwikkelen. Samenvattend: de scheefgroei wordt met name bepaald door innerlijke factoren (je karakter), gezinsfactoren, omgevingsfactoren en concrete gebeurtenissen.

Is het mogelijk dat iemand zich, ondanks het feit dat hij tot de kwetsbare types behoort, toch tot hetero ontwikkelt?
„Ja, absoluut. Wanneer er voldoende aandacht voor je is, wanneer je wel tot de groep behoort, wanneer men je wel accepteert als gevoelige man, dan hoeft er niets scheef te groeien. Deze constatering is heel belangrijk met het oog op preventie. Als mensen weten dat een homofiele ontwikkeling soms is te voorkomen, kunnen ze daarnaar handelen. Als je ziet dat een jongen aan de zijlijn staat, stap naar hem toe en laat merken dat je hem accepteert. Als hij bijvoorbeeld viool speelt, denk dan bij jezelf: het maakt niet uit dat hij viool speelt, dat hoort bij zíjn manzijn. De Bijbel zelf vertelt toch ook niet dat een man stoer moet zijn? Die zegt eerder het tegendeel: een christen moet nederig en zachtmoedig zijn.

Wat vindt u van het verschil tussen homofilie en homoseksualiteit dat professor Douma maakt?
„Ik vind dat je die twee dingen niet uit elkaar kunt trekken. Homofilie en homoseksualiteit zijn eenvoudigweg niet te scheiden. Een hetero kan zijn liefde en zijn seksuele gevoelens toch ook niet loskoppelen? Dan kun je ook niet tegen een homo zeggen: je mag precies zo blijven als je bent, mèt al je gevoelens, je mag alleen geen gemeenschap of lichamelijk contact hebben? Als je verliefd bent op een andere man, heb je ook seksuele gevoelens voor hem.
Het gevaar van de stelling van professor Douma is dat een homofiel gaat zeggen: „Ik mag alles, als ik maar niet met een andere man gemeenschap heb. Toch snap ik Douma en zijn aanhangers wel. Ze proberen homofielen te begrijpen, te accepteren en hen lief te hebben met christelijke naastenliefde. Maar ze slaan daarin door. Ze verheffen liefde tot norm en dat is verkeerd. De liefde is niet de norm, de liefde is de vervulling der wet. Gods Woord is de norm.

Er zijn homos die zeggen dat hun homofiele gevoelens onderdeel van hun identiteit zijn. Dat ze bij hen horen als een donkere huid bij een neger. Dat ze door te streven naar verandering het gevoel hebben een stukje van zichzelf te doden.
„Ik kan me hun reactie levendig voorstellen. Homoseksuele gevoelens zijn immers jarenlang deel van hun identiteit geweest. Toch ben ik het niet met hun conclusie eens. De diepste kern van hun persoonlijkheid is dat ze niet homoseksueel, maar heteroseksueel geschapen zijn. Met het oog daarop meen ik dat homofilie haar doel mist en dus zonde is. Als christen ben je dan ook verplicht tegen die homofiele gevoelens te strijden. Een hetero mag niet begeren de vrouw van zijn naaste, zou een homo dan wel naar een andere man mogen verlangen? Als iemand sadistische neigingen heeft, zeg je toch ook niet: Laat maar zitten?! God heeft Zijn wet niet voor niets gegeven.
Wanneer een homo zegt christen te zijn en tegelijk meent van andere mannen te mogen blijven houden, omdat hij er niets aan zou kunnen doen, zeg ik: Probeer er eerst maar eens aan te werken. Vanuit de genade van God, vanuit de liefde van de Geest. Ikzelf zou nooit anders zijn geworden als ik alleen gestopt zou zijn met de homoseksuele praktijk. Ik voelde dat ik als homofiel aan mijn totale gerichtheid moest werken. Had ik dat niet gedaan, dan was ik mijn liefdesgevoelens gaan koesteren en gaan zondigen in gedachten, woorden of daden. Ook al had ik geen gemeenschap met een andere man gehad, ik zou hem wel zijn gaan begeren. De weg van verandering kost zelfverloochening en is niet gemakkelijk, maar dat neemt niet weg dat je als christen verplicht bent deze weg te bewandelen.

Is de homofiele gerichtheid in alle gevallen te veranderen?
„In principe is verandering voor iedereen mogelijk. Die hoop mag en moet je iedereen geven. Ook een zieke vertel je immers dat genezing bij God altijd mogelijk is en dat hij zich daarnaar mag uitstrekken. Dat is de bijbelse boodschap. Het betekent echter niet dat een zieke altijd geneest. Wanneer dat niet gebeurt, houdt dat echter niet automatisch in dat de patiënt verkeerd geloofd heeft! Hij kan niet zelf zijn genezing bewerken. Uiteindelijk is het Gods genade die daarvoor zorgt. Als genezing uitblijft, zul je dat moeten aanvaarden en uit Gods genade moeten leven.
Zo is het ook met iemand die homoseksuele gevoelens heeft. De boodschap voor hem is dat verandering tot de mogelijkheden behoort. Dat betekent echter niet dat die verandering in alle gevallen helemaal doorwerkt. Dan kom je bij het kruis dragen uit. Bij het ten dele. Soms moet je leren leven met de tekst: „Mijn genade is u genoeg. Maar ik ben er vast van overtuigd dat God Zijn zegen geeft aan iemand die het kruis draagt en in een weg van zelfverloochening probeert niet aan verleidingen toe te geven.

Wat houdt de therapie van de EHAH om de homoseksuele gevoelens en levenshouding van homos te veranderen precies in?
„Het is niet zozeer psychologische therapie, maar meer pastorale hulpverlening. Het begint met een intakegesprek, waarbij de hulpvraag moet worden vastgesteld. Die moet natuurlijk wel aan een aantal criteria voldoen. Een vraag om te helpen zoeken naar een nieuwe vriend nemen we bijvoorbeeld niet in behandeling. Een relatie is volgens mij geen christelijke oplossing voor de problematiek. Die leidt altijd tot een zondige levensstijl. We moeten niet goed noemen wat de Bijbel niet goed noemt.
Hierna komt er een hulpplan op tafel. Daarin staan punten waaraan de cliënt moet werken en een aantal concrete situaties. Dan volgen er gesprekken over het verleden. Daarbij wordt gezocht naar mogelijke oorzaken van de scheefgroei. Het is goed om daarin inzicht te krijgen.
Vervolgens moet de cliënt leren om zijn minderwaardigheidscomplex te overwinnen en zijn karakter te aanvaarden. Natuurlijk komt tijdens al die fasen de rol van het geloof uitgebreid aan bod. We beloven niet op voorhand dat God de emoties totaal wegneemt, maar leren uit de Romeinenbrief het verschil tussen oude en nieuwe mens. We geven aan dat God ons tot een nieuwe schepping wil maken, maar dat die tot de dood nog wel een deel van de oude mens in zich heeft. We roepen de cliënten op om dat stuk oude mens niet te koesteren, niet te negeren, maar het keer op keer bij God te brengen, daarover schuld te belijden en tegelijkertijd te geloven dat het met Christus gekruisigd is, dat ervoor betaald is. Niet dat je dan altijd vóelt dat je een nieuwe schepping bent, maar je bènt het wel.
Na de persoonlijke gesprekken met de hulpverleners gaan de cliënten in groepen verder praten over hun ervaringen. Na de groepsgesprekken kunnen de cliënten naar zogenoemde supportgroepen gaan. Dat zijn groepen exhomofielen die bij elkaar komen en elkaar zo tot steun zijn. Al die tijd dienen ze te blijven werken aan hun homofiele gerichtheid.

De methodiek van de EHAH kan op mensen misschien arminiaans overkomen. U heeft het geregeld over cliënten die moeten werken en overwinnen. Legt u niet een te grote verantwoordelijkheid bij de mens?
„De verandering begint bij God. Absoluut. Hij herschept ons tot een nieuw mens. Maar vanuit dat nieuwe innerlijk moet er ook aan de buitenkant iets zichtbaar worden. Vanuit Zijn genade en vanuit de kracht van de Geest moeten wij proberen te leven naar de Wet. Dat gaat met vallen en opstaan, dat geef ik toe. Maar het is niet zo dat God kracht en genade geeft en dat wij daarna met onze armen over elkaar kunnen blijven zitten. Er staat niet voor niets in heel actieve bewoordingen in de Bijbel: Legt dan af en doet dan aan.Misschien heb ik de hulpverlening te veel uitgelegd als een soort stappenplan dat je moet volgen om veranderd te worden. Zo bedoelde ik het niet. Het is een innerlijk proces. Je moet vanbinnen gaan ervaren dat je een nieuwe schepping bent geworden. Dat kan alleen door Gods genade.

Kunt u iets meer vertellen over uw eigen veranderingsproces?
„Het verdwijnen van mijn homoseksuele en het ontwaken van mijn heteroseksuele gevoelen ging niet van de ene op de andere dag. De eerste tijd had ik nog vaak last van verleidingen. Ik werd aan het begin van mijn verandering zelfs verliefd op mijn bijbelstudieleraar. Ik leerde die emotie niet te verdringen, maar haar eerst te onderkennen en daarna krijgsgevangen te maken door haar bij God te brengen en Hem daarna te danken dat hij voor die oude mens aan het kruis had willen hangen.
Na verloop van tijd ontwaakten mijn heteroseksuele gevoelens en ben ik getrouwd. Mijn homoseksuele gevoelens zijn nu, op mijn 65e, helemaal verdwenen. Ik zeg niet dat het me nooit meer kan gebeuren dat ik weer emoties voor een andere man krijg, maar op dit moment ben ik er door Gods genade vrij van en daarvoor ben ik God erg dankbaar.
Misschien denk je dat ik nu een heel ander karakter heb dan vroeger. Dat is niet zo. Ik geloof niet dat God van een homo vraagt dat hij zijn hele persoonlijkheid verandert. Het gaat om de homoseksuele gevoelens en verlangens – die zijn zondig, die moeten overwonnen worden. Mijn karakter is niet heel anders dan vroeger. Ik ben niet minder gevoelig geworden, ik ben nog niet stoer, ik houd nog niet van voetbal.

Wat is dan het wezenlijke verschil tussen het manzijn van een homofiel vóór zijn verandering en dat erna?
„Het innerlijke ervaren en voelen. Het heeft te maken met het diepste zijn. Met de acceptatie van je karakter als onderdeel van een uniek mens. Ik heb mezelf leren accepteren als volwaardige man, ondanks het feit dat ik misschien niet stoer ben. Vanwege de acceptatie zijn ook mijn seksuele gevoelens veranderd. Vroeger voelde ik me aangetrokken door andere mannen, nu niet meer. Dat is een gevolg van dat innerlijke veranderingsproces dat God door Zijn genade mogelijk heeft gemaakt.

Is uw verandering representatief voor het omkeringsproces van de meeste homofielen?
„Dat is moeilijk te zeggen. Uit een evaluatie van de EHAH blijkt dat de helft van de homofielen die om hulp aankloppen, verdergaan op de weg van verandering, terwijl de andere helft stopt om allerlei redenen. Van de helft die doorgaat, komt ongeveer 50 procent tot een huwelijk, waarbij die personen geen of nauwelijks meer last hebben van homoseksuele gevoelens. De andere helft komt niet tot een huwelijk, maar gaat een vervuld celibatair leven leiden, waarbij ze in meerdere of mindere mate last blijft houden van de oude emoties.
Uit dat laatste blijkt wel dat je mensen niet eenvoudig kunt rangschikken in twee categorieën: homo of hetero. Er bestaat een zogenoemde Kinseyschaalverdeling waarop mensen kunnen worden ingedeeld op basis van seksuele gerichtheid. Score 1 betekent heteroseksueel, 4 is biseksueel en 7 is homoseksueel. Ik wil er maar mee zeggen dat iedereen anders is, ook homos onderling. En dat het veranderingsproces bij verschillende scores kan eindigen.

Hoe komt het dat de ene homofiel meer vordert op die weg van verandering dan de andere?
„Het heeft in ieder geval te maken met Gods leiding. Wanneer laat God toe dat de gevoelens een doorn in je vlees blijven? Het hangt echter ook samen met de medewerking van de cliënt. Wil hij echt grip krijgen op zijn minderwaardigheidscomplex of vindt hij de bestaande situatie eigenlijk wel best.

Uit uw uitleg van de EHAHhulpverlening blijkt dat men daar voorstander is van contact met lotgenoten. Kleven daaraan geen grote nadelen? Exhomofielen zouden daarbij misschien gemakkelijk weer verliefd kunnen worden.
„Dat heb ik in het begin ook gedacht. Natuurlijk loop je het gevaar dat in de gespreksgroepen homoseksuele gevoelens weer de kop opsteken. Maar vergeet niet dat je in de maatschappij ook verliefd op iemand van hetzelfde geslacht kunt worden. Het voordeel van de gespreksgroepen is dat je daarin vrij gemakkelijk over je emoties kunt spreken en dat je elkaar in dat verband tot steun kunt zijn. De EHAH heeft wel de regel dat iemand die opnieuw last krijgt van zijn gevoelens niet naar degene in kwestie toestapt –dat zou een openlijke liefdesverklaring zijn– maar zich tot zijn begeleider wendt.

U bent tijdens uw werk bij de EHAH in contact gekomen met homofielen uit verschillende kerkgenootschappen. Wat zijn uw ervaringen met homos uit de gereformeerde gezindte?
„De laatste jaren merk ik bij die cliënten dat het denken over homofilie en homoseksualiteit in die hoek wel wat veranderd is. Ik heb de indruk dat men daar wat op de loop gaat met de waardering van homofilie. Dat homofilie op zichzelf niet zondig zou zijn, slechts de uitwassen. Uit oogpunt van medemenselijkheid is die mening begrijpelijk, maar ze is niet juist. Zoals ik al zei: de norm is niet de liefde, de norm is Gods Woord. En dat keurt zowel homofilie als de uitwassen ervan af omdat beide tegen de scheppingsnatuur ingaan. Ik verwijs alleen maar naar het woord in Genesis 1: Man en vrouw schiep Hij hen. En naar het tiende gebod: Gij zult niet begeren.
Met dit alles wil ik niet zeggen dat het denken over homofilie en homoseksualiteit in de gereformeerde gezindte vroeger perfect was. Men had toen een beetje de neiging om de problematiek in al zijn facetten direct als zondig te betitelen en er verder geen aandacht aan te besteden. Dat is ook niet goed. Je moet wel proberen mee te voelen met homos en een luisterend oor voor hen hebben. Ga echter niet zo ver dat je de norm verlegt. En dat gebeurt nu wel.

Heeft u adviezen voor kerkelijke gemeenten hoe zij het best kunnen omgaan met homofielen die worstelen met hun gerichtheid?
„Op dit moment constateer ik dat er nog veel onwetendheid en onbegrip over het wezen en de diepte van homofiele gevoelens bestaat. Mensen weten vaak niet goed raad met de problematiek en lopen er met een grote boog omheen. Of men denkt: er is voor gebeden, doe maar niet meer moeilijk, het komt wel goed. Veel beter is het om te proberen begrip en hartelijkheid te tonen, om homos te accepteren in hun unieke menszijn, om samen in gebed en met de Bijbel in de hand naar christelijke oplossingen te zoeken. En als de homo op de weg van verandering komt te vallen, wees dan genadig en geduldig. Jezus leert niet voor niets dat wij zeven maal zeventig maal moeten vergeven.
Het onbegrip dat in veel kerken nog steeds bestaat, blijkt ook uit de verhalen van cliënten die ik in de loop der jaren heb gehoord. Velen vinden het erg moeilijk om over hun gerichtheid te praten en krijgen een enorme klap als ze niet begrepen of geaccepteerd worden. Toch denk ik wel dat er de laatste jaren meer openheid over homofilie is gekomen, ook in de gereformeerde gezindte. Maar in de hulpverlening aan homofielen kan nog veel worden verbeterd. De EHAH wil daar graag bij helpen.

Volgende keer: Dr. J. Hoek.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 juni 2003

Terdege | 76 Pagina's

Niet stoer en toch een man

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 juni 2003

Terdege | 76 Pagina's