Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Martelarenbloed in Edinburgh

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Martelarenbloed in Edinburgh

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een krukje met drie poten. Het eenvoudige meubelstuk speelde een grote rol in de geschiedenis van de Schotse Reformatie. Uit protest tegen de vervanging van het gebedenboek van de hervormer John Knox door dat van de anglicaanse aartsbisschop Laud slingerde Jenny Geddes de kruk richting de dean van de St. Giles Cathedral in Edinburgh. Volgens dit verhaal ontketende zij daarmee in 1637 de protestactie die uitliep op het sluiten van een verbond waarin de protestanten hun verbondenheid aan de gereformeerde beginselen proclameerden.

Guur jaagt de wind door de straten van de Schotse hoofdstad. Ds. A. Sinclair Horne wijst naar de St. Giles Cathedral, die een centrale plaats inneemt in de bewogen Schotse kerkhistorie. Een geschiedenis van bloed en tranen. In deze kathedraal preekte John Knox, de kampioen van het gereformeerde geloof, van 1560 tot zijn overlijden in 1572. Het maakte vaak diepe indruk, zoals op een van de glas-in-loodramen is afgebeeld.
Moeiteloos lepelt ds. Sinclair Horne het ene na het andere citaat van groten uit de protestantse kerkgeschiedenis van zijn land op. Ook van Knox, die in de kerk een bescheiden standbeeld kreeg. Hier hield de reformator de overheid Gods geboden voor. Hier werden zijn volgelingen later soms gevangengehouden, omdat ze niet konden aanvaarden wat die overheid hen wilde opleggen.
Vier massieve pilaren zijn met hun bijna 900 jaren de oudste elementen van de St. Giles. De kathedraal is genoemd naar een kluizenaar die in een grot in een Frans bos woonde. De huidige kerk werd gebouwd nadat de vorige in 1385 door het Engelse leger was verwoest. Opvallend is de kroon die in 1495 op de toren geplaatst is.
De kathedraal werd in vier kerken verdeeld, die in 1883 weer werden samengevoegd. In een hoek van de kerk werd in de jaren 1909-1911 de Thistle Chapel toegevoegd, een kapel voor de orde van de distel, de oudste ridderorde van het land.

Smaadheid van Christus
In een kleine zijkapel bevindt zich het grafmonument van Archibald Campbell, de markies van Argyll. Hij was een van de leiders van de verdrukte protestanten. De markies was een man die elke morgen om vijf uur opstond en dan tot acht uur in gebed was. Tientallen jaren was hij een voorvechter van de Reformatie. Toen in 1661 het doodvonnis over hem was uitgesproken, zei hij tegen de rechters: „U hebt amnestie van een aards vorst in uw handen en hebt deze mij onthouden, maar u kunt mij niet afhouden van de vrijwaring van de Koning der koningen, en vroeg of laat moet u voor Zijn rechterstoel verschijnen. Tegen zijn vrouw zei Campbell: „Ik heb medelijden met hen, want zij weten niet wat zij doen.
Nadat hij vanaf het schavot het publiek toegesproken had en getuigd had van zijn verlangen naar de zaligheid, werd hij onthoofd. Hij was de eerste martelaar voor de zaak van het National Covenant, het verbond dat de gereformeerden in 1638 hadden gesloten. Eeuwen later zei een predikant in een herdenkingspreek: „Door het geloof achtte de markies van Argyll de smaadheid van Christus meerdere rijkdom te zijn dan alle eer van zijn hoge positie, want hij zag op de vergelding des loons.

Monumentale schoonheid
De oude kerk ligt aan de Royal Mile, de weg die afdaalt van het kasteel naar het paleis Holyroodhouse. De straat zou regelrecht uit een prent van Anton Pieck weggelopen kunnen zijn. Door de vele monumentale gevels die zich hier aaneenrijgen, is het een plaatje. Ook het John Knox House ligt aan de Royal Mile. Het gebouw, waar Knox overigens slechts een paar maanden woonde, doet nu dienst als museum.
Het imponerende oude stadscentrum is gaaf bewaard gebleven en staat daarom op de Werelderfgoedlijst. Parallel aan de Royal Mile in de Oude Stad loopt Princes Street in de 18e-eeuwse Nieuwe Stad.

Nationaal Verbond
Reeds in 1557 hadden protestantse edelen een eerste verbond gesloten. Twee jaar later keerde Knox vanuit Genève terug naar Schotland. Kort voor zijn overlijden in 1572 bad hij: „Heere, schenk oprechte predikanten aan Uw kerk, opdat de zuiverheid in de leer mag worden behouden. Herstel de vrede in dit Gemenebest, met godzalige regeerders en magistraten.
Toen de regering alle moeite deed om de Schotse kerk onder controle te krijgen en haar de Engelse bisschoppelijke hiërarchie op te leggen, kwam in 1580 het eerste National Covenant tot stand. In dit verbond onderstreepten de protestanten hun streven naar een presbyteriale kerkregering.
Later probeerden de Schotse koningen de kerk toch weer meer op anglicaanse leest te schoeien en de gereformeerde opvattingen over liturgie en kerkregering terug te dringen. De invoering van het gebedenboek van aartsbisschop Laud was in 1637 de druppel die de emmer deed overlopen. De protestanten sloten zich op 28 februari 1638 in de Greyfriarskerk in Edinburgh aaneen in een tweede nationaal verbond. Bij de ondertekening van dit Covenant doopten sommigen hun pen in hun eigen bloed en schreven bij hun naam: „Tot in de dood.
In 1660 braken nieuwe vervolgingen uit. Martelarenbloed vloeide in de straten van Edinburgh. De overkomst van stadhouder Willem III uit Nederland maakte in 1688 een eind aan de verdrukking. Willem werd koning van het Britse rijk, de bisschoppen werden afgeschaft en de kerk kreeg haar presbyteriale stelsel terug.

Historische grond
In de Magdalen Chapel toont ds. Sinclair Horne een kopie van het National Covenant van 1638. De kapel dateert uit 1541 (de toren uit 1616) en is in 1993 gerestaureerd. Het gebouwtje was vroeger zowel het gildehuis van de hamermannen (metaalwerkers) als een roomse privé-kapel. De enige middeleeuwse ramen die in Schotland bewaard gebleven zijn, zijn hier te zien. Zwartbruine borden aan de wand vermelden de giften van de families die tot het gilde behoorden.
Hier in de Magdalenakapel was John Knox in 1560 voorzitter van de eerste synode van de Schotse gereformeerde kerk. Samen met vijf andere mannen, die ook allemaal John heetten, stelde hij hier belangrijke documenten op voor de jonge kerk.
De protestanten hielden tijdens de vervolgingen illegale bijeenkomsten in deze kapel. Tegen de muur staat de oude tafel waarop de lichamen van de omgebrachte Covenanters werden afgelegd voordat ze werden begraven. Er werd nog meermalen pionierswerk verricht in deze kapel: hier werd rond 1765 de eerste baptistenkerk van Edinburgh opgericht en rond 1845 kwam hier de eerste methodistenkerk tot stand.
Het gebouw is niet zozeer door haar ligging (aan een smalle, sombere straat) als wel door haar rijke historie een uitgelezen plaats voor het hoofdkwartier van de Scottish Reformation Society. Ds. Sinclair Horne is secretaris van deze vereniging, die strijdt tegen de geestelijke malaise en zich inzet voor het in herinnering houden van de rijke geschiedenis van de Schotse protestanten, voor het behoud van het gereformeerde erfgoed en voor het bijbelse getuigenis in een seculariserende maatschappij. De vereniging houdt bidstonden in de kapel, verspreidt literatuur en zond de nieuwsbrief Bulwark (bolwerk of golfbreker) niet alleen naar haar donateurs, maar ook naar de leden van het Schotse parlement. De Scottish Reformation Society wil de Magdalen Chapel doen uitgroeien tot onderzoekscentrum van de historie van de Schotse protestanten.

Laatste getuigenis
Op Grassmarket staat café The Last Drop (de laatste druppel). Veroordeelde misdadigers dronken hier hun laatste borrel voordat het doodvonnis voltrokken werd. Op het plein markeert een gedenksteen de plaats waar, naast deze misdadigers, ook 103 protestanten ter dood gebracht werden. Op metalen platen staan hun namen, een lange rij, de markies van Argyll als eerste, James Renwick als laatste.
Veel getuigenissen die op dit plein werden uitgesproken, bleven bewaard. Een van de martelaren sprak na het beklimmen van de trap naar de galg: „Ik beklom deze ladder met minder vrees dan ooit de trap naar de preekstoel. Ik weet dat ik de kroon zal ontvangen die in de hemel voor me is weggelegd.
De martelaren van Grassmarket werden begraven op de begraafplaats bij de Greyfriarskerk. Indrukwekkend is het grafmonument van James Renwick. Hij was in 1688 de laatste die op Grassmarket ter dood werd gebracht. Renwick was nog maar 26 jaar. Hij stierf, naar zijn eigen getuigenis, in het geloof dat het bloed der martelaren het zaad der kerk zou zijn.

Verval
In 1707 werd Schotland met Engeland en Wales verenigd, maar de Schotten zijn een afzonderlijk volk gebleven. Edinburgh bleef hun hoofdstad.
De staatsinmenging in kerkelijke aangelegenheden zorgde nog meermalen voor een scheuring in de protestantse kerken. Het huidige Schotland vertoont het trieste beeld van een verwereldlijkt land en een kerk in diep verval. Kerkgebouwen genoeg, maar vele staan leeg of zijn in gebruik als kantoorgebouw of winkelcentrum. De geschiedenis van menselijk gehannes met een koninklijke erfenis.


Bobby bleef
Geyfriars Kirkyard, het kerkhof waar de martelaren werden begraven, is ook bekend geworden door Bobby, de hond die weigerde het graf van zijn in 1858 overleden meester te verlaten. Het dier was bij de begrafenis aanwezig en toen de oude beheerder de volgende morgen het hek opende, lag de hond op het inmiddels dichtgegooide graf van zijn baas. Onmiddellijk werd het dier weggejaagd, want het kerkhof was verboden terrein voor honden. Dat stond ook met grote letters bij de ingang vermeld. Maar Bobby kon dat niet lezen, dus de volgende morgen lag hij weer op het graf. Opnieuw werd hij de poort uitgejaagd. Maar toen de beheerder Bobby de derde morgen toch weer op het graf van zijn baas vond, rillend van kou en nattigheid, maar vastbesloten om te blijven, gaf hij het dier te eten. En daarna hoefde Bobby niet meer weg. Veertien jaar leefde hij op het graf, tot hij in 1872 doodging. Amerikanen die geroerd waren door het verhaal van Greyfriars Bobby zorgden later voor een nieuwe steen op het graf van de overleden hondenbezitter. Ook Bobby kreeg een gedenksteen. Buiten de poort houdt een beeldje op een fontein het trouwe dier in ere.


Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 maart 2004

Terdege | 108 Pagina's

Martelarenbloed in Edinburgh

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 maart 2004

Terdege | 108 Pagina's