Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Zeventiende-eeuwse taal is fascinerend en verraderlijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zeventiende-eeuwse taal is fascinerend en verraderlijk

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tijd dat met compost hetzelfde werd bedoeld als lekkernij is al enkele eeuwen voorbij. Ook staat desert tegenwoordig doorgaans bepaald niet synoniem voor gruwelijk. In de taal van onze zeventiende-eeuwse voorouders was dit wel het geval en dat boeit dr. Ike van Hardeveld mateloos. Al jaren verdiept zij zich in deze materie en een van de conclusies die de taalkundige trekt, luidt:  Als je zeventiende-eeuwse woorden in onze spelling gaat schrijven, denk je dat je ze snapt. Dat kan heel verraderlijk zijn. Een Herziene Statenvertaling bijvoorbeeld, zou daarom uitsluitend gebaseerd moeten zijn op de oorspronkelijke tekst, aldus de neerlandica die in België woont.

Hoezeer ze met het verleden bezig is, blijkt als ze desgevraagd haar geboortedatum wil noemen: „Zestien... eh.. négentiennegenendertig! Al kort nadat Ike van Hardeveld –in Alphen aan den Rijn– ter wereld kwam, fascineerde de taal haar. „Ik kon bijna alles zeggen toen ik nog maar twee jaar was. In de loop van de tijd werd het vooral de zeventiende-eeuwse taal die haar bijzondere belangstelling kreeg. „Ik was als leerling-journalist bij De Rotterdammer terechtgekomen, maar toen ik trouwde, stopte ik met werken. In die tijd was dat gebruikelijk. Bovendien verhuisden we vanwege het werk van mijn man. Nadat onze eerste zoon was geboren, besloot ik Nederlands te gaan studeren. Het echtpaar kreeg een tweede zoon en adopteerde er vervolgens ook nog één, maar haar groeiende gezin weerhield Van Hardeveld er niet van om te blijven studeren. Ze ging les geven en raakte gaandeweg meer gespecialiseerd in het Middelnederlands en zeventiende-eeuws dat ze doceerde.
„Ik vond het ontzettend leuk om die ouwe taal onder de knie te krijgen, want dat is vreselijk moeilijk. En wat moeilijk is, gaat niet snel vervelen. Als iets gemakkelijk is, boeit het al gauw minder.

Bastaardwoorden
Uiteindelijk besloot de docente te promoveren op het werk van een zeventiende-eeuwse lexicograaf, Lodewijk Meijer (1629-1681). Een groot boekwerk van maar liefst vijfhonderd paginas is het resultaat. Dr. Van Hardeveld: „In de zeventiende eeuw had je van die geleerden die heel veelzijdig waren. Lodewijk Meijer was zo iemand. Hij was wijsgeer, geneesheer en letterkundige. Als geneesheer verdiende hij de kost en hij gaf dus allerlei medische voorschriften. Het handwerk, zoals aderlaten of een been zetten, was namelijk voor de chirurgijn. Meijers poëzie vind ik niet zo geweldig, maar zijn toneelstukken waren best aardig. Al heel jong was hij actief in de letterkunde en daarom benaderde een uitgever hem met de vraag of hij het bastaardwoordenboek van Johan Hofman wilde bewerken, de Nederlandtsche Woorden-Schat. Bastaardwoorden zijn vreemde woorden die je in de omgangstaal gebruikt. Ze zijn vernederlandst. Ik zal een paar voorbeelden noemen van bastaardwoorden uit de zeventiende eeuw die wij nog steeds gebruiken.
Voorzichtig bladert de neerlandica in een oud en vergeeld boekje. „Contract. Pacificatie. Pardon... Dat waren dus uitheemse woorden die in die tijd al gebruikt werden. Toen Meijer de eerste herdruk ging verzorgen, besloot hij daar zogenaamde konstwoorden aan toe te voegen. Met die kunstwoorden bedoelde hij allerlei wetenschappelijke termen uit het Latijn. Het is heel vermakelijk om de vertalingen te bekijken. Meijer nam bijvoorbeeld de wetenschappelijk term foeciales op en vertaalde die met oorlóghanzegghers. Of  diaetecitè, wat eetreeghelkonstighlijk zou betekenen. Het bastaardwoord circulatie stond volgens hem voor omheining en een faillissement was een achteruitvaring.
Overigens had Meijer die verklaringen niet allemaal zelf bedacht. Meestal bestonden ze al, soms verzon hij ze. Met de vertaling van bastaardwoorden wilde hij de gewone man die lezen kon, helpen. Maar ook wilde hij zeggen: Mensen, gebruik die rare woorden toch niet, maar spreek gewoon Nederlands! Want Meijer was een purist. Aan de universiteit van zijn tijd werden de colleges in het Latijn gegeven, terwijl hij vond dat de wetenschap moest worden beoefend in de moedertaal.
In de laatste herdruk die Meijer bewerkte (de vijfde, die hij L. Meijers Woordenschat noemde) vulde hij de vertalingen voor uitheemse termen aan met een deel verouderde en ongewone woorden. Daarin legt hij uit dat met kaakappel wang werd bedoeld en met ploeghman landtbouwer

Zeldzame bandjes
Hoezeer taal altijd in ontwikkeling is, blijkt wel uit het feit dat de Woorden-Schat maar liefst twaalf drukken heeft gekregen. Dr. Van Hardeveld bezit ze allemaal op één na. Ze vond de zeldzame bandjes op veilingen en heeft ze met zorg gerangschikt op een plank in haar studeerkamer waar nog zeker driehonderd andere woordenboeken staan. Deel één van de Woorden-Schat is beduidend dunner dan deel twaalf en dat geeft aan hoeveel er in de loop der tijd aan toegevoegd moest worden.
„U zult wel denken: waarom steken er allemaal papiertjes uit die oude boeken? Dat is omdat ik ze steeds moet raadplegen, terwijl dat eigenlijk niet goed is voor dit oude en kwetsbare papier. Als ik met de H bezig ben, leg ik daarom een papiertje bij de H en dan hoef ik niet telkens onnodig te bladeren om het terug te vinden.
Heeft de Woorden-Schat nu nog iets te zeggen behalve dan dat het vermakelijk is om erin te lezen?
„Voor vertalers van nu is het belangrijk te beseffen dat zeventiende-eeuwse woorden vroeger soms iets heel anders betekenden dan nu. Een bandijt was destijds een balling. Daar kun je dus gemakkelijk een blunder mee begaan. Met interesseren werd beschadigen bedoeld! Bij projecten als het herzien van de Statenvertaling is dat een probleem. Zoiets vergt ontzettend veel studie en naslagwerk. En het is natuurlijk ook een kwestie van ervaring. Kijk, als je veel Engels spreekt en leest, raak je daarin thuis. Je krijgt gevoel voor de woorden, zodat je soms denkt: Ja maar op déze plaats zal dit woord wel iets anders betekenen.

Statenvertaling
Hoewel niet van reformatorischen huize, is dr. Van Hardeveld wel Terdegelezer. Met belangstelling volgde ze enkele maanden geleden de serie artikelen over de herziening van de Statenvertaling. Het project roept vragen bij haar op en ze overweegt zich er nader in te verdiepen om er een artikel aan te wijden: „Met terughoudendheid zeg ik: Ze zijn niet de Statenvertaling aan het herzien, maar de tekst van de Gereformeerde Bijbel Stichting. Het ís helemaal niet zo dat dat nog de oude Statenvertaling is! Het stoort mij dat dat er nog wel altijd voorin staat. Van Hardeveld pakt een spiksplinternieuwe uitvoering van een GBS-Bijbeltje erbij: „Kijk maar in deze nieuwe uitgave: 1618-1619. Dat is boerenbedrog. Er zou bij moeten staan wanneer déze uitgave gedrukt is. In de loop der eeuwen is er immers zo ongemerkt heel veel veranderd. Dat kan niet anders. Ik heb dit hoofdstuk uit Markus bekeken op afwijkingen van de oorspronkelijke tekst. Daar komt dan al een hele lijst uit! En dan gaat het nog niet eens over de spelling. Van de 54 wijzingen betreffen er 24 de interpunctie. Als je zeventiende-eeuwse woorden in onze spelling gaat schrijven, denk je dat je ze snapt. Dat kan heel verraderlijk zijn. Een voorbeeld? In Prediker staat: Wat gij zult beloofd hebben, betaal het. Betalen heeft inmiddels een betekenis die met geld te maken heeft, hier wordt echter nakomen bedoeld. In 2 Samuel gaat over over mannen gaande in hun eenvoudigheid. Daar wordt niet ons woord eenvoud bedoeld, maar argeloosheid, onschuld. De meeste veranderingen die in de loop der tijden werden doorgevoerd, zijn best goed. Maar soms zijn ze dat niet. Daarom denk ik dat het beter zou zijn de oorspronkelijke zeventiende-eeuwse tekst als uitgangspunt te nemen. Dan schakel je alle menselijke interpretatie uit. Vooral op het gebied van de interpunctie is veel misgegaan. Dat is logisch, een punt-komma werd vroeger anders gebruikt dan nu. De Bijbel ligt mij na aan het hart. Daar moeten we heel goed op passen. Nu gaan ze iets doen wat ik als vakvrouw verfoei. Natuurlijk begrijp ik wel dat het moeilijk is om aan de tekst uit 1657 te komen en dat die bovendien moeilijk te lezen is, maar hij is best over te typen.

Vindplaatsen
Vanwege haar jarenlange ervaring op het zeventiende-eeuwse taalgebied is dr. Van Hardeveld gevraagd mee te werken aan het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, dat vermeldt waar woorden vandaankomen en hoe hun betekenis zich heeft ontwikkeld. Telkens als de deskundigen weer een aantal nieuwe lemmata klaarhebben, sturen zij die naar diverse specialisten. Ook naar het Belgische Poppel, waar dr. Van Hardeveld vervolgens vrijwillig vele uren per week besteedt aan het corrigeren en het zoeken naar een eventueel nóg oudere vindplaats. Ik kreeg bijvoorbeeld een lemma van het woord enhousiasme toegestuurd. Volgens het Woordenboek van de Nederlandsche Taal, het WNT, dateert dit uit 1784. Ik ben gaan zoeken in de Woorden-Schat en daarin kwam ik het woord enthusiasme tegen als gheestdrijvery in 1669. Dat is nogal wat eerder! Kijk, in dit deel van het Etymologisch Woordenboek dat inmiddels klaar is, kun je zien dat mijn vondst inderdaad gebruikt is. Dat gebeurt niet altijd. De samenstellers bepalen of mijn inbreng voor hen als etymologen relevant is. Dat hangt af van het belang van het woord en de betekenis. Het verrast me overigens wat ze allemaal opnemen. Het woord epaulet  (schouderbelegsel) bijvoorbeeld, had ik in de Woorden-Schat van 1805 teruggevonden, waar het werd verklaard met rangteeken van krijgslieden op den schouder. Ik dacht: Ach, dat is niet zon vroege vindplaats. Misschien is het niet interessant. Maar ja hoor, zij vonden dat toch de moeite waard.
Naast haar vele werk voor het Etymologisch Woordenboek schrijft dr. Van Hardveld wetenschappelijke artikelen voor vaktijdschriften. Er gaat verschrikkelijk veel tijd in zitten, maar het is wel waardevol. t Is toch zoiets moois, dat zeventiende-eeuws! Hier heb ik de hele Joost van den Vondel, door mijn zoon gevonden in een snoepwinkeltje. Nog altijd lees ik het niet zo gemakkelijk als gewoon Nederlands, maar het is prachtig. Het moeilijkst vind ik de Nederlandse Historieën van Hooft, omdat hij de Latijnse zinsbouw aanhoudt. Wil je een leuk boekje uit de zeventiende eeuw lezen, dan kom je bij volksboeken terecht. Of bij Cats.  Die is ook niet al te moeilijk.

--------------------------------------------------------------------------------------------

Wie heeft oude Nederlandse woordenboeken?
Het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands  is op zoek naar Nederlandstalige woordenboeken van vóór 1930. Lezers die een exemplaar over hebben en dit willen verkopen, kunnen contact opnemen met dr. Ike van Hardeveld: 00 32 14 65 88 63.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 juni 2004

Terdege | 108 Pagina's

„Zeventiende-eeuwse taal is fascinerend en verraderlijk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 juni 2004

Terdege | 108 Pagina's