Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gearresteerd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gearresteerd

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Saul, Saul! wat vervolgt gij Mij?" Handelingen 9 vers 4b

U komt Paulus voor het eerst tegen bij de steniging van Stefanus. Het is geen aangename kennismaking. Paulus stond bij de kleding, dat wil zeggen dat hij de leiding had bij de steniging van Stefanus. Paulus was een vervolger; hij zocht de christenen op. Ze moesten Christus lasteren, Hem verloochenen. Anders werden ze in de gevangenis geworpen. Paulus meende God een dienst te doen. Hij leefde in eigengerechtigheid. Hij dacht: de wet houden, als een farizeeër leven en de christenen uitroeien! Paulus was een vijand van Christus.
Het kruis van Christus zegt ons: „God toornt over de zonde. U kunt voor God niet bestaan. Een Ander moet voor u de dood in! Zo alleen is er eeuwig leven. Paulus vond zichzelf daar te goed voor. Hij dacht: „Ik houd de wet en ben een ijverige farizeeër.
Als een wild beest blies hij dreiging en moord. Hij ging zelfs naar Damascus, de hoofdstad van Syrië. Christenen wierp hij in de gevangenis; gezinnen rukte hij uit elkaar. Het was gebruikelijk dat een karavaan midden op de dag rustte. Paulus was echter zo fanatiek, dat hij doorreisde. Wie kon hem een „halt toeroepen?
Plots schijnt een licht, nog feller dan het licht van de zon. De Heere roept: „Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Paulus wordt verblind en valt op de aarde. Hij ging om anderen te arresteren maar werd zelf gearresteerd.
Het heeft ons veel te zeggen. De Heere moet ons een „halt toeroepen; wij moeten eveneens gearresteerd worden, hoe eerder hoe beter. De Heere zegt: „Tot hiertoe en niet verder! De Heere sprak: „Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Tweemaal klinkt zijn naam, dus is hij herkend. De hoge God ziet hem.
Koning Saul vervolgde David en Paulus vervolgde Christus! De Heere doodt hem niet, maar Paulus wordt tot de orde geroepen. De opgestane Zaligmaker vraagt niet: „Wat vervolgt gij Stefanus? Of: „Wat vervolgt gij de discipelen? Of: „Wat vervolgt gij Mijn kerk? Nee. „Wat vervolgt gij Mij? Dus het is vervolging van Christus Zelf. De Heere Jezus neemt het op voor de Zijnen; Hij heeft hen duur gekocht.

Paulus ligt op de grond en weet niet Wie er geroepen heeft. Hij kent de Heere nog niet en vraagt: „Wie zijt Gij, Heere? De Zaligmaker antwoordt: „Ik ben Jezus, Dien gij vervolgt. Dat is wat! Saulus dacht: Jezus is dood en ligt in het graf. Nu zegt Gods Zoon, Die zoveel macht heeft: „Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Ik ben Jezus, Dien gij vervolgt. Het dringt tot Paulus door: Jezus leeft en ik ben Zijn vijand. Dat geeft een schok. Dat moet hij verwerken.
Saulus wordt tot de orde geroepen. Zo roept de Heere ons ook tot de orde en Zijn Woord. U hebt zoveel jaren Gods Woord gehoord. Buig voor de Heere! Lever uw wapens in. Geef u over. Bekeer u.

De Heere spreekt. Saulus is verbaasd en vraagt: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? Saulus had dat altijd zelf geweten. Hij zei: „Zó zegt God. En: „Dát moet je doen en dát. Maar nu weet hij het niet. Dat is zon zegen, als u het niet meer weet en klein wordt voor de Heere en vraagt: „Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? Paulus weet het niet meer; zijn farizeïsme en zijn eigengerechtigheden zijn weg!
Wij kunnen zo verstrikt zitten in onze eigengerechtigheden! Dat was bij Paulus ook het geval; hij was godsdienstig en vroom en ijverig, vol eigengerechtigheid. Maar zijn eigengerechtigheden vallen weg en hij levert zijn wapens in. Hij had fel gevochten tegen Christus, maar nu geeft hij zich over. Dit is de bekering van Paulus. De Heere arresteert hem; hij moet de werkelijkheid onder ogen zien. De hoge God bepaalt hem bij wat hij gedaan heeft en wie hij is: een vijand nota bene.
Paulus is niet door dat felle licht gedood. De Heere had geen behagen in zijn dood, maar in zijn bekering. Hij wordt een verbroken man. Al zijn eigengerechtigheden zijn vodden, lompen van geen waarde. Er blijft alleen een grote schuld over. Saulus krijgt de genade van Christus nodig. Hij belijdt zijn grote schuld.
Vergeef mij al mijn zonden,
die Uwe hoogheid schonden...
Zo mag hij ervaren dat bij de Heere vergeving is, opdat Hij gevreesd wordt. Weet u daarvan in de praktijk?

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 mei 2006

Terdege | 92 Pagina's

Gearresteerd

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 mei 2006

Terdege | 92 Pagina's