Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Gehandicapt, maar toch mijn kind''

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gehandicapt, maar toch mijn kind''

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Laatst schreef u over kinderloosheid en het verdriet daarover. Maar ik zou graag willen dat u wat schrijft over het krijgen van een gehandicapt kind. Dan heb je wel een kind, maar ook verdriet.''

Mijn eerste gedachte was: wat is er toch veel verdriet. Zelfs de meest fijne dingen kunnen omgeven zijn met zorgen. Een kind is een zegen van God, ook als het gehandicapt blijkt te zijn. Wat een extra taak voor de ouders. Wat een grote zorg. Maar dat niet alleen. Vaak hoor je ook dat ouders er iets extras bij krijgen, een speciaal kind, waar ze andere dingen van leren dan van een gezond kind. Een aanwinst, als je het zo mag noemen.

Het volgende stukje komt uit blz. 209-217 van het boek Kind als geen ander. Moeders van gehandicapte kinderen tussen wie en wat, door Jet Isarin; uitg. Damon, Budel, 2004, € 16,90; ISBN: 90-5573-510-8. (Voor moeder kunt u ook vader invullen.)
Aan moeders van gehandicapte kinderen wordt vaak gevraagd of ze het allemaal wel aankunnen. Het is volgens mij de meest onzinnige vraag die aan ouders van een gehandicapt kind gesteld kan worden.
Natuurlijk kunnen ze het niet aan: ze hadden iets anders verwacht en gewenst voor het kind en zichzelf, ze weten vaak niet hoe ze met hun kind, hun omgeving en de deskundigen om moeten gaan, ze hebben meer steun nodig dan ze krijgen, ze moeten meer zorgen, regelen en bevechten dan goed voor ze is.
En tegelijkertijd, natuurlijk kunnen ze het aan: het kind is hun kind, een kind dat ze kunnen liefhebben en haten, een kind dat ze na staat en een kind dat hen vreemd is.
En los daarvan: ze zullen wel moéten. Wie neemt het over als zij het niet meer aankunnen en wát of hoeveel neemt degene die het overneemt dan over?

Het aankunnen, wat is dat? Betekent het dat je gelukkig bent, ondanks de handicap van het kind? Betekent het dat je je ondanks alles staande houdt? Je andere kinderen raken niet aan de drugs, je huwelijk blijft intact... Of betekent het dat je geen moeite hebt met wat er met je kind en met jou gebeurt? Wat is het profiel van de moeder die het aankan dat haar kind gehandicapt is? Hoe voelt en gedraagt zon moeder zich?
Als we uitgaan van het woordenboek zijn moeders die het aankunnen moeders die berekend zijn op hun taak en, doordat ze over de benodigde capaciteiten beschikken, hun taak tot een goed einde brengen.
Zon definitie levert een aantal vragen op. Niet één ouder is bij de geboorte van een kind berekend op de taak een kind, laat staan een gehandicapt kind op te voeden. Elke ouder zal de capaciteiten die het ouderschap van een gehandicapt kind vereist, moeten verwerven en elke ouder zal in dat leerproces regelmatig struikelen. Bovendien weet elke ouder dat het ouderschap geen einde kent.
Moeders die het aankunnen bestaan niet. Elke moeder lijdt eronder dat haar eigen kind gehandicapt is en is onzeker over haar vermogen het kind met zijn handicap een plek te geven in het dagelijks leven. Elke moeder kent momenten van wanhoop en uitputting en zou willen dat het kind gezond was. Na de geboorte van een gehandicapt kind is niets en niemand meer dezelfde. Moeders gaan hun kind liefhebben en doen kennis op over de handicap. Kennis die soms afstand schept en soms juist toegang verschaft tot het kind. Kennis die de eigen horizon verbreedt en het mogelijk maakt voorzieningen te claimen, steun te organiseren en vaardigheden te ontwikkelen. Wanneer moeders een gehandicapt kind krijgen, veranderen
ze zelf en veranderen ze hun omgeving.

Als je in je eigen ogen faalt, kun je twee dingen doen: Je kind emotioneel of feitelijk opgeven, omdat je geen vertrouwen (meer) hebt in je vermogen om je met je kind te verbinden. Of proberen een steeds betere moeder te worden, in de hoop dat je kind dan gelukkiger wordt, beter gaat reageren, minder driftig wordt en meer stappen zet.
Als je ervaart dat je te weinig door je kind wordt beloond en te weinig door je omgeving wordt gevoed, kun je ook twee dingen doen: Langzaam wegkwijnen, opteren en uitdoven. Of proberen anders tegen beloning aan te kijken en een andere omgeving te vinden voor de steun die je nodig hebt.
Er ontwikkelt zich ook een kracht die veel moeders van zichzelf niet kenden. Je wordt geduldiger, assertiever, minder gevoelig voor autoriteiten en sociale codes. Je verwerft nieuwe kennis en ontwikkelt ongedachte vaardigheden. Moeder zijn van een gehandicapt kind betekent iets aan gaan kunnen dat je niet aankunt. Houden van een kind dat anders is dan je had gewild. Het betekent ook verlangen naar steun van anderen, terwijl je die steun vaak slechts kunt ervaren als goed bedoeld maar misplaatst. Je zoekt steun bij én levert strijd met deskundigen. De balans is voortdurend in beweging: er is liefde en teleurstelling, vertrouwen en onzekerheid, woede en berusting.
„Kun je het aan? „Ja, natuurlijk niet. Nee, natuurlijk wel. Monique Lefèvre werkt al 25 jaar op het genetisch centrum van Loverval (Charleroi):
Een gehandicapt kind aanvaarden is een heel persoonlijk proces. Ik ben wantrouwig als ze meteen zeggen: Het is ons kind en we aanvaarden het zoals het is. Vroeg of laat krijgen die mensen een weerslag. Het omgekeerde vind ik veel positiever. Ik herinner me die moeder die bevallen was van een mongooltje. Elke maandag bleef ik een uur bij haar en ze zei werkelijk verschrikkelijke dingen, zoals: Ik haat dat kind. Kijk eens hoe lelijk hij is. En: Ik kan zijn bestaan niet verdragen. Ik wil dat het stopt. Maar dan zei ze ook meteen: Het is schandalig, hè, zoals ik erover spreek? Ik antwoordde dan: Het is niet schandalig. Veel ouders in uw situatie denken precies hetzelfde, maar zeggen het niet.

Tot slot nog een paar gedachten die door je hoofd kunnen spelen:
- Ik bedenk me dat ik moet aanvaarden dat ik een gehandicapt kind heb.
- Ik denk vaak aan hoe ik me voel over het hebben van een gehandicapt kind.
- Ik denk aan leukere dingen dan het hebben van een gehandicapt kind.
- Ik denk erover na hoe ik het beste met de situatie kan omgaan.
- Ik denk dat ik iets kan leren van het hebben van een kind met een handicap.
- Ik bedenk me dat het allemaal nog veel erger had gekund.
- Ik denk eraan dat ik zelf verantwoordelijk ben voor het hebben van een kind met een handicap.
- Ik richt mij op geloofszaken om niet langer te piekeren.
- Ik bid God om verlossing van mijn opstandigheid.
- Ik twijfel aan Gods almacht.
- Ik meen dat de duivel dit alles heeft veroorzaakt.
- Ik probeer te zien hoe God mij wil ondersteunen in deze situatie.
- Ik vraag me af of God mij heeft verlaten.
- Ik zoek naar Gods liefde en ontferming.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 oktober 2006

Terdege | 108 Pagina's

„Gehandicapt, maar toch mijn kind''

Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 oktober 2006

Terdege | 108 Pagina's