Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heimwee naar het Réveil

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heimwee naar het Réveil

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met zijn gedegen boeken over Réveil en Afscheiding maakte W. van der Zwaag naam bij liefhebbers van de kerkhistorie. Zijn jongste werk laat zien waar zijn hart ligt. Hoewel hij tot een afgescheiden kerk behoort, verkiest hij het Réveil boven de Afscheiding. Portret van een onafhankelijke Fries, ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag.

In zijn jonge jaren was Wieger van der Zwaag volslagen onbekend met de historie van Afscheiding en Réveil. Zoals ook de gereformeerde gezindte buiten zijn gezichtsveld lag. „Mijn vader was doopsgezind. Mennist, zoals ze in Friesland zeggen. Van jongsaf heb ik sterke indrukken in mijn consciëntie gehad. Kort na het afronden van mijn studie aan de christelijke kweekschool in Dokkum moest ik opkomen voor militaire dienst. In 47 ben ik uitgezonden naar Indië. Daar heb ik geruime tijd onder zware overtuigingen geleefd.
Terug in Friesland werd de jonge onderwijzer benoemd aan de hervormde school van Oudemirdum in het bosrijke Gaasterland. „Daar is de Heere me op 24-jarige leeftijd te sterk geworden. Ik werd verloren zondaar voor God, maar tevens de verlossing deelachtig. Mijn tachtigjarige buurman, een ongeveinsd en bevestigd christen, werd mijn geestelijke vader. Aan weerskanten van de groene erfscheiding hebben we menigmaal van hart tot hart mogen spreken. Nadien heb ik in Gaasterland vele leesbare brieven van Christus mogen ontmoeten. Dat heeft me mede gestempeld.

Barneveld
Direct na zijn krachtdadige ommekeer ging Van der Zwaag bij de plaatselijke Gereformeerde gemeente kerken. „De jonge ds. J.W. Kersten was er consulent. Van hem heb ik belijdeniscatechisatie gehad, bij hem heb ik ook belijdenis gedaan. Hij heeft op een bijzondere wijze de dienst geleid waarin ik ben gedoopt.
De kerkelijke overstap van de onderwijzer gaf op de hervormde school van Oudemirdum grote problemen. Vandaar dat hij solliciteerde naar een betrekking aan de ds. J. Fraanjeschool in Barneveld, waar hij later directeur zou worden. „In april 53, het jaar van de scheuring van de Gereformeerde Gemeenten, ben ik door de toenmalige voorzitter ds. Van de Woestijne benoemd. Wat hier allemaal speelde, was mij onbekend. Ik had nog nooit van Kok en Steenblok gehoord. Door de ontbrande kerkelijke strijd ben ik in zon geestelijke duisternis gekomen, dat ik zelfs ging twijfelen aan het Godsbestaan.
In die periode moest ik een ouderpaar gaan vertellen dat hun dochtertje zou blijven zitten. Ik zag tegen dat bezoek op, want ze waren uitgetreden en de wederzijdse verhoudingen waren grondig verstoord. Ik kwam in een armoedig huisje, bij een moeder van dertien kinderen terecht. Nadat ik de boodschap had gebracht, kwam het toch even op de kerkelijke situatie. Op een gegeven moment zei die vrouw: Ach meester, ze zoeken allen het hunne, niet hetgeen van Christus Jezus is. Ik had dat mensje wel om de hals kunnen vliegen!

Christus bruid
Zijn eerste theologische boeken, enkele dozen vol, kocht Van der Zwaag van een hervormde predikant die waarschijnlijk in geldnood zat. „De Institutie van Calvijn die daar in de kast staat, was ook van hem. Ik heb dit weergaloze werk met grote instemming gelezen. Toen al, in 1951, stuitte ik op bepaalde ontwikkelingen in het kerkelijke leven die bij mij allerlei vragen opriepen.
In zijn vrije tijd studeerde de Barneveldse onderwijzer talen en behaalde hij de akte geschiedenis. Door zijn nauwe betrokkenheid bij de oprichting van het Reformatorisch Dagblad kon hij de opgedane kennis kwijt in artikelen die hij ging publiceren in de nieuwe krant voor de gereformeerde gezindte.
Het was een vertegenwoordiger van uitgeverij Kok in Kampen die hem adviseerde een boek te schrijven. „Dat werd Om de schat van Christus bruid, dat in 1984 verscheen. Na zijn pensionering in 1986 ging Van der Zwaag gestaag verder. In 1987 verscheen zijn boek Jean Louis Bernhardi, een lekentheoloog uit de school van Kohlbrugge en Bilderdijk, vier jaar later een levensbeschrijving over Bilderdijk zelf. Zijn monumentale studie over Cesar Malan, de voorman van het Frans-Zwitserse Réveil, kan de vergelijking met menige dissertatie doorstaan.

Rekenschap
Met Réveil en afscheiding, zijn jongste werk, biedt Van der Zwaag een overzicht van de themas die hij in eerdere boeken uitvoeriger behandelde. In een Woord van rekenschap maakt hij de lezer duidelijk waarom juist deze periode in de kerkgeschiedenis zijn belangstelling heeft en houdt.

Duidelijk is dat uw hart bij het Réveil ligt. Wat trekt u daarin?
„Het woord zegt het al. Het verlangen naar een geestelijk ontwaken. Het leven van gedreven predikers als George Whitefield, Jonathan Edwards en César Malan heeft me sterk geraakt. Zij hebben ook voor onze tijd veel te zeggen. Het Réveil legt bovendien een verbinding met mijn eigen achtergrond. Drie van de personen die ik in mijn boek Twaalf Réveilgetuigen uit 2003 heb behandeld, namelijk Willem de Clercq, Willem Messchert en Jan ter Borg, waren oorspronkelijk doopsgezind. Laten we niet vergeten dat onder de bloedgetuigen, de slachtschaapkens Christi, veel dopersen zijn geweest.

De mannen van het Réveil bleven trouw aan zowel de vaderlandse kerk als het theocratische ideaal. Horen die twee bij elkaar?
„Volgens mij wel. De verbinding van kerk, staat en samenleving vind je bij het Réveil sterker terug dan bij de Afscheiding. Daarom voel ik me meer thuis bij het Réveil en ben ik nooit een uitgesproken afgescheidene geweest, hoewel ik me met volle overtuiging bij het Boskerkje van Oudemirdum heb aangesloten. Dat had ook te maken met het karakter van die gemeente, die ontstaan is uit de Hervormde kerk. In Oudemirdum hebben vroeger predikanten als Kruyt en Leenmans gestaan, terwijl de bekende dominee J.H. Koster de hervormde gemeente van het naburige Sondel heeft gediend. De kerkenraadsleden waren mensen met rijke genade en ruim van hart. In Gaasterland voelde ik me thuis. Met de Sunamietische vrouw kon ik zeggen: Ik woon in het midden mijns volks.

Uw boeken laten zien dat het Réveil vooral een beweging van intellectuelen was, de Afscheiding een beweging van het gewone volk. Was dat toeval?
„De mensen van het Réveil hadden meer kennis van zaken en doorzagen de situatie daardoor beter dan De Cock, die nog maar kort ervoor tot bekering was gekomen. Had hij zich maar gehouden aan het wijze advies dat hij van ds. Dirk Molenaar kreeg, om zich niet af te scheiden. Dat is doorkruist door het agressieve optreden van Scholte, die overigens afkomstig was uit de kringen van het Réveil. Scholte heeft voor heel veel verwarring gezorgd. De Afscheiding sloeg vooral aan bij eenvoudige mensen die al in gezelschappen bijeen kwamen en daarmee een soort kerkje in de kerk vormden. Iets waar onze vaderen altijd tegen gewaarschuwd hebben.

Ziet u in de recente scheuring in hervormde kring het model van Réveil en Afscheiding terug?
„Gedeeltelijk wel. Ik vrees dat het een illusie is dat de kerk der vaderen binnen de Hersteld Hervormde Kerk wordt voortgezet, al heb ik grote achting voor de beheerste wijze van optreden. Ook voor de manier waarop een predikant als ds. Heemskerk in zijn boeken de Dordtse Leerregels en de Nederlandse Geloofsbelijdenis heeft behandeld. Anderzijds leef ik intensief mee met de belijders die binnen de Protestantse Kerk van Nederland hun streven naar kerkelijke reformatie in onbezweken trouw voortzetten.

Wie hebben uw kerkelijk en theologisch denken het sterkst gevormd?
„Naast Luther en Calvijn zijn dat de vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie en de Puriteinen geweest. Kohlbrugge en César Malan reken ik tot de grootste gereformeerde theologen van de negentiende eeuw. De theoloog van Elberfeld en die van Genève hebben veel overeenkomst, zowel wat de leer van soevereine genade betreft als in hun kerkelijke strijd. Beiden zijn martelaren van kerkelijke machtspolitiek geweest. Het behoeft dan ook niet te bevreemden dat Kohlbrugge in 1826 een werkje van Malan, De tweede Bartimeüs, heeft vertaald.
De hervormde predikant die voorzitter was van het schoolbestuur in Oudemirdum zei eens tegen me dat ik kohlbruggiaan was. Terwijl ik nog nooit van Kohlbrugge had gehoord. Later begreep ik wat hij bedoelde. Kohlbrugge preekte evenals Malan een onvoorwaardelijk Evangelie voor zondaren die ook na ontvangen genade in zichzelf zondaar blijven.

Wat bracht u ertoe Réveil en Afscheiding te schrijven?
„Dit boek is de vrucht van meer dan vijftig jaar studie, aanvechting en strijd. De laatste vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie, Alexander Comrie en Theodorus van der Groe, zijn respectievelijk in 1774 en in 1784 gestorven. Dat was korte tijd voor het uitbreken van de Bataafse revolutie van 1795, die de scheiding bracht tussen de Gereformeerde Kerk en de staat.
Comrie had in het begin van zijn ambtelijke loopbaan in Woubrugge nog de nabloei meegemaakt van een geestelijke opwekking, die onder zijn voorganger had plaatsgevonden. Mede door het later optredende geestelijke verval schreef hij kort voor zijn dood aan een jonge zielenvriend: We hebben nu een praatchristendom. Hoe Van der Groe over zijn tijd heeft gedacht, kan uit zijn nagelaten geschriften bekend zijn. De ziener van Kralingen daalt in zijn scherp separerende Toetssteen overigens tot de meest kleingelovige en twijfelmoedige christen af, terwijl tegelijkertijd de fijnste hypocriet door hem wordt ontmaskerd.

Signaleert u op dit gebied een theologische verschuiving?
„De eenzijdige nadruk op een leerstuk als de wedergeboorte leidt naar mijn mening vaak tot het cultiveren van allerlei gemoedstoestanden. Luther heeft eens gezegd dat met het leerstuk van de rechtvaardigmaking de Kerk staat of valt. Brakel merkt in dit verband op dat hij die hier dwaalt, dwaalt tot zijn eeuwig verderf. Het onderscheid dat soms wordt gemaakt tussen een standelijke en statelijke rechtvaardigmaking is bij geen enkele oude schrijver terug te vinden.
Het gaat niet om de rechtvaardiging van een vrome wedergeborene, die in het geestelijke leven al behoorlijk is gevorderd, maar om de rechtvaardiging van een goddeloze. Bepaalde soms visionaire beschouwingen die uit het gezelschapsleven zijn voortgekomen, hebben naar mijn mening het geestelijke leven meer verduisterd dan verduidelijkt. Oprechten werden en worden hierdoor in grote verwarring gebracht. De oude christenen zeiden altijd dat het werk van God wel geschreven zou kunnen worden op het vlakke van hun hand of op de nagel van hun duim. Christus alles, de mens niets. Het eenvoudige geestelijke leven van Mary Winslow, van wie ik enkele boeken heb vertaald en ingeleid, heeft veel weerklank gevonden. Zij had in haar leven ervaren dat de moeilijkheid van het zalig worden was gelegen in de gemakkelijkheid ervan.

U besluit uw jongste boek met een beschouwing over de Una Sancta. Hebt u meer oog gekregen voor de kerk van alle eeuwen en plaatsen?
„Absoluut. Voor een deel door mijn zoon Klaas, aan wie ik door zijn talrijke internationale contacten veel te danken heb gehad. Hij draagt allerlei informatie aan, mede in zijn laatste boek, die me anders niet onder ogen zou zijn gekomen.

Is het schrijven van boeken voor u een remedie tegen alle verdrietelijkheid op het kerkelijk erf?
„Natuurlijk, dat houd je het hoofd boven het water. Neem William Carey, de pionier van de wereldzending, over wie volgend voorjaar een boek van mijn hand zal verschijnen. Die man heeft veertig jaar in Bengalen gewerkt, zonder ooit weer in zijn vaderland terug te zijn geweest. Wat een tegenslagen, wat een verdriet in eigen gezin, maar gedreven door de liefde van Christus mocht hij volharden in zijn streven. Toen hij in 1834 stierf, was de Bijbel in meer dan dertig talen vertaald.

Ziet u ernaar uit om bij de triomferende kerk te zijn?
„Je hebt hier je plicht en je roeping. Ook de band met je vrouw, je kinderen, kleinkinderen, familieleden en vrienden wordt gevoeld. Maar ik mag wel zeggen dat er tegelijk het verlangen naar boven is. Vorige week werd ik getroffen door het psalmversje:

Hij zal Zijn volk niet eindeloos kastijden,
Noch eeuwiglijk Zijn gramschap ons doen lijden.
Hij is het, die ons Zijne vriendschap biedt.
Hij handelt nooit met ons naar onze zonden.

Dat is het geheim van de zaligheid.


N.a.v. Reveil en Afscheiding, door W. van der Zwaag; uitg. De Groot Goudriaan, Kampen; 512 blz.;
€ 44,90; ISBN: 90-6140-71-3.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 december 2006

Terdege | 172 Pagina's

Heimwee naar het Réveil

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 december 2006

Terdege | 172 Pagina's