Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waldenzensporen in Duitsland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waldenzensporen in Duitsland

Dr. Albert de Lange: „De predikant Henri Arnaud heeft in Württemberg de eerste aardappelplant gepoot

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zwaar vervolgde, naar Zwitserland gevluchte Waldenzen mochten zich uiteindelijk in Duitsland vestigen. Aanvankelijk kregen ze privileges. Later werden ze gelijkgesteld met andere Duitse burgers en verloren ze hun identiteit. De Duitse Waldenzenvereniging wil hun historie levend houden.

Het is half duister binnen. Een fel lampje staat gericht op een oud schilderij. Een man, die onder zijn ambtsgewaad een ijzeren harnas draagt, licht op. Het is Henri Arnaud, predikant van de Waldenzen die naar Duitsland zijn uitgeweken, maar ook hun militante aanvoerder. Wij bevinden ons in zijn pastorie in Ötisheim-Schöneberg, een Waldenzendorpje bij Karlsruhe. Het forse vakwerkhuis is gerestaureerd en fungeert nu als Waldenzenmuseum.
Dr. Albert de Lange, gespecialiseerd in de geschiedenis van de Waldenzen, vertelt hoe deze voorreformatorische geloofsbeweging ooit in Lyon begon. „Daar leefde in de twaalfde eeuw Petrus Waldus, een welgesteld burger. Volgens overlevering werd hij bijzonder getroffen door de woorden van Jezus tot de rijke jongeling: Ga heen, verkoop alles wat gij hebt en geef het de armen en gij zult een schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, neem het kruis op en volg mij. Petrus Waldus verkoopt al zijn bezittingen, geeft de opbrengst aan arme mensen en gaat preken. Omdat hij de Latijnse Bijbel, de Vulgaat, niet kan lezen, geeft hij twee monniken opdracht deze in de volkstaal te vertalen. Als wandelprediker weet hij snel een grote kring van mannen en vrouwen om zich heen te verzamelen. Deze Armen van Lyon, die net als Waldus van aalmoezen en giften leven, verkondigen op hun beurt ook het Woord van God aan het volk. Zij erkennen slechts de Bijbel als hoogste autoriteit en niet de leer van de kerk. Ze willen net zo leven als Jezus van zijn discipelen eiste. Daarbij richten ze zich op de Bergrede. Ze zijn tegen eedzweren en zien af van geweld. De ware kerk moet in armoede leven en afzien van macht.

Olivetanus-bijbel
Aanvankelijk kunnen Waldus en zijn volgelingen ongestoord prediken. De aartsbisschop van Lyon, Guichard van Pontigny, laat het oogluikend toe. Maar in 1182 verdrijft zijn opvolger Waldus en zijn aanhangers met geweld uit de stad.
Twee jaar later excommuniceert paus Lucius III de Waldenzen, die als ketters worden veroordeeld: Onder een schijn van vroomheid gaven zij zichzelf de autoriteit om te prediken, zonder daartoe volmacht te hebben ontvangen van de Apostolische Stoel of van de Aartsbisschop.
De Waldenzen verspreiden zich in de 13e en 14e eeuw over grote delen van Europa. In de loop van de 15e eeuw dringt de Inquisitie hen terug tot een paar gebieden. In Brandenburg, ten noorden van de Alpen, worden in 1480 de laatste Waldenzen uitgeroeid. Alleen in de Cottische Alpen, in het grensgebied tussen Frankrijk en Piemont (Italië), overleven de Waldenzen de bloedige vervolgingen.
De Waldenzen zoeken in de 16e eeuw toenadering tot de Reformatie. In 1532 komt het tijdens de Synode van Chanforan, in bijzijn van reformator Willem Farel, tot daadwerkelijke aansluiting bij de Zwitserse gereformeerden. De laatste Waldenzen
vestigen een gereformeerde kerk in de Cottische Alpen. De leden blijven zich Waldenzen noemen. Bij de overeenkomst van Chanforan wordt besloten de Bijbel opnieuw te vertalen in het Frans, de taal van de meeste Waldenzen. Deze Olivetanus-bijbel (Calvijns neef Olivetanus is de vertaler) krijgt dezelfde rol als de Statenvertaling en de Engelse King James, weet De Lange.

Gruweldrama
Snel nadat de Waldenzen zich openlijk van de Rooms-Katholieke Kerk hebben afgescheiden, worden ze door de Hertog van Savoye, de machthebber in Piemont, vervolgd. Veel Waldenzen komen om door verbranding en andere wreedheden. Het dieptepunt is de bloedige slachtpartij op 24 april 1655. Deze Piemontse Pasen is mogelijk nog gruwelijker dan de Parijse Bloedbruiloft in 1572. In het Waldenzenmuseum toont een Hollandse kopergravure hoe iedereen beestachtig wordt afgeslacht. Kinderen worden voor de ogen van de ouders onthoofd of in stukken gesneden, waarna ze zelf aan hand en voeten gebonden in een ravijn worden geduwd. Deze gruwelijkheden worden weldra bekend in heel Europa. Onder grote internationale druk, onder meer van Engeland onder Cromwell en de Hollandse Staten-Generaal, keert de rust tot op zekere hoogte terug. Maar als Lodewijk XIV in 1685 het Edict van Nantes herroept, breken de vervolgingen weer in alle hevigheid uit. De Waldenzen uit Piemont vluchten massaal naar Zwitserland.
Henri Arnaud wil het Evangelie weer in de dalen van Piemont terugbrengen en begint in 1689 met bijna duizend Waldenzen een gevaarlijke reis. Na een zware tocht door de Alpen, waar bij gevechten met de Fransen forse verliezen worden geleden, bereiken ze hun bestemming. Op 9 september 1689 preekt Henri Arnaud weer in de kerk in Prali.Inmiddels veranderen de politieke opvattingen van Hertog Victor Amadeus II van Savoye, tot wiens gebied Piemont behoort. Omdat hij zich bedreigd voelt door de expansiedrift van Frankrijk, sluit hij zich aan bij Koning Willem III van Engeland. Daardoor moet hij een tolerantie-edict uitvaardigen dat het voortbestaan van de Waldenzen veilig stelt. Daarop kunnen de Waldenzen hun Glorieuze terugkeer maken. De Lange: „In 1989 hebben we deze Glorieuze terugkeer met een grote groep doorzetters nog eens overgedaan. Ondanks onze goede conditie en prima uitrusting bleek de bijna 300 kilometer lange tocht over het Meer van Genève en dwars door de Franse Alpen een bijzonder zware opgave.

Oude papieren
Al in 1698 vaardigt Hertog Victor Amadeus onder druk van Frankrijk een nieuw edict uit: alle Waldenzen en Hugenoten van Franse afkomst moeten Piemont verlaten. Opnieuw komt een vluchtelingenstroom op gang richting Zwitserland. Ook Henri Arnaud moet vertrekken. Vanuit Zwitserland zoeken veel Waldenzen een plaats in het protestantse Duitsland. De predikanten Henri Arnaud en Jacques Papon onderhandelen met de autoriteiten. De Waldenzen willen zich kunnen vestigen in Duitsland én kunnen blijven leven zoals in Piemont. De Nederlandse afgevaardigde Peter Valkenier speelt als bemiddelaar een belangrijke rol.
„Nu komt de geschiedenis dichtbij, zegt Albert de Lange. „Wij zitten hier in het voormalige Hertogdom Württemberg, dat luthers was. Een paar kilometer naar het noorden ligt Bretten in de Pfalz, dat gereformeerd was. Aanvankelijk worden de Waldenzen niet in het lutherse Württemberg toegelaten, omdat zij de gereformeerde leer van Calvijn aanhangen. Maar als de Waldenzen in 1698 opnieuw asiel in Württemberg vragen, benadrukken ze heel tactisch dat ze veel méér dan gereformeerde Hugenoten te zijn, namelijk protestanten van voor de Hervorming. Daarom worden ze toch toegelaten. Bovendien kan Hertog Eberhard Ludwig deze bekwame mensen - de Waldenzen waren boeren - goed gebruiken bij de wederopbouw van zijn land na de verwoestende Dertigjarige Oorlog. Ze krijgen echter alleen grond om hun dorpen op te bouwen langs de grens met de Pfalz, in de hoop dat zij op zondag over de grens naar de kerk zullen gaan.

Tijdelijk voorrechten
De nederzettingen krijgen veelal dezelfde namen als de dorpen waaruit de Waldenzen werden verdreven, zoals Pinache, Serres en Perouse. De bouwtekeningen zijn voor alle dorpen hetzelfde. De Waldenzen gaan zich toeleggen op wijnbouw. Ook verbouwen ze de eerste aardappelen op Duitse bodem. „Er is hier op de tuinmuur een gedenksteen geplaatst waarop wordt vermeld dat Henri Arnaud hier de eerste aardappelplant heeft gepoot. Maar dat geldt waarschijnlijk alleen voor Württemberg. In andere Duitse gebieden was de aardappel al via andere wegen ingevoerd, weet De Lange.
De Waldenzen krijgen als hooggewaardeerde gastarbeiders veel privileges. Daardoor kunnen zij blijven leven zoals ze gewend waren. Ze vestigen zich in kleine kolonies. Gereformeerde, Franstalige eilandjes in lutherse gebieden. De Waldenzen behouden het recht van eigen bestuur en worden vrijgesteld van herendiensten en gildendwang. Er wordt in het Frans gepreekt en op eigen scholen wordt in het Frans onderwijs gegeven.
In de 19e eeuw komt er een eind aan de bevoorrechte positie. De Waldenzen in Duitsland worden gelijkgesteld met de andere burgers. Hun kerkelijke gemeenten verliezen hun zelfstandigheid en worden ingelijfd in de Lutherse landskerk. Het wordt ook verboden om in het Frans te preken en onderwijs te geven. De Duitse Waldenzen gaan hun eigen identiteit verliezen. Oude tradities raken in onbruik. Steeds minder Waldenzen spreken nog Frans of Occitaans. In het Lutherse Württemberg geven ze hun gereformeerde traditie op. Rond 1870 zijn de Waldenzen als confessionele en culturele minderheid in Duitsland voorgoed verleden tijd

Waldenzenpad
Meer dan een eeuw later gaan enkele Waldenzen op zoek naar hun bijzondere afkomst. Dit leidt tot de oprichting van de Duitse Waldenzenvereniging. Zij wil de band met de historie levend houden en contact onderhouden met Italiaanse geloofsgenoten. Ook zorgt de Waldenzenvereniging voor de aanleg van het fraaie, 21 kilometer lange Waldenzenpad. Dat begint in Gross-Villars en eindigt bij het Waldenzenmuseum in Ötisheim. De Lange: „Het pad van Gross-Villars naar Klein-Villars is het interessantst, omdat dit door Waldenzenpredikanten werd gebruikt voor het bedienen van de beide gemeenten. Het mooist vind ik het gedeelte tussen Klein-Villars en Ölbronn, omdat je dan langs een prachtig meer loopt. Deze Aalkistensee werd in de 12e eeuw door monniken als stuwmeer aangelegd, om in te kunnen vissen.

Het Waldenzenmuseum in Ötisheim-Schöneberg is op dinsdagen van 14.00 tot 17.00 uur geopend. www.waldenser.de


Wapen
Licht schijnt in de duisternis betekent de spreuk Lux lucet in tenebris (Johannes 1:5) in het wapen van de Waldenzen. De zeven sterren herinneren aan de zeven gemeenten (Openbaring van Johannes) en staan voor het geheel van de kerk, die geleid wordt door het Licht in het midden, Christus zelf, geopenbaard in de Bijbel. Met deze beeldtaal wilden de Waldenzen aangeven hoezeer hun geloof en levenswijze op de Heilige Schrift betrokken waren.


Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 juni 2008

Terdege | 92 Pagina's

Waldenzensporen in Duitsland

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 juni 2008

Terdege | 92 Pagina's