Op school

Het beeld achter onze tekst is dat van een leraar, die onderwijs geeft aan zijn leerlingen. Een bekend beeld, nu de scholen weer gaan beginnen. Maar wie is de leraar? Wie is de Ik in de tekst? David? Zou het kunnen troosten, wanneer Davids oog op ons zal zijn? Nee, de Leraar is God Zelf. Is dat niet indrukwekkend? Van Paulus lezen we dat hij gezeten had aan de voeten van Gamaliël. Dat was een eer. Maar hoe groot is dan wel niet de eer om aan de voeten te zitten van de Heere Zelf. Wie is de Leraar? In het licht van het Nieuwe Testament mogen we ook zeggen: de Heere Jezus of de Heilige Geest is de Leraar. De Heere Jezus is onze hoogste Profeet en Leraar en de Heilige Geest is onze innerlijke Leermeester. Kortom, de drie-enige God geeft Zelf onderwijs. Is dat niet rijk?

Wie zijn nu de leerlingen die Gods leerschool bezoeken? Wie is de u in onze tekst? David. Hij krijgt hier onderwijs. Vervolgens kan iemand zeggen: met die u worden Gods kinderen bedoeld. Zij zijn Gods leerlingen. Op zich ware antwoorden. Maar wie zijn Gods kinderen? Dan kijken we toch even naar David. Van hem is deze psalm. Hij is hier de leerling. Maar is hij een soort heilige? Want om op Gods leerschool te zitten, moet een mens toch wel een hoge trap van heiligheid bereikt hebben? Gods leerlingen moeten toch wel een deugdzaam leven geleid hebben? Is dat het geheim van het leerling-zijn? Gode zij dank niet.
U kent de achtergrond wel van deze psalm. Op de achtergrond staat altijd nog die vreselijke geschiedenis van David met Batseba. Hoe diep was David gevallen! Onuitsprekelijk diep. Ziet u nu wie Gods leerlingen zijn? Wilt ú nu naast David gaan zitten? Op een gewone school kan het gebeuren dat niemand naast een bepaalde leerling wil gaan zitten. Wilt ú naast een overspeler en moordenaar als David gaan zitten? Toch is dat een kenmerk van de leerlingen op Gods leerschool. Ze willen zitten naast de grootste zondaren. En zó wordt de belofte tot verwondering: „Ik zal ú onderwijzen. Gods belofte geldt mensen die moeten belijden: „Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Zulke zondaren zijn Gods leerlingen. Zulke leerlingen krijgen onderwijs in de vergeving der zonden om Christus wil. Want dat is altijd het eerste onderwijs op Gods leerschool: ontdekking aan zonde en schuld om zo als een zondaar tot Christus uitgedreven te worden, om bekleed te worden met Zijn gerechtigheid. En in dit onderwijs raken we nooit uitgeleerd. Want we leren onszelf al dieper als zondaren kennen, die zowel voor onze rechtvaardiging als voor onze heiliging op Christus zijn aangewezen. Hoe rijk is het dan dat Hij het belooft: „Ik zal u onderwijzen, en u leren van de weg, die gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn.

Deze belofte biedt ook troost in allerlei omstandigheden van het leven. Het leven, dat keuzes kent, zorgen, teleurstellingen. Wie kan dan raad geven? „Ik zal raad geven, zegt de Heere. De Heere gaat vaak wegen in ons leven waarop we moeten zeggen: Ik weet het niet meer, ik kan niet verder. Waarom? Om de heerlijkheid van deze belofte te doen ervaren. „Ik zal raad geven. Mijn oog zal op u zijn. Vertroostende gedachte. Mijn oog zal op ú zijn. Ik zal over u waken. Ik zal u beschermen. Zeker, het kan ook een huiveringwekkende gedachte zijn dat Gods oog ons ziet. Maar het gaat hier om de vertroostende gedachte. Mijn oog zal op u zijn. Dat biedt rust en veiligheid. Op Gods leerschool wordt daarom gezongen:

Geen vader sloeg met groter mededogen
Op teder kroost ooit zijn ontfermendogen,
Dan Isrels HEER op ieder, die Hem vreest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen