Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In het zwart tussen bajesklanten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het zwart tussen bajesklanten

Een 5-delige serie over kleurrijke dominees (4)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kinderen had ds. D.J. Klein Onstenk niet. Toch sprak hij op alle mogelijke plaatsen over „mijn jongens. Hij doelde daarmee op de aan zijn zorg toevertrouwde gedetineerden, die hun gevangenispredikant adoreerden. Oud-gerechtsdeurwaarder Jan de Kool begrijpt waarom. „Klein Onstenk was een aparte figuur: echt geestig en tegelijk echt geestelijk.

Zijn spreekbeurten waren steevast goed voor volle zalen, maar vrienden had ds. D.J. Klein Onstenk nauwelijks. Zeventig tot tachtig uur per week zette hij zich in voor de gedetineerden die aan zijn pastorale zorg waren toevertrouwd. Als hij op zondag niet in de bajes preekte, deed hij dat in een van de christelijke gereformeerde kerken. De schamele vrije tijd die overbleef, bracht hij met zijn vrouw door.
Een van de weinigen die hem beter leerden kennen, was de hervormde gerechtsdeurwaarder Jan de Kool uit Kamerik. „Ik zat hier in de diaconie en had onder meer de organisatie van de bejaardenmiddagen in mijn portefeuille. Iemand adviseerde me om ds. Klein Onstenk eens te vragen. Ik kende die man niet, maar wat ik over hem hoorde trok me wel. Ik heb hem dus gebeld en kreeg zijn vrouw aan de lijn.”
De volgende dag belde Klein Onstenk terug. Nu was De Kool niet thuis, zodat echtgenote Alberdien de zaak moest afhandelen. „Hij vertelde me dat hij ’s avonds voor een jeugdvereniging in Wilnis moest spreken, dus dat kon hij mooi combineren met die bejaardenmiddag bij ons. Hij wilde wel weten wat hij ervoor kreeg. ‘Ze schepen me vaak af met een fooi waar ik m’n reiskosten nog niet van kan betalen.’ Ik heb gezegd dat het hier wel goed zou komen; dat was ook zo.”
Op de bewuste dag haalde De Kool de predikant, die altijd per trein reisde, bij het station in Utrecht op. „Het klikte meteen. Klein Onstenk was een aparte figuur: echt geestig en tegelijk echt geestelijk. Die combinatie gaf hem iets unieks, dat ervoeren de kinderen ook. Tijdens de maaltijd zat hij geanimeerd met ze te praten.”

Genade
Na de avondmaaltijd reed De Kool de gevangenispredikant naar Wilnis. „Zo is de vriendschap tussen ons ontstaan. Als hij nadien in deze streek een spreekbeurt had, haalden de jongens hem in Utrecht op en kwam hij bij ons eten. Daarna gingen we samen naar de gemeente of de groep die hem had uitgenodigd.”
Tot een tutoyeren van elkaar kwam het niet. „Dat paste niet bij Klein Onstenk. Hij was een conservatief mens, met gevoel voor stijl. Tot het laatst sprak ik hem aan met ‘dominee’ en noemde hij mij ‘meneer De Kool’.” Toch voelde de inwoner van Kamerik zich met bijna niemand zo sterk verbonden. „Er ging iets van die man uit. Waar hij ook sprak, hij verkondigde Christus als de enige weg tot behoud.”
Ook in persoonlijke gesprekken met De Kool benadrukte Klein Onstenk de noodzaak van geloof en bekering. „In die tijd werd ik vaak meegesleept door de dagelijkse drukte, maar hij wekte me ertoe op de dingen van boven te zoeken. Dat deed hij zonder zich boven anderen te verheffen. De Bijbelse boodschap dat de mens geneigd is God en zijn naast te haten, was bij hem doorleefde werkelijkheid. Daarom kon hij zo goed met die gevangenen overweg. Hij voelde zich niet beter en ervoer het als genade dat hij voor grove zonden was bewaard.”

Churchill
De klik die ze met elkaar hadden, verklaart De Kool mede uit het werk. „Als gerechtsdeurwaarder kende ook ik de justitiële wereld van binnenuit. Ooit heb ik een gevaarlijke psychopaat uit zijn huis moeten halen. De politie was hoogst verbaasd dat ik dat in m’n eentje had gedaan, maar ik had geen enkele moeite met die man gehad. Ik probeerde met zulke mensen mee te leven, dat voelden ze waarschijnlijk.”
Klein Onstenk werd binnen de gevangenis meer dan eens opgehaald om een gedetineerde die in zijn jargon “de bajeskolder” had tot bedaren te brengen. Typerend was voor mevrouw De Kool het antwoord dat hij eens gaf aan een gevangenisdirecteur die hem adviseerde een paar stevige bewakers mee te nemen. „Hij zei tegen die man: ‘Ik heb er al Drie die me begeleiden: De Vader, de Zoon en de Heilige Geest, meer is niet nodig’.”
De markante predikant deed haar vaak aan Churchill denken. „Die had ondanks zijn wat morsige uiterlijk een enorme uitstraling. Ook Klein Onstenk had altijd vlekken op zijn kleding, maar desondanks bleef hij een heer. Steevast in een zwart pak. Niet om zwaar te doen, maar om herkenbaar te zijn als predikant. In de trein leverde dat vrijwel altijd een gesprek op.”

Een tacticus was Klein Onstenk niet. Door zijn uitgesproken opvattingen kwam hij veelvuldig in botsing met vertegenwoordigers van de linkse kerk. „Soms was hij érg zwart-wit”, lacht De Kool, „maar wij hadden daar geen last van. Het spreekt ons wel aan als mensen een duidelijke mening hebben. Tegen gevangenen die samenwoonden, zei hij: ‘Dieren hokken, mensen huwen.’ In kerkelijke kring leverden zulke uitlatingen verzet op; de gevangenen verwachtten van hem niet anders. Hij heeft in de gevangenis heel wat huwelijksdiensten geleid.”

Ter gelegenheid van zijn 25-jarig huwelijk organiseerde de gerechtsdeurwaarder ook voor de kerkenraadsleden en hun echtgenotes een etentje. „Ik heb Klein Onstenk gevraag die avond iets te vertellen over zijn werk. Na dat verhaal vroeg hij mijn vrouw en mij naar voren te komen, en heeft hij ons gezegend. Dat hebben we als heel bijzonder ervaren. Hij deed dat wel meer. Na de afscheidsdienst in de gevangenis van Hoogeveen gaf hij alle jongens die daarbij waren een zegenbede mee.”
Nadat de gevangenispredikant was getroffen door een ernstig herseninfarct, zag het echtpaar uit Kamerik hem nog één keer. Bij de uitvaart waren ze niet aanwezig. Op zijn eigen verzoek werd Klein Onstenk in alle stilte begraven. De zwarte zerk op zijn graf vermeldt enkel zijn naam. „Ook dat paste bij hem.”


Ds. D.J. Klein Onstenk
Dirk Johannes Klein Onstenk (Deventer, 1930) was van 1952 tot 1960 Nederlands hervormd hulpprediker. In Siegerswoude-De Wilp ging hij in 1960 met een deel van de hervormde evangelisatie over naar de Christelijke Gereformeerde Kerken. In 1967 werd hij door ds. J. Brons bevestigd tot christelijk gereformeerd predikant van Siegerswoude-De Wilp. Daarna diende hij de christelijke gereformeerde kerken van Maassluis en Sint Jansklooster. In 1982 werd Klein Onstenk benoemd tot gevangenispredikant van de bijzondere strafgevangenis te Leeuwarden, nadat hij al twee jaar parttime in het Huis van Bewaring te Almelo had gewerkt. Van 1989 tot 1990 was hij gevangenispredikant in ‘De Grittenborgh’, een gevangenis voor langgestraften te Hoogeveen. Na dat jaar keerde hij terug naar Leeuwarden. In 1994 werd hij benoemd tot geestelijk verzorger voor ex-gedetineerden die voorwaardelijk in vrijheid waren gesteld en tot raadsman voor de in Nederland verblijvende Chinezen die op uitzetting of een verblijfsvergunning wachtten. Op 20 december 1998 overleed hij aan de gevolgen van een beroerte. Ds. Klein Onstenk was officier in de orde van Oranje-Nassau.


Typerende uitspraken

Op de SGP-jongerendag van 1994:

„Het geboefte uit onderscheidene bajesen zegt: ‘Doe ze de groeten.’ Die breng ik bij dezen over. ‘Want natuurlijk gaat u naar uw partij, de SGP. Want als je preekt uit het volle Woord van God, dan ben je SGP’er, dominee’.”

„Velen zeggen: ‘Dominee, er is geen God.’ Dan geef ik het antwoord: ‘Die kom je nog wel tegen, het is te hopen aan deze kant van het graf.’ En ik geef het ook nu door, mij vrijmakend van jullie bloed. Als we in de gevangenis zittend of werkend, maar ook hier, Hem niet kennen, Die gezegende Borg, we zouden vergaan. Wij zijn allen misdadigers in Gods ogen.”

Uit een interview voor Daniël, 1986:

„Ze noemen mij de rustbrenger in de gevangenis. Wanneer er frustraties zijn en de spanningen hoog oplopen, word ik daarbij geroepen. Vaak mag er door mijn tussenkomst rust, verzoening komen, maar dan zeg ik wel dat Silo de grote rustbrenger is.”

Uit een interview voor Terdege, 1984:

„Ik laat hier zelden iemand binnen. Meestal is het een stelletje ongeregeld dat zich aanmeldt om me te helpen. De pater en de humanist die hier parttime werken, houden nog wel eens een excursie, maar daar begin ik ook niet aan. Het is geen aapjes kijken. Achter deze muren ligt een wereld van ellende.”

„De tale Kanaäns ben ik in die twintig jaar dat ik dit werk doe wel wat verleerd, maar verder preek ik nog ouderwets. En dat begrijpen de jongens soms beter dan kerkmensen. Als ik zeg dat een zondaar eerlijk gezaligd wordt met behoud van Gods deugden, dan begrijpen ze dat precies. En dat het genade door recht en niet genade voor recht is hebben ze ook zo door.”

„M’n tegenstanders zeggen weleens: ‘In Leeuwarden worden ze aan de lopende band bekeerd.’ Dat zullen ze mij nooit horen zeggen. Van alle verblijdende dingen hier geldt: het komt soms voor. Vorige week is er bijvoorbeeld een jongen weggegaan. Bij zijn vertrek gaf hij me twintig seksboekjes. Ik moest die boekjes in de container gooien. We hebben dat samen gedaan. Was dat nou algemene genade of bijzondere genade? Ik weet dat niet. In de dogmatiek is dat altijd duidelijker dan in de praktijk.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 september 2014

Terdege | 100 Pagina's

In het zwart tussen bajesklanten

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 september 2014

Terdege | 100 Pagina's