Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De pedagogiek van kerkelijk snoepen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De pedagogiek van kerkelijk snoepen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een Afrikaanse vrouw die in mijn kerkelijke gemeente gedoopt werd, vond het snoepen een van de merkwaardigste dingen in Nederlandse kerkdiensten. Daar kon ze maar niet aan wennen. Ik had tegen haar kunnen zeggen: gewoon een eigenaardigheid, Afrikaanse kerken hebben zo ook hun kenmerken. Een kwestie van cultuur. Toch zit het mij niet lekker. Bijvoorbeeld omdat snoepen in de kerk ook met opvoeden te maken heeft.

Predikanten die zich over deze Nederlandse gewoonte hebben uitgelaten – met digibron.nl heb je ze zo gevonden – zijn mild in hun oordeel. Als de mensen maar luisteren, kan het geen kwaad. „Ik zie liever snoepers dan slapers”, zegt een dominee. „Liefst niet te veel knisperen met papiertjes, want dat stoort.” En om het gebruik wat te camoufleren, kunnen we gewoon het naspel verlengen, besluit een kerkenraad. Aan dit soort pragmatisme valt bijna niet te ontkomen. Snoepen is onderdeel van de kerkelijke cultuur, een gewoonte die je niet doorbreekt. Daar kun je dus beter niet moeilijk over doen.

De gereformeerde filosoof James K.A. Smith (VS) heeft erop gewezen dat gewoonten eigenlijk nooit neutraal zijn. Gewoonten, zegt hij, laten iets zien over onszelf. Ze zeggen iets over onze identiteit. Met een beroep op Augustinus betoogt hij dat al onze gewoonten uiteindelijk verwijzen naar waar ons hart naar uitgaat. Uit wat we doen blijkt wat we liefhebben. Wat we met ons lichaam doen, verraadt wat er in onze geest huist. Uit onze gewoonten blijkt ook welke doelen we onbewust nastreven. ‘Onbewust’ is in dit verband een belangrijk woord. Waar we vanaf onze opvoeding aan meedoen, voelt veilig en vertrouwd. Vaak is er geen aanleiding om daar vragen bij te stellen, laat staan om te veranderen. Gewoonten zijn gezamenlijk ingeslepen. Als iedereen zich op deze manier gedraagt, en jij laat het na, verandert er nog niets aan de cultuur.

Laten we, voordat we het over verandering hebben, eerst maar eens bekijken wat het snoepen zegt over het verlangen van de reformatorische kerkganger. Niet-Nederlanders zullen dat misschien beter kunnen zeggen dan ik. Als inheemse Nederlander kun je nu eenmaal niet op een afstand naar jezelf kijken. Laat ik toch een poging wagen.
Eerst een positieve gedachte. Met het stukje zoetigheid delen we iets met elkaar. De snoeprol wordt royaal aangereikt aan de buurman of buurvrouw. Mededeelzaamheid is een christelijke deugd. Daar laten we iets van zien.

Zo zijn er nog een paar positieve dingen. Het helpt bijvoorbeeld om wakker te blijven. Het snoepje zegt iets over het verlangen om alert te blijven. En als ik aan de kinderen denk: snoepen helpt om stil te zijn. We willen immers stilte en eerbied in de kerk?

Door het snoepen worden echter ook een paar minder fraaie verlangens onthuld. Het eerste heeft te maken met de preek. Hoe gaat het ook alweer? Eerst zingen, dan tijdens het naspel een snoepje en dan komt de preek. Dat snoepje heeft dus iets te maken met de verwachtingen over de preek. Is het geknisper van papiertjes een collectieve aanduiding dat de preek bij voorbaat te lang gevonden wordt? En tegelijkertijd een aanmoediging voor de prediker om zich niet in te houden? Vooruit, het duurt wel lang, maar met wat zoet houden we het uit.
Snoepen kan ook betekenen dat je afleiding nodig hebt. Je vindt iets saai of vervelend, en tast naar het rolletje snoep. De preek is niet in staat om je geest fris te houden. Het kauwen helpt. Tegelijk drukt het iets uit van passiviteit. Een student uit een internationale groep drukte het zo uit: „We eat sweets during the sermon (strange). We stay in our bench during the whole time.” („We eten snoepjes tijdens de preek (merkwaardig). We zitten de hele tijd in onze bank.”)
In reformatorische kerken gedraag je je als een consument. Je luistert toe, kijkt om je heen, en verorbert een snoepje. Het snoepen zou de waarde kunnen onthullen dat je niet betrokken hoeft te zijn. Wat op je afkomt, hoef je niet echt serieus te nemen. Je kunt het als een buitenstaander consumeren.
Tot zo ver mijn denkoefening. Sommige lezers zullen het overdreven of vergezocht vinden. Daar kan ik mij wat bij voorstellen.

Smith maakt niet voor niets een onderscheid tussen ‘dunne’ en ‘dikke’ gewoonten. Er zijn dunne gewoonten – denk aan tanden poetsen of ontbijten – die een graadje minder betekenisvol zijn dan de gewoonte om iedere ochtend en avond te bidden.
De reden waarom je snoepen in de kerk toch een ‘dikke’ gewoonte moet noemen, is dat het plaatsvindt waar ‘het heilige gebeurt’. Daarom zou je over het laatste door mij genoemde punt, het consumeren, het meest moeten nadenken.
Het enige moment waarop er in de liturgie gegeten wordt, is het Heilig Avondmaal. In de maaltijd des Heeren gaat het niet om zoetigheid. Het is het moment waarop de bittere kruisdood des Heeren herdacht wordt. Als het brood gedeeld wordt, wordt zichtbaar dat de gelovigen niet zichzelf voeden, niet hoeven te leven uit eigen kracht, maar dat hen uit vrije genade Christus’ heilsgoederen worden meegedeeld. Dat is precies het tegenovergestelde van wat we doen als we onszelf voeden met Mentos, Fruitella of King.

En dan nu nog een moment aandacht voor de pedagogiek. Het snoepen hoort bij de kerkelijke cultuur en ook bij de kerkelijke opvoeding. Zonder dat we er bij stil staan, geven we aan de kinderen door welke waarden we eropna houden. Een preek kan lang en saai zijn maar dat is niet erg. In de kerk ben je geen betrokkene maar toeschouwer. In de kerk mag je jezelf voeden. Natuurlijk zeggen we het niet zo tegen elkaar, maar zijn dit goed beschouwd niet waarden die we onbewust bij onze kinderen inscherpen? Dat is een ander soort inscherpen dan wat Deuteronomium 6:7 ons voorschrijft.

Ik neem zelf al jaren geen snoepjes meer tijdens de kerkdienst. Altijd weiger ik beleefd het aanbod van mijn buurvrouw of buurman. Inmiddels heeft dit ook iets van een ritueel. Eigenlijk niet zo vriendelijk en sociaal om een vriendelijk gebaar af te wijzen. Ik weiger omdat ik het met het Afrikaanse gemeentelid een merkwaardige gewoonte vind, om meerdere redenen de moeite waard om af te leren.

Dr. A. de Muynck
Lector Christelijk Leraarschap Driestar Educatief

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 september 2014

Terdege | 100 Pagina's

De pedagogiek van kerkelijk snoepen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 september 2014

Terdege | 100 Pagina's