Rechtvaardig

Het centrum van Luthers theologie is de rechtvaardiging door het geloof. De vraag die Luther stelde was: „Hoe word ik rechtvaardig voor God?” Deze vraag werd in de roerige jaren rond de Reformatie vaker gesteld. Het is noodzaak dat wij allemaal deze vraag leren stellen in ons leven.
Rome speelde op deze vraag in door de aflaathandel. Je kon rechtvaardig worden door de aflaat. Voor Luther kon dit niet bestaan. Hij zei: „Hoe is het mogelijk dat iemand vergeving kan ontvangen door het betalen van geld?”
Luther reageerde hierop door te stellen dat God alléén rechtvaardig is. Eenmaal kon de mens ook rechtvaardig leven voor God: „Doe dat en gij zult leven.” Maar de mens heeft moedwillig voor de ongerechtigheid gekozen. Gods eis bleef staan: volmaakte gehoorzaamheid aan al Zijn geboden. De mens stond (en staat) doodschuldig aan deze eisende gerechtigheid.

Luther heeft jaren geworsteld met deze eisende gerechtigheid. Hoe kan de mens hieraan voldoen? Doordat de mens voor de zonde gekozen heeft, kan dit nooit meer. De mens heeft definitief God de rug toegekeerd.
Luther leert echter geen definitief verloren mensheid. Hij mocht zien dat er Eén geweest is die aan de eisende gerechtigheid volkomen voldaan heeft. Christus heeft door Zijn offer aan het kruis volkomen voldaan aan de eis van Gods heilig recht.
Doordat Christus Zelf deze eisende gerechtigheid heeft vervuld, kan er een vrijsprekende gerechtigheid zijn.
De door Christus verworven gerechtigheid wordt de zondaar uit vrije genade en alleen door het geloof geschonken. Efeze 2:8 zegt het zo: „Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave.”
Luther omschreef dit later in zijn leven als een „zalige ruil”. Hij zei: „Christus mijn zonde en ik Zijn gerechtigheid.” Het was voor Luther: rechtvaardig in Christus, maar tegelijk zondaar in zichzelf. Daarom kon Luther nooit zonder het gebed. Dagelijks werd hij aangevallen door de satan, die hem de eisende gerechtigheid voorstelde.
Gods kinderen moeten telkens leren: „Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof gerechtvaardigd worden.” (Gal. 3:24)

De vraag die wij nu moeten stellen is: „Hoe krijg ik deel aan deze gerechtigheid?” We zeggen vaak rechtzinnig: „God moet het doen.” Dat is eeuwig waar, maar is het al nood geworden dat u moedwillig voor de Satan gekozen hebt? Heeft u de vraag al gesteld die Luther eeuwen geleden stelde: „Hoe word ik rechtvaardig voor God?”
Deze vraag moet u geleerd hebben in dit leven, want Luther was ook heel eerlijk. Hij stemde in met 1 Johannes 5:12: „Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet.”
Daarom blijft voor ons één ding over: bidden en smeken, want nóg is het niet te laat. Christus schenkt, net als eeuwen geleden, nog steeds Zijn gerechtigheid aan doodschuldige zondaren.
Eeuwen later stelt Luther, met al zijn gebreken als mens, ons nog steeds de vraag: „Kennen wij de ‘zalige ruil’: Christus mijn zonde en ik Zijn gerechtigheid?”

Ds. J. van Rijswijk, Wijk en Aalburg

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen