Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Studeren voor Gods aangezicht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studeren voor Gods aangezicht

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Studie is voor ds. C.P. de Boer een blijvende vereiste voor elke predikant. Zelf geeft hij er invulling aan door het schrijven van een dissertatie. Hoe red je dat naast prediking, pastoraat en andere kerkelijke taken? „Ik ervaar het niet als een druk, maar als ontspanning.

Hoewel hij zich voor alles dienaar van het Woord en pastor van de gemeente weet, is studeren een tweede natuur van ds. C.P. de Boer geworden. Vanaf het tweede jaar van de opleiding aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn wist hij dat hij zich wilde specialiseren in het Nieuwe Testament. „In mijn tijd werd in Apeldoorn alleen ’s morgens gedoceerd. Direct daarna reed ik naar Utrecht voor specialisatiecolleges, onder meer over de ‘Umwelt’ van het Nieuwe Testament. Aansluitend reisde ik door naar Harderwijk, waar ik een palingrokerij schoonmaakte. Vervolgens reed ik naar huis, in Doornspijk.”
In Leiden ging de Apeldoornse student colleges Semitische talen en culturen volgen, vanuit de overtuiging dat het Nieuwe Testament zich niet laat verstaan zonder het Oude. Daarnaast verdiepte hij zich, zowel in Utrecht als in Leiden, in het Koptisch. In Utrecht specialiseerde hij zich in Rabbinica en de Vroege Kerk. Tijdens de laatste fase in Apeldoorn, die vrij is van colleges, wierp hij zich in Leiden volledig op de Semitische talen. „Met als specialisatie oosters christendom, dus het Aramees en Syrisch. Die colleges openden voor mij deuren naar de cultuur van het Nieuwe Testament. Achter het Grieks van het Nieuwe Testament ligt de Semitische wereld.”
Een serie colleges over de Psalmen bij dr. Karel Jongeling in Leiden zette de christelijke gereformeerde student tot het schrijven van een artikel over Psalm 110. Het resultaat was van dien aard, dat Jongeling voorstelde het te laten publiceren in een vaktijdschrift. „Ik heb dat niet gedaan omdat ik met dit onderwerp verder wilde. In Apeldoorn ben ik afgestudeerd op de vraag hoe Psalm 110 wordt geciteerd en verwerkt in Hebreeën 7.”

Wat bracht u ertoe het onderwerp uit te diepen in een dissertatie?
„Dat is me tijdens de studie in Apeldoorn al geadviseerd. Ik ging ervan uit dat ik predikant van een kleine gemeente zou worden. Daar kon ik mooi de basis voor het proefschrift leggen. De zondag voor mijn beroepbaarstelling preekte ik in Werkendam over de woorden: ‘Volg mij’. Tijdens die dienst werd me duidelijk dat deze gemeente mijn plek zou worden. Ik kreeg ook een beroep dat helemaal in mijn aanvankelijke plaatje paste, maar dat beroep deed me niets. Het werd Werkendam. Daar heb ik de kerkenraad wel gemeld dat ik graag zou doorstuderen. De kerkenraad heeft besloten het idee een jaar te parkeren, zodat ik me eerst kon inwerken. Na dat jaar kwam een van de ambtsdragers erop terug, uitgerekend een broeder van wie ik niet verwachtte dat hij veel waarde hechtte aan promotieonderzoek. In 2005 stelde de kerkenraad mij daarvoor een dag per week vrij.”

Vanwaar uw keus voor prof. Hofman als promotor?
„De spits van mijn proefschrift is de interpretatie van Psalm 110 in het Nieuwe Testament. Na goedkeuring van het onderzoeksvoorstel plaatste het college van hoogleraren prof. Peels erbij. Lopende het traject is prof. Gzella toegevoegd, hoogleraar Semitische talen in Leiden, vooral voor de hoofdstukken 3 en 4. Die zijn behoorlijk specialistisch. De eerste 2 hoofdstukken vallen onder de verantwoordelijkheid van prof. Peels, 3 en 4 onder die van prof. Gzella, voor de laatste drie hoofdstukken is prof. Hofman mijn begeleider. De studie is dermate omvangrijk geworden, dat we nu moeten nadenken over de vraag hoe het geheel gepresenteerd gaat worden.”

U had ook voor een promotie in Leiden kunnen kiezen.
„Twee keer heb ik dat aanbod gehad, maar theologie hoort voor mij in de kerk thuis. Ik ben christelijk gereformeerd, dus mijn eerste verantwoordelijkheid ligt in Apeldoorn.”

Wat is globaal de inhoud van uw dissertatie?
„Het eerste hoofdstuk biedt een literaire en exegetische analyse van Psalm 110. Hoofdstuk 2 beantwoordt de vraag waarom deze Psalm juist daar in het Psalmenboek staat, als laatste van het drieluik 108, 109 en 110: drie Davidische Psalmen. Ook wordt hier besproken welke input Psalm 110 heeft geleverd voor belangrijke theologische concepten in het Oude Testament.
Hoofdstuk 3 belicht de Griekse vertaling van Psalm 110, uit het midden van de tweede eeuw voor Christus. Ik laat zien dat er een behoorlijke kloof ligt tussen de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst en de Griekse vertaling, een kloof die is ontstaan door taalkundige en theologische factoren. Opvallend is dat de nieuwtestamentische auteurs er bewust voor kiezen om uit de afwijkende Griekse tekst te citeren, terwijl ze Hebreeuws beheersten. Ik probeer uit te leggen waarom ze dat doen, waarbij allerlei hermeneutische vragen bovenkomen.
Hoofdstuk 4 gaat onder meer over de vraag of deze Psalm in de tijd tussen het Oude en het Nieuwe Testament messiaans werd gelezen. Ik kom tot de conclusie dat dit niet het geval was. Hoofdstuk 5 en 6 gaan over de betekenis van Psalm 110 in het Nieuwe Testament. In hoofdstuk 5 oriënteer ik me op Mattheüs, Markus en Lukas, in hoofdstuk 6 op de brieven van Petrus, Paulus en die aan de Hebreeën. In hoofdstuk 7 confronteer ik de resultaten met het huidige onderzoek, bijvoorbeeld de discussie over het ontstaan van de nieuwtestamentische christologie.”

Hoe reageerde de gemeente op het feit dat u een studiedag kreeg?
„Heel positief. De kerkenraad heeft het een en ander toegelicht en gevraagd me op vrijdag met rust te laten, afgezien van crisissituaties. Ik heb nooit een signaal gekregen dat de gemeente zich pastoraal tekort gedaan voelde. In het voorjaar kreeg ik de gelegenheid vier zondagen achter elkaar te ruilen. Dat maakte het mogelijk om in die periode extra te studeren. Dat gold ook voor de zomer.
Ook in Urk, een megagemeente met heel veel werk, is er alles aan gedaan om ruimte voor de studie te creëren. Het kerkverband heeft me beschermd door me tot nu toe niet in deputaatschappen te benoemen. Voor de slotfase heb ik een halfjaar studieverlof aangevraagd, verdeeld over twee keer drie maanden. Het tweede studieverlof is tussen het afscheid van Urk en de intrede in Sliedrecht geplaatst. Ik ben de kerkenraad en gemeente van Sliedrecht heel dankbaar voor deze mogelijkheid. In de maanden voor mijn bevestiging zat ik zondags bij mijn gezin in de bank. Dat was goed en heel gezellig. Ik heb nóg meer respect voor mijn vrouw gekregen. Je voelt je in de kerk een soort klimrek voor de jongste kinderen. Die op schoot, die van je schoot.”

Wat fascineert u vooral in Psalm 110?
„De verhouding tussen het Oude en Nieuwe Testament heeft me altijd geboeid. Deze Psalm is de meest geciteerde oudtestamentische tekst in het Nieuwe Testament. Bij de literaire analyse van Psalm 110 trof mij destijds al de schoonheid van dit lied. Ook de verwerking ervan in Hebreeën is magistraal. Er waren momenten dat ik overweldigd werd door de majesteit van Gods Woord.”

Welke hobbels hebt u moeten nemen?
„Ik was volop bezig toen prof. Peels me een paar jaar geleden de avond voor Kerst attendeerde op een net verschenen Duits proefschrift over exact dezelfde onderzoeksvraag. Ik heb mijn computer afgesloten en gebeden of ik er met de Kerstdagen geen last van zou hebben. Na Kerst heb ik de studie direct besteld. Het proefschrift bleek juist in mijn voordeel te werken. Het richt zich uitsluitend op het eerste vers van Psalm 110, is fragmentarisch en de conclusies kan ik weerleggen. Ook methodisch is het geen sterke studie.”

U gaf aan dat uw onderzoek allerlei hermeneutische vragen oproept. Hoe gaat u daar persoonlijk mee om?
„Ook in mijn studie is de Bijbel voor mij het gezaghebbende Woord van God. Wel loop ik ertegenaan dat ik een kind van mijn tijd ben. De vragen die ik heb, zeggen misschien meer over de plaats die ik inneem tegenover de Schrift dan over de aard en het gezag van de Schrift zelf.”

Hebt u een uitlaatklep voor uw vragen?
„Naast twee zeer deskundige meelezers heb ik twee goede vrienden, ook gepromoveerd, met wie ik zo nu en dan in alle openheid over onze vragen kan doorpraten, zonder meteen te worden afgebrand. Het stellen van vragen maakt je in de gereformeerde gezindte snel verdacht. Dat is gevaarlijk en een symptoom van onderling wantrouwen. Ik participeer ook in een werkgroep van promovendi en docenten uit Apeldoorn en Kampen.”

Hoe belangrijk is studie voor u?
„Een dominee die niet studeert, is niet bekeerd. Het hoort bij je roeping tot het ambt. Je hebt er ja op gezegd bij de bevestiging. In onze kerken wordt er ook concreet naar gevraagd bij kerkvisitatie. Zeer terecht. Het mooie van promotieonderzoek is dat je de studie daarmee kunt structuren en afbakenen. Anders bestaat het gevaar dat je her en der maar wat grasduint. Ik ervaar het studeren niet als een druk, maar als ontspanning. Wel is agendabeheer heel belangrijk als je naast je predikantschap wilt promoveren.”

Heeft uw gezin er last van gehad.
„Ik heb dat in ieder geval nooit te horen gekregen. Gedurende die jaren is ons gezin met vijf kinderen uitgebreid. Na elke geboorte lag de studie een poosje stil; zo nodig probeer ik ook nu bij te springen. De eerste verantwoordelijkheid ligt in het gezin, ook voor een predikant. De gemeente is mijn tweede verantwoordelijkheid. Een promotie mag het gemeentewerk nooit gaan overschaduwen. Dat kun je zowel naar de Heere als naar de gemeente toe niet verantwoorden.”

Loopt er een lijn van uw wetenschappelijk onderzoek naar prediking en pastoraat?
„Daar ben ik van overtuigd. Door wetenschappelijk onderzoek ontwikkel je een bepaalde attitude. Je leert dóór te vragen en met kritiek om te gaan. Dat is in het pastoraat zeer nuttig. In de prediking leer je dicht bij de tekst te blijven. Dat houdt je preken fris. Ik heb ook veel aan mijn studie gehad bij de medewerking aan de Bijbel met Uitleg. Daardoor heeft het promotiewerk driekwart jaar stil gelegen, maar ik kon tegen dat verzoek geen nee zeggen. Als het gaat om de verstaanbaarheid van de Schrift, hadden we in de gereformeerde gezindte een grote inhaalslag te maken.”

Ziet u een toekomst als hoogleraar in Apeldoorn voor u liggen?
„Ik weet me met hart en ziel verbonden aan de gemeente die ik nu mag dienen. Daarom is deze vraag voor mij momenteel niet aan de orde. Komt het er nooit van, dan is het ook goed. Ik geef het over in Gods hand. Hem mag ik volgen. Elke morgen bid ik in mijn studeerkamer om kracht voor mijn werk en bewaring voor hoogmoed. Het is mijn verlangen bewaard te blijven bij de eenvoud van de vreze des Heeren.”

Bent u gevoelig voor eer?
„Nee, dat geloof ik niet. Ik kom uit een zeer nuchtere familie, heb een nuchtere, eenvoudige vrouw en we zijn gezegend met negen kinderen die niet te benauwd zijn om wat tegen hun vader te zeggen. Als ik te veel kapsones krijg, laten ze me dat onmiddellijk weten. Dat houdt je met beide benen op de grond.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 november 2016

Terdege | 92 Pagina's

Studeren voor Gods aangezicht

Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 november 2016

Terdege | 92 Pagina's