Aanschouwelijk onderwijs
week 1
”Ik sprak tot de gevankelijk weggevoerden al de woorden des Heeren, die Hij mij had doen zien.” (Ezechiël 11:25)
De vorige keer zagen we dat Ezechiël bezoek kreeg van de oudsten die net als hijzelf naar Babel waren gevoerd. Die mensen waren erg optimistisch over de ontwikkelingen in Jeruzalem. Ezechiël was geroepen om hen ervan te overtuigen dat dat optimisme ongegrond was. Maar de Joden in Babel geloofden het niet. Nu gaf de Heere aanschouwelijk onderwijs. Ezechiël was bij zijn haren gepakt en in een visioen door de lucht naar Jeruzalem gevoerd. Na zijn terugkeer (Ezech. 11:24, 25) moest de profeet vertellen wat de Heere hem had laten zien. In Ezechiël 8 en 9 zagen we al iets van de afschuwelijke afgoderij die in de tempel bedreven werd. Ezechiël had gezien hoe de Heere een doodseskader gereedgemaakt had om Jeruzalem te straffen, nadat een man met linnen gekleed, een oudtestamentische openbaring van Christus,de mensen die verdriet hadden over de zonden met een teken had onderscheiden van de anderen. Zij zouden gespaard worden in het gericht. Maar aan het begin van hoofdstuk 10 staat Jeruzalem nog altijd overeind en woont de Heere daar ook nog.
Daar komt nu verandering in. Ezechiël ziet hoe de troonwagen van de Heere voorrijdt en hoe de Heere Zelf vanuit het heiligdom naar de drempel komt, gereed om Zijn troonwagen te bestijgen. Eerst gebeurt er echter iets anders. De Man in de linnen kleding krijgt opdracht stad en tempel te verwoesten door vuur. Dezelfde Die een teken gaf aan de voorhoofden van hen die de Heere vrezen, gaat nu vuur werpen op de Godsstad. Niet Babel verwoest Jeruzalem. God Zelf doet het en Hij schakelt daarvoor Zijn Gezalfde in. Niemand ontkomt, ook niet van degenen die menen dat zij het beste deel van het volk zijn: het vlees in de pot (11:3-11).
Wat opvalt, is het tempo waarin de Heere Jeruzalem verlaat: eerst wacht Hij bij de drempel (10:18), daarnabij de Oostpoort (10:19). Pas in 11:23 verlaat Hij de stad. Het kan blijkbaar niet anders, maar het is het ergste. Immers, „wat wordt er van ons in die staat, o Vader, zo Gij ons verlaat?”
LEZEN: EZECHIËL 10:1-7; 11: 1-4, 13-23
1. In Luk. 12:49 en Openb. 8:5 lezen we ook van vuur werpen op de aarde. Ziet u verband met Ezechiël 10 en 11? Wat heeft ons dat te zeggen?
2. De Heere verliet Zijn tempel. Dat kan dus. Kan de Heere vandaag ook een volk of een mens of een gemeente verlaten (zie bijv. Openb. 2:5 en Openb. 3)? Kijk eens rond in ons land?
3. Jongere: wat hebben deze hoofdstukken jou te zeggen?
4. Kinderen: het is niet gemakkelijk wat we lezen over de troonwagen van de Heere en over de engelen. Al die ogen en die wielen die alle kanten op kunnen draaien. Wat denk je daarvan? Is dat ook belangrijk?
DS. J. WESTERINK, URK
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 augustus 2018
Terdege | 108 Pagina's