Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ezechiël vertelt een gelijkenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ezechiël vertelt een gelijkenis

week 1

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Ik de Heere, heb het gesproken, en zal het doen.” (Ezechiël 17:24b)

In Ezechiël 17 zien we opnieuw iets van het geweldige geduld van de Heere. Op allerlei manieren heeft Ezechiël aan de gijzelaars in Babel de ondergang van Jeruzalem moeten aankondigen. Maar men geloofde Gods profeet niet. Toch wacht de Heere nog met het oordeel. Met eerbied gesproken: de Heere probeert het nog eens op een andere manier. Wanneer de elite van Juda in Babel nu nog niet luistert, kan de Heere met des te meer recht zeggen: „Gij hebt niet gewild.”

Ergens tussen 597, het jaar waarin Nebukadnezar koning Jojachin van Juda met een groot aantal gijzelaars meevoerde naar Babel, en 586 voor Christus, het jaar waarin Jeruzalem werd verwoest en de inwoners in ballingschap werden gevoerd, moest Ezechiël de gelijkenis van de twee arenden en de wijnstok vertellen. We lezen hier precies wat er kort daarna gebeurd is.

Wat wij lezen in vers 3 tot 10 geeft die gebeurtenissen exact weer. Via het optreden van Nebukadnezar bestuurt de Heere de geschiedenis. De eerste arend is koning Nebukadnezar, die de jonge koning Jojachin, het jonge takje van de grote ceder, wegvoert naar Babel. Zedekia, ook uit het huis van David, is het zaadje dat tot een wijnstok uitgroeit. Hij wordt nog wel koning in Jeruzalem, maar in een nederige positie.

De tweede arend is de farao van Egypte, tot wie Zedekia zich wendt om bevrijd te worden van Babel. Hij verbreekt het verbond dat hij in Gods Naam heeft gesloten. Dat loopt slecht af. Egypte komt niet te hulp en de straf van Nebukadnezar volgt. De stad wordt verwoest, mensen worden gedood. Het overblijfsel wordt in ballingschap gevoerd. Zo zegt de Heere het en zo zal het geschieden.

In vers 22 tot 24 belooft de Heere ten slotte dat Hij dwars door alles heen denkt aan Zijn verbond en zal zorgen voor een Koning uit het huis van David op de berg Sion. In het tere jonge takje van de ceder zien we een beeld van de Heere Jezus. Israël heeft de ondergang verdiend, maar de Heere gaat door. In deze laatste verzen klinkt het “Ik zal” als hart van het Evangelie. Gods rijk komt toch!

LEZEN: EZECHIËL 17


1. Gods Naam wordt ontheiligd door mensen die een verbond, in Gods Naam gesloten, verbreken. Het woord voor “overtreding” vinden we ook in Jozua 7:11. Heeft deze gelijkenis in dat opzicht iets te zeggen?

2. Zijn er “Ik zal”-teksten die u weleens bijzonder hebben aangesproken?

3. Jongere, het blijkt een grote vergissing te zijn meer op mensen te vertrouwen dan op de Heere. Maak jij die vergissing ook? Heeft de Heere ook tegen jou gezegd: “Ik zal”?

4. Kinderen: kunnen jullie een tekening maken van deze gelijkenis?


DS. J. WESTERINK, URK

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 augustus 2018

Terdege | 108 Pagina's

Ezechiël vertelt een gelijkenis

Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 augustus 2018

Terdege | 108 Pagina's