Het Evangelie van Ezechiël

Hoorden we in Ezechiël 1 tot 24 het oordeel van de Heere over Jeruzalem steeds dichterbij komen, nu volgt een nieuw deel van Ezechiëls boodschap. De hoofdstukken 25 tot 32 vormen een tussendeel over de ondergang van de vijandige volken en een nieuwe heilstijd. Twee jaar lang zweeg Ezechiël. Dat verandert wanneer een vluchteling uit Jeruzalem bij de gijzelaars in Babel arriveert met de boodschap van Jeruzalems verwoesting (vers 21 en 22). Dan mag Ezechiël spreken van nieuwe blijken van Gods gunst. De zon van Gods genade breekt door en toont Gods barmhartigheid, die roemt tegen een welverdiend oordeel. Het is een ongelofelijke en toch uiterst geloofwaardige boodschap van God, Die nietliegen kan en zweert bij Zichzelf: „Zo waarachtig als Ik leef.”

Blijkens de laatste verzen van dit hoofdstuk hebben de mensen nog moeite om te geloven. Eerst zat hun optimisme hen in de weg, nu hun pessimisme. Ze vinden dat Ezechiël mooi kan spreken. Ze vergelijken zijn woorden met een liefdeslied. Maar ze doen niet wat de profeet zegt, want ze zijn het met Gods weg niet eens (vers 17 en 32). De Heere zorgt ervoor dat de mensen zullen weten dat er een profeet in hun midden geweest is (vers 33).

Wat is de kern van het Evangelie van Ezechiël? Het zijn de woorden die boven deze Bijbelstudie staan. Misschien wel de bekendste woorden uit Ezechiël. Samengevat zegt de Heere daar drie dingen. Allereerst zegt Hij dat Zijn Goddelijk recht de dood eist van de goddeloze, de mens die geen rekening houdt met Hem. Vervolgens dat de Heere lust heeft in zijn leven. Dat is het wat de Heere behaagt, Zijn welbehagen. Het eerste punt was Gods antwoord aan optimistische en oppervlakkige mensen die dachten dat het wel goed zou komen. Het tweede punt is Zijn reactie aan het adres van pessimisten, die vragen: Hoe zouden wij dan leven? (vers 10). Tot allen komt de boodschap: „Bekeert u, want waarom zoudt gij sterven!”

Het Nieuwe Testament laat zien dat dit Evangelie vlees en bloed is geworden in Christus, de Zoon Die moest sterven naar Gods recht, opdat zondaren zouden leven door Hem.

LEZEN: EZECHIËL 33:7-11 EN 17-33

1. Behoort u mogelijk tot die optimisten? Op welk punt zou dat moeten veranderen? Wat eist Gods recht van u?

2. Behoort u mogelijk tot die pessimisten? Op welk punt zou u moeten veranderen? Wat betekent het voor u dat de Heere lust heeft in het leven van de zondaar?

3. Jongere: de Heere zweert. Heeft Hij dat ook tegenover jou gedaan? Wat betekent dat voor jou?

4. Kinderen: vinden jullie een preek ook weleens mooi? Wat vond je dan mooi en doe je daar ook wat mee?

DS. J. WESTERINK, URK

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen