Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

“Wa ge zegt zijt ge zelf”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

“Wa ge zegt zijt ge zelf”

Over taal, status en de toekomst van dialecten

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1975 waren de meeste wetenschappers ervan overtuigd: over 25 jaar spreekt in Nederland niemand meer dialect. Het liep anders. Alleen al de vele reacties op een oproep op de Facebookpagina van Terdege laten zien dat het onderwerp anno 2018 nog steeds breed leeft. Het verbaast taalkundige Marc van Oostendorp niet. “Taal zegt veel over onze identiteit.”

Aan het begin van het interview wil de onderzoeker van het Meertens Instituut eerst een misverstand uit de weg ruimen. „Veel mensen denken dat communicatie de belangrijkste functie van taal is: je hebt een bepaald idee in je hoofd, je beweegt met je mond en zo zorg je ervoor dat iemand anders ongeveer datzelfde idee in zijn hoofd krijgt. Maar als je echt luistert naar wat we allemaal zeggen, gaat het veelmeer om hoe we onszelf presenteren, wie we zijn en waar we bij willen horen.” Onbewust hebben we daar ook een scherp afgestelde antenne voor, stelt hij. „Als we iemand horen praten, vormen we ons al heel snel een beeld van die persoon. Waar hij vandaan komt, of hij hoog- of laagopgeleid is, of het iemand is met wie we vrienden zouden willen zijn…”

Mensen met een duidelijk lokaal accent staan daarbij algauw op achterstand. Als iemand dialect spreekt, wordt hij over het algemeen toch snel als onderontwikkeld gezien, van een lagere sociale klasse, misschien zelfs dom. Wie een beetje ontwikkeld is, wordt geacht ‘normaal’ Nederlands te praten – niet voor niets is het Standaardnederlands gebaseerd op het Hollands, de taal van de streek die al eeuwenlang het economisch centrum van ons land is. Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN), wordt het ook wel genoemd, al nemen taalkundigen zoals Van Oostendorp die term zelf liever niet in de mond. Alsof de sprekers van andere variantenminder beschaafd zouden zijn.

OVER ZANDWEGGETJES

Het Meertens Instituut doet al sinds de jaren 30 van de vorige eeuw onderzoek naar taalvariatie in Nederland. Dat die variatie tegenwoordig minder groot is, staat buiten kijf. „In het begin gingen de onderzoekers op hun iets over zandweggetjes van het ene naar het andere dorp, waar ze dan telkens weer een heel ander dialect hoorden.” De meeste mensen vonden een levensgezel in hun directe omgeving en bleven daar wonen zolang ze leefden. In het leven van alledag hadden ze genoeg aan de taal die ze van huis uit hadden meegekregen. Het was de taal die thuis aan tafel werd gesproken, maar ook in de fabriek en achter de toonbank bij de kruidenier. Dat is tegenwoordig compleet anders. Je hoort vaak nog wel aan mensen of ze uit de Achterhoek, van de Veluwe of uit Zeeland komen, maar de tijd dat elk dorp en elke stadswijk zijn eigen taal had, lijkt voorgoed voorbij. Het Hollands, honderd jaar geleden nog vooral de taal van de notabelen, is nu de taal van alledag geworden. En de dialecten die nog gesproken worden, groeien steedsmeer naar de standaardtaal toe. „Veelmensen denken dat radio en televisie –waardoor het zogenoemde ABN ineens elke huiskamer binnenkwam– daarbij een belangrijke rol hebben gespeeld. Maar als je een technologische ontwikkeling zou moeten noemen die echt van invloed is geweest, is dat de introductie van het brommertje. Mensen gingen steeds makkelijker van het ene naar het andere dorp. Uit onderzoek blijkt dat mensen hun taalgebruik niet zozeer aanpassen als ze veel standaardtaal over zich uitgestort krijgen. Om een nieuwe taal echt over te nemen en te gaan gebruiken is eenrichtingsverkeer niet genoeg. Je moet actief met mensen in gesprek gaan, van je gesprekspartner de bevestiging krijgen dat je het goed doet en van je fouten leren.”

Een praatje met de caissière in een naburig dorp heeft dus meer effect dan het luisteren naar het zoveelste nieuwsbulletin. Al heeft de nieuwslezer indirect wel invloed op het taalgebruik van zijn publiek, zegt Van Oostendorp. „Hij kan prestige geven aan een bepaalde manier van praten, zodat je je sneller aanpast als je in een omgeving komt waar die taal ook gesproken wordt. Iemand die van Ameland naar de Randstad verhuist, zal dus ook makkelijk overschakelen op het Hollands, terwijl dat omgekeerd minder waarschijnlijk is.”

HOGE HEREN

Grappig feitje: vrouwen zijn over het algemeenmeer gericht op de standaardtaal dan mannen. „Dialect heeft alles te maken met status,maar dat kan zich op verschillende manieren vertalen. Vrouwen zijn geneigd om zich aan te passen, om zich te richten op de macht en zo hogerop te kunnen komen. Soms voeden ze hun kinderen ook liever niet met dialect op, omdat ze denken dat die betere kansen hebben als ze Standaardnederlands spreken. Mannen blijven juist vaker de taal spreken die ze van huis uit hebben meegekregen. Zo van: ik trek me nergens wat van aan en laat me niets voorschrijven door die hoge heren in Den Haag.”

Ook in individuele gesprekken zijn vrouwen sneller geneigd om het taalgebruik van hun gesprekspartner over te nemen, stelt de taalkundige. „Als we onderzoek doen naar een bepaald dialect, gaan we daarom het liefst op zoek naar ouderemannelijke sprekers die nietmobiel zijn. Dat zijn vaak de beste representanten van een dialect.”

De mate waarin iemand zich aanpast verschilt natuurlijk ook sterk van persoon tot persoon, en van regio tot regio. „Bij iemand die het belangrijk vindt dat hij uit de Alblasserwaard komt, blijf je dat waarschijnlijk veel langer horen dan bij een persoon die zich vooral wereldburger voelt.” Omdat taal zo’n belangrijke drager is van identiteit zal dialect niet zomaar verdwijnen, verwacht Van Oostendorp. „In 1975 dachten we dat er in het jaar 2000 niemand meer dialect zou spreken in Nederland. Dat is helemaal niet gebeurd. Het wordt natuurlijk wel minder, maar ik zou eerder zeggen dat dialecten vervlakken dan dat ze verdwijnen. Het worden meer een soort verschillende versies van het Nederlands. Misschien gaat het alleen nog maar over uitspraak, niet meer om specifieke woorden of grammaticale constructies, maar zolang mensen trots zijn op het feit dat ze van Walcheren, uit Limburg of uit de Betuwe komen, zul je dat aan hun taalgebruik kunnen horen.”

Bovendien blijken er ook weer allerlei nieuwe varianten te ontstaan. „In de 19e eeuw schreef meneer Winkler, een onderwijzer uit Haarlem, een dik boek over taalvariatie in Nederland. In Amsterdam onderscheidde hij wel negentien verschillende dialecten. Het grappige is dat je tegenwoordig in steden ook weer veel variatie ziet als je kijkt naar de straattaal van jongeren. Die verschilt soms zelfs van de ene tot de andere straat. In een buurt waar veel Antillianen wonen, vind je bijvoorbeeld ook Antilliaanse woorden terug in de straattaal, terwijl straattaal in een Marokkaanse buurt heel anders klinkt.”

HERLEVING

Dat het verschijnsel dialect verdwijnt, kun je volgens Van Oostendorp dus niet zeggen. Zo’n vijftien jaar geleden leek er zelfs sprake van een heuse “dialectrenaissance”, zoals ze dat bij het Meertens Instituut noemden. „Ineens dook dialect op allerlei nieuwe plekken op, bijvoorbeeld in films en op het toneel, maar ook in liedjes en boeken. Zoiets was in het begin van de twintigste eeuw nog ondenkbaar. De Psalmen werden in het Zeeuws vertaald en er verscheen zelfs een complete Bijbelvertaling in het Gronings. Dat waren serieuze projecten. Bekende acteurs moesten dialect leren spreken voor een film waarin Zeeuws gesproken werd. En voor de “Biebel in ’t grunnegers” is ook echt naar de Hebreeuwse en de Griekse tekst gekeken. Er waren allerlei wetenschappers en theologen bij betrokken.”

Je kunt je overigens wel afvragen wat de toegevoegde waarde is van zo’n dialectvertaling, zegt Van Oostendorp. „Het leest in ieder geval niet makkelijker. Zelfs als je Gronings spreekt, heb je leren lezen in het Nederlands. Geschreven dialect moet je letter voor letter lezen om het te begrijpen, terwijl je in het Nederlands de woorden gelijk herkent. Er kan ook een religieus motief meespelen: mensen kunnen het idee hebben dat de tekst dichterbij komt als die in dialect is geschreven. Of dat echt zo werkt is natuurlijk de vraag, als je die taal eerder nooit in een religieuze context hebt gebruikt.”

De belangrijkste functie van dit soort projecten is volgens Van Oostendorp dan ook dat ze prestige geven aan een taal. „Als je zelfs de Bijbel in het dialect kunt vertalen, laat je daarmee zien dat het niet alleen een taal is voor boeren en onderontwikkelde mensen.” Hobbyisme zou hij het niet willen noemen. „Dat klinkt te neerbuigend. Mensen zetten zich jarenlang voor dit soort projecten in. Dat getuigt van grote liefde voor de taal en voor de tekst zelf.”

Daniël Lohues zingt nog steeds in het Drents, en er verschijnen nog steeds af en toe Nijntjeboekjes in dialect. Maar de dialectrenaissance bleek uiteindelijk toch een tijdelijk verschijnsel te zijn, aldus Van Oostendorp. „Het opvallende is dat in Vlaanderen, waar dialecten nog langer dan in Nederland gemeengoed waren, nu een vergelijkbare ontwikkeling aan de gang is. Mogelijk wordt er op een gegeven moment een punt bereikt waardoor er vanzelf een tegenbeweging ontstaat. Als mensen beseffen dat een taalmisschien wel verdwijnt, gaan ze ineens de waarde ervan inzien, zelfs als ze zelf geen dialectsprekers zijn. In onze tijd zijn er veel mensen die in het Nederlands zijn opgevoed, terwijl hun ouders onderling nog wel dialect spraken. Ook als dat niet het geval was, is het in ieder geval de taal die je vroeger van klasgenootjes hoorde op het schoolplein. Zo’n dialect blijft je leven lang een belangrijk onderdeel van je identiteit.”


Harmke Snijder: Wat oal je eut?! Dat is: Waar begin je aan? Maar het kan ook betekenen: Wat doe je? Het is net waar de klemtoon ligt.
Urk

Surina Ryckewaert: ’t regent mollejoeng (het regent hard).
Belgische kust

Edwin Jansonius: Ik ga ’n oeksie kuiere (ik ga weer verder).
Hendrik-Ido-Ambacht

Marry de Heer: De etenswaren zijn overstuur. Hier begreep ik als westerling niets van. Ze zijn dan niet meer eetbaar.
Veluwe

Maartje Duim: Net als vragen aan een zwangere vrouw wanneer ze uitgeteld is (uitgerekend).
Echt Veluws.

Jannieneke Kolkman: Hoe ’s met oe? (Hoe gaat het met je?). Ik trekke mien buize an (ik trek mijn jas aan). Ik biene mien knippe kwiet (ik ben mij portemonnee kwijt). De eerpels zien an a brand (de aardappels zijn aangebrand).
Wezep

Anja Klein: Oo, da kom mane wa (dat komt morgen wel).
Vriezenveen

Simone Foekens: In Twente word je ondergereden in plaats van overreden. Het is maar van welke kant je het bekijkt.

Lydia van Wijk: Da ge bedaankt zijt, da witte war (dat je bedankt bent, dat weet je, hè).
Brabant

Neeltje Goudswaard: Derneffe (ernaast). Gunterweit (daarginds). Bleekje (grasveld achter het huis). Dat is Bijerlands.

Karlien Verschuure: Kiek, een kacheje an dun diek (kijk, een veulen op de dijk). Zuid-Beveland

Judit van Tuijl: Wa for e momme? (wat voor één moeten we hebben?). Krekwakwou (precies wat ik wilde). Dit hoorde je vroeger in Giessendam, nu Hardinxveld-Giessendam.

Hanneke van der Heiden: Uutun tied (gestorven). Kantje levantje (alles is kant-en-klaar). Die heit stroengt an z’n schoenen (dat is een hoogmoedig mens). Daer mokkus ’n passies over prakkezeere (daar moet ik eens over nadenken). Flakkee

Gerrie Visser: Hinne en weerumme (heen en terug).
Oldebroek

Natasja Vogelaar: Dat ziet d’r kelluf uut (dat ziet er goed/netjes uit). Of: Wat zit joe noe weer te prollen/vuulderen? Ik dacht dat prollen gewoon netjes Nederlands was, maar niet dus. Het betekent: wat zit jij nou weer te rommelen/vies te doen? Flakkee

Toke van Driel: Hahaha… Ik had dat precies eender met prollen. Tótdat ik over de brug kwam en iedereen me verdwaasd aankeek. En dan zei ik: Nou dat woord ken je toch wel, geweun prollen…

Hanneke van der Heiden: Prollen is Flakkees, maar vuulderen Zeeuws!

Feline Muller: Hamme! Dat betekent in Elspeet iets als foei. Als in: Hamme, dat mag niet!

Jolanda Jansen Wat is et moekerug (benauwd warm).
Veluwe

Marianne Qualm: Ken net (op zijn Fries kan het dan niet, maar in het ABN kun je het voorzichtig toch proberen). Dat kan voor heel wat misverstanden zorgen.

Nelleke Aarnoudse: Een aantal jaar geleden waren we met familie bij een pannenkoekenrestaurant langs de Oude Maas. We liepen nog even langs het water en daar liep ook een jongeman met een mooie hond. Een van onze (Zeeuwse) meiden sprak hem aan over zijn hond: Biet ’n ak ’n aoie? Zijn reactie: Do you speak English, please? Waarop het antwoord kwam: Nou, een beetje. Maar ook gewoon Nederlands hoor! Ik vroeg: Bijt hij als ik hem aai? De hond was aaibaar. En het antwoord van de jongen is nog steeds een gevleugeld gezegde in onze familie.

Joke den Hartog: ’t Mot warre wil ‘t reë (het moet eerst een zooitje worden voor het opknapt, bij een verbouwing). Sliedrecht

Henrieke Loonstra: Dat is heel slim (dat is heel erg). Rijssen

Hannie Huls: Je jurk zit krangs (binnenstebuiten). Betuwe

Greet Bruinooge: Buutenstebinnen, zehhen oans dan op Zuud-Beveland.

Dikkie Keuter: Een kweekie met gerespelde keze (een beschuit met geraspte kaas). Urk

Wendeline Roest: Thee inschudden (inschenken).
Nijmegen en omgeving

Greet Stoffer: Ben zo drooi in de botten (traag/moe). Veluwe

Marry de Heer: Er zit een kortekous op mijn kamer (een mezik/mug). Ridderkerk

Nelleke Aarnoudse: Op Tholen noemen ze een langpootmug een Fluplander.

Greet Bruinooge: Bie oans is dat ’n kattendieker. Zuid-Beveland

Christina van den Ouden: Oemoemenoe? (hoe moeten/ gaan we nu?) Zeeuws Vlaanderen


Chinees leert Schiermonnikoogs

Werd dialect spreken vroeger vooral geassocieerd met een laag opleidingsniveau, tegenwoordig is het ook dankbaar onderwerp voor wetenschappelijk onderzoek. Drie studenten, een Fries, een Italiaan en een Chinees, haalden onlangs zelfs het nieuws omdat ze zich het plaatselijke dialect van Schiermonnikoog eigen hebben gemaakt. De taal, het eilauners, zou momenteel nog maar door zo’n twintig mensen gesproken worden, met name door ouderen. Het is een oude variant van het Fries, met drie naamvallen, die in Friesland zelf al lang in vergetelheid zijn geraakt. Of het echt zoden aan de dijk zet als er drie sprekers bij komen, is natuurlijk de vraag. Maar wellicht zorgt het er in ieder geval voor dat mensen hun eigen dialect weer meer gaan waarderen. Als zelfs een Chinees de schoonheid ervan inziet…

“Het raam is los”

De redactie vroeg op Facebook naar opmerkelijke uitdrukkingen in streektaal. Marry de Heer noemde daarbij “het raam los” als voorbeeld van taal die haar als westerling verbaasde. Typisch Veluws, reageerde iemand. Maar ook lezers uit de Betuwe, regio Staphorst, Twente, Zeeland, Overijssel en Groningen herkenden de uitdrukking. Van Oostendorp: „Mensen zijn geneigd om te denken dat iets wat niet standaard is, typerend is voor hun dialect. Terwijl er maar weinig dingen zijn die in slechts één dialect voorkomen. Het ene deel je met je linkerburen, het andere met je rechterburen. Het is de combinatie die een dialect tot een specifiek dialect maakt.”


Zeeuws niet erkend als regionale taal

In Nederland is, naast het Standaardnederlands, het Fries een erkende taal. Daarnaast gelden het Nedersaksisch en het Limburgs als officiële regionale talen, vastgelegd via een europees handvest. Zeeland heeft ook geprobeerd om een dergelijke erkenning te krijgen voor het Zeeuws. Volgens Van oostendorp is dat niet gelukt, mede doordat de Zeeuwen zo sterk gericht zijn op de lokale variant van hun taal. “Ik heb zelf in de commissie gezeten die zich destijds bezighield met de aanvraag, maar er was telkens gemor. op een gegeven moment werd het promotiemateriaal zelfs in twee varianten van het dialect gedrukt. Volgens de toenmalige minister van binnenlandse zaken was het Zeeuws niet genoeg een eenheid om in aanmerking te komen voor Europese erkenning.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 oktober 2018

Terdege | 108 Pagina's

“Wa ge zegt zijt ge zelf”

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 oktober 2018

Terdege | 108 Pagina's