Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geboeid door vaten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geboeid door vaten

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Arts worden was nooit zijn jongensdroom. Laat staan vasculair geneeskundige. Toch is Emile de Bruijne (48) uit Ouderkerk aan den IJssel het geworden. Spijt van zijn keuze heeft hij tot nu toe niet.

De wachtkamer van de poli interne geneeskunde in het IJsselland Ziekenhuis is halfvol. Na een paar minuten verschijnt De Bruijne om de hoek. Witte doktersjas aan, ferme handdruk. Sinds 2011 werkt De Bruijne in het ziekenhuis in Capelle aan den IJssel. Tot zijn tevredenheid. Hoewel het nooit zijn bedoeling was om arts te worden. Op de middelbare school voelde hij er meer voor het leger in te gaan. „Ik wilde gevechtsvlieger worden. Al heel snel bleek echter dat mijn gehoor aan één kant zo slecht was, dat ik onmiddellijk afviel.”

DUS TOEN WERD HET GENEESKUNDE?

„In eerste instantie had ik geen lauw idee wat ik wilde doen. Een vriend bij wie ik in de klas had gezeten, ging geneeskunde studeren. Hij liet mij enthousiast zijn boeken zien. Toen leek mij dat ook wel wat. Ik werd vrij snel ingeloot bij de Erasmus Universiteit. De studie is voorspoedig gegaan, ik vond het uiteindelijk heel leuk.” De Bruijne startte in 1989 de studie geneeskunde. Na zijn coschappen en tijd als arts-assistent in het Ikazia Ziekenhuis in Rotterdam volgde hij de opleiding tot internist. Een opleiding die nog eens zes jaar duurt. Tot slot specialiseerde hij zich in het aandachtsgebied vasculaire geneeskunde; opnieuw een studie van twee jaar. In september 2005 is De Bruijne internist-vasculair geneeskundige. „De banen lagen toen niet voor het oprapen. Ik ben uiteindelijk in het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk terechtgekomen. Dat was vooral bekend vanwege het Brandwondencentrum. De vuurwerkramp in Enschede was kort geleden gebeurd. Toen ik daar ging werken, hadden ze geen vasculaire artsen. Er werd me daar gevraagd een vasculaire poli op te zetten. Dat heb ik in een jaar gedaan.”

WAT KOMT DAARBIJ KIJKEN?

„Ik heb een vast ochtendprogramma voor de poli ontwikkeld, met bijvoorbeeld bloedprikken, urineonderzoek, hartfilmpje (ecg), vaatonderzoek en bloeddrukmeting. Vervolgens kreeg een patiënt een gesprek over zijn leefstijl met een speciale vasculair verpleegkundige. Tot slot kwam zo iemand bij mij voor de verdere anamnese en het lichamelijk onderzoek, waarna alle uitslagen van die ochtend besproken werden. De uitkomsten kregen patiënten meteen na het polibezoek per brief mee naar huis, plus een exemplaar voor de huisarts.

In die tijd was de vasculaire geneeskunde nog relatief nieuw. Gelukkig kende ik iemand uit het AMC die zich met het vakgebied bezighield: Erik Stroes. Die is nu hoogleraar inwendige geneeskunde met als specialisatie vasculaire geneeskunde. Ik heb bij hem afgekeken wat ik goed vond aan de poli en wat mogelijk was in het Rode Kruis Ziekenhuis. Op basis daarvan heb ik het programma gemaakt. Doordat ik de nieuwe poli op de website van het ziekenhuis vermeldde, sprong het Noordhollands Dagblad erop voor een interview. Mede daardoor kregen we natuurlijk veel nieuwe patiënten.”

EEN VASCULAIR GENEESKUNDIGE HOUDT ZICH VOORAL BEZIG MET DE BLOEDVATEN. WAAR KOMT DIE INTERESSE VANDAAN?

„Oorspronkelijk wilde ik algemeen internist worden. En daarvoor internist gastro-enteroloog, die ook maag-darm-leverziektes behandelt. Rond 2001 zijn die studies gesplitst: je wordt of internist, of maag-darmleverarts. Ik wilde graag internist blijven, dus heb ik daarvoor gekozen. Bloedvaten vond ik altijd al interessant. Ze zitten overal. Ik ben algemeen internist, maar heb een speciale groep patiënten met een moeilijk hoge bloeddruk, familiair hoog cholesterol, jonge hart- en vaatziekten en trombosen in aders (trombosebeen of longembolie) en slagaders (hartinfarct of herseninfarct). Die mensen komen bewust naar mij toe.

Tijdens mijn opleiding tot internist kreeg ik de kans om promotieonderzoek te doen binnen de vasculaire geneeskunde. Ik ben gepromoveerd op een onderzoek naar stolling en harten vaatziekten bij mannen onder de 45 jaar en bij vrouwen onder de 55 jaar.”

HOE KIJKT U TERUG OP HET PROMOTIETRAJECT?

„Het heeft tien jaar geduurd voor ik daadwerkelijk promoveerde. In 2001 ben ik begonnen. Ik werkte veel aan het onderzoek in mijn vrije tijd, bijvoorbeeld na een dienst. Een jaar heb ik vrij gekregen van mijn opleiding, om aan de dissertatie te werken. In 2005 was ik klaar met mijn opleiding tot internist. Daarna trad ik toe tot de maatschap binnen het Rode Kruis Ziekenhuis en kreeg ik eigen patiënten. Vier dagen per week werkte ik in het ziekenhuis, de ene vrije dag per week besteedde ik aan mijn promotieonderzoek. Daarvoor reisde ik naar het Erasmus MC of ik werkte thuis. De laatste zes maanden voor mijn promotie waren hectisch. Ik was net aangenomen in het IJsselland Ziekenhuis. In de periode januari tot juni moest ik een verhuizing op touw zetten, het promotieboekje afmaken en promoveren. Toen de promotie achter de rug was, zijn we meteen gaan inpakken en in razend tempo verhuisd. Twee weken na mijn verdediging zat ik hier.”

WAAROM HEBT U DE OVERSTAP NAAR HET IJSSELLAND ZIEKENHUIS GEMAAKT?

„Ik had het naar mijn zin in het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk, maar we woonden in een heel onkerkelijke regio. Onze kinderen moesten met een speciaal busje van onze woonplaats Driehuis naar basisschool De Akker in Lisse; dagelijks drie kwartier heen en drie kwartier terug. Familie woonde ver weg. Na een paar jaar vroegen mijn vrouw en ik ons af of dit heel ons leven zo moest blijven. We wilden terug naar de regio waar ik vandaan kom; het werd de Krimpenerwaard.

Ik heb twee jaar naar werk gezocht voor ik de vacature in het IJsselland op het spoor kwam. Ik kende nog een aantal mensen van dit ziekenhuis uit de tijd van mijn opleiding. Ik heb gebeld: als ik solliciteer, kom ik dan in aanmerking? Jazeker, zeiden ze hier. Ik ben razendsnel aangenomen. Mijn collega’s uit Beverwijk vonden het vervelend dat ik wegging, zeker omdat het al na zes jaar was. Maar ze begrepen mijn privéredenen wel.”

HOE BEVALT HET, TERUG IN DE BIBLEBELT?

„Goed. We wonen nu in Ouderkerk aan den IJssel, daar gaan we naar de hersteld hervormde gemeente. De kinderen kunnen nu weer in de buurt naar school. We zijn als gezin denk ik wel gelukkiger geworden na de verhuizing. Nu hebben we kerk, school en familie allemaal weer bij elkaar. Ik moest in het IJsselland Ziekenhuis wel weer opnieuw een vasculaire poli oprichten. Ze waren niet specifiek op zoek naar een vasculair arts. Maar ik zei: als ik hier kom werken, wil ik me per se met vasculaire geneeskunde bezighouden.”

HOE ZIET EEN GEMIDDELDE OCHTEND OP DE POLI ERUIT?

„We beginnen ’s ochtends om 8.00 uur met een overdracht. Alle patiënten van de avond- en de nachtdienst worden dan besproken door degene die dienst heeft gehad. We zitten dan aan een lange tafel met aan het hoofd daarvan twee platte schermen: een met de labuitslagen, de ander met bijvoorbeeld foto’s. De assistent die dienst heeft gehad, vertelt over de reden van opname, laat de foto zien en vertelt wat de diagnose was en welke medicijnen zijn gegeven. We beoordelen met elkaar of dit de juiste behandelmethode is. Zo niet, dan passen we het beleid aan.

Na de overdracht ga ik poli doen. Vanaf 8.30 uur ontvang ik de rest van de ochtend patiënten. Tien minuten voor controlepatiënten, dertig minuten voor nieuwe patiënten. Om 12.30 uur lunchen we. Altijd in combinatie met een bespreking of een voordracht door arts-assistenten of specialisten. Vandaag heb ik bijvoorbeeld een vaatbespreking met chirurgen gehad over een patiënt die geopereerd moet worden aan een dichte aorta. Chirurgen snijden graag, maar letten minder op suiker, cholesterol en bloeddruk. Daarom zit ik erbij.”

U HEEFT IN HET ERASMUS MC, RODE KRUIS ZIEKENHUIS BEVERWIJK EN IKAZIA ZIEKENHUIS GEWERKT. HOE GROOT ZIJN DE ONDERLINGE VERSCHILLEN?

„Het Ikazia Ziekenhuis en het IJsseland Ziekenhuis lijken veel op elkaar. Het zijn allebei middelgrote ziekenhuizen, die basiszorg op goed niveau leveren. Personeel werkt hard, de zorg voor de patiënt staat centraal. Dat is een verschil met een academisch ziekenhuis. Daar ligt de nadruk, naast zorg voor de patiënt, meer op onderzoek en onderwijs; daar is meer tijd voor ingeruimd. In een academisch ziekenhuis komen veel meer patiënten met zeldzame ziektes. Hier heb ik misschien eens per jaar een patiënt met een zeldzame aandoening. Die stuur ik dan bewust door naar een academisch ziekenhuis, omdat ik weet dat die arts nog dertig vergelijkbare gevallen heeft, en dus veel meer kennis van de aandoening heeft.

Ik ben weer ervaren in ziektebeelden die een dokter in bijvoorbeeld het Erasmus MC veel minder ziet. Zoals diabetesgevallen of een longontsteking. Zeldzame ziektebeelden gaan steeds vaker naar de academische ziekenhuizen, frequenter voorkomende ziekten naar de ‘gewone’ ziekenhuizen of naar de huisarts.”

KOMT DIE TOENEMENDE SPECIALISERING DE PATIËNT TEN GOEDE?

„Dat denk ik wel, maar ze vergt meer tijd van ons als artsen. Tien jaar geleden waren de aandoeningen van diabetespatiënten en de patiënten met hoge bloeddruk eenvoudiger dan nu. We bekijken bij elke patiënt of deze zo makkelijk te behandelen is geworden dat we hem of haar terugverwijzen naar de huisarts. Op die manier houden we alle patiënten met lastiger ziektebeelden over.

De poli’s worden daardoor ingewikkelder en de spreekuren zwaarder. Veel mensen hebben last van comorbiditeit: ze lijden aan meerdere ziektes tegelijk. Bovendien worden mensen steeds ouder. Vroeger had ik patiënten van 50 tot 70 jaar, nu van 70 tot 90. Vanochtend had ik nog een 91-jarige op het spreekuur.

Een groot deel van de tachtigers is nog behoorlijk vitaal, maar ze mankeren allemaal wel iets. De een is net opgenomen geweest in het ziekenhuis, de ander moest tijdelijk naar een verzorgingshuis en een derde komt net terug van een ander ziekenhuis dan het IJsselland. Door de vergrijzing zal comorbiditeit alleen maar blijven toenemen, en wordt zorg leveren voor artsen in ziekenhuizen en voor huisartsen steeds ingewikkelder.”

WAT VINDT U HET MOOISTE AAN UW BEROEP?

„De patiëntenzorg en het opleiden van jonge mensen. Tot november leidde ik coassistenten op die een coschap interne geneeskunde deden. We hebben er altijd vier uit Rotterdam en drie uit Leiden. Sinds november ben ik de opleider van artsassistenten geworden. Dat zijn artsen die in opleiding zijn tot internist. Ik doe dat twee dagdelen per week. De rest van de tijd ben ik dokter.”

HOE ZOUDEN PATIËNTEN U OMSCHRIJVEN?

„Op zorgkaartnederland.nl laten patienten regelmatig een recensie achter. Meestal is dat positief. Patiënten vinden me serieus, betrokken en aardig. Ik maak weleens een grapje. Tegen iemand die wat te dik is, zeg ik dan: „U bent te kort.” Dan zie je ze denken. Het voelt gek om positieve dingen over jezelf te zeggen, maar vaak klopt het wel wat er in de recensies staat.”

HOE KOMT UW CHRISTEN-ZIJN TOT UITDRUKKING IN UW WERK?

„Ik loop er niet actief mee te koop. Uit mezelf zal ik er niet snel over beginnen in het gesprek met patiënten. Wel als ze er zelf mee komen. Maar dat is best lastig in tien minuten tijd. Bij patiënten die op bed liggen in het ziekenhuis is er meer tijd.

Soms vertellen patiënten uit zichzelf iets over hun geloof. Dan komen we uit op een dieper gesprek. Maar dat gebeurt niet zo vaak.

Over het algemeen wordt mijn christen-zijn geaccepteerd. Collega’s hebben het meestal snel door. Soms omdat ik voor mijn eten bid, of omdat ze weten waar ik vandaan kom. Er wordt verschillend op gereageerd. Soms krijg ik leuke reacties, soms verbaasde, soms ronduit negatief. Dan wordt er hatelijk gedaan. Een collega heeft me een keer voor christenhond uitgemaakt. Toen zei ik: Beste collega, ik noem jou toch ook geen atheïstenhond? Toen was het even stil. Daarna heeft hij nooit meer iets negatiefs op dit vlak gezegd.

Soms merk ik dat collega’s zich in mijn gezelschap juist netter gedragen. Als er dan tijdens een vergadering een vloek valt, zeggen ze: „O nee, dat vind jij niet goed hè.” Terwijl ik er nooit iets over had gezegd. Christen probeer ik te zijn door mijn houding. Ik ga niet lopen preken. Ik wil eerlijk en oprecht zijn, en de patiënt centraal stellen. Dat doet elke arts, als het goed is.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 april 2019

Terdege | 106 Pagina's

Geboeid door vaten

Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 april 2019

Terdege | 106 Pagina's