Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PEIMUS USUS LEGIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PEIMUS USUS LEGIS

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

G. Th. Rothuizen, PEIMUS USUS LEGIS, Studie over het bwrgerlylc gebruik van de Wet, diss. V.U., 294 p., ƒ 12, 50, J. H. Kok, Kampen, 1962.

Dr. Bothuizen is op deze studie cum laude aan de V.U. gepromoveerd en dat praedieaat was welverdiend. Daarvan raakt men bij het lezen van deze studie stellig overtuigd. Behandeld wordt de primus uaus legis, waaronder met Luther de usus politicus wordt verstaan. Dat deze uaus weer zelfstandige theologische waardering krijgt is voor de voortgang van de theologie symptomatisch. Wanneer de theologie versmald wordt tot christologie is er weinig ruimte voor de „natuurlijke" aspecten van de Wet Gods. Rothuizen waagt het weer om in positieve zin te spreken over het natuurrecht en over een zekere mate van „Eigengesetzlichkeit".

Dat schr. voor deze usus als de primus Mest komt voort uit zijn visie, dat de politicus de meest omvattende is, in escha­ tologisch licht de bl\jvende tegenover de voorbijgaande secundus en tertius. Men zou dat de grondstelling van deze dissertatie kunnen noemen. Het gaat er om, het mens-zyn in het peccator-zyn te doen uitkomen zoals het in de secundus usus gaat om het peccator-zijn in het mens-zijn. Het mens-z^jn gaat niet op in het christen-zijn, zoals de samenleving niet opgaat in het christendom. Wij zijn niet zo zeer mens om christen te worden, maar veeleer christen om mens te worden. De wegen Goda monden uit in het algemene. Eethuizen vraagt ergens (p. 26) of men dit Wetseffect moet zien als een paradijselijke rest dan wel als een soort vooruitgeschoven eschatologische post. Het één sluit volgens hem het ander niet uit, maar het accent ligt toch onmiskenbaar op het laatste. Vandaar dat de autecipatie van Kuyper zo positief wordt gewaardeerd.

De Reformatie heeft een natuurrechtelijk gebruik van de Wet durven maken en de zelfstandigheid van het gewone leven willen doen gelden. Breedvoerig en leerzaam wordt ingegaan op de twee-rijkenleer van Luther. Met Törnvall ziet schr. deze als een reactie op de twee-zwaardenleer van Eome. Voor Thomas lag het ideaal in de vermenging van beide vanuit de ene regering van Christus via de kerk. Daartegenover stelt Luther scherp de scheiding. Evenzeer ligt in deze leer een reactie tegen de Schwarmer, die de scheiding zover doorvoerden, dat het natuurlijke niet meer positief kon worden gezien.

In het nauwste verband met Luther wordt Calv^jn besproken, waarbij meer overeenkomst dan verschil wordt ontdekt. Hoewel schr. er zeker oog voor heeft, dat voor Calvijn de verhouding tussen beide inniger en bevruchtender is. Myn bezwaar is, dat aan Calvijn te summiere aandacht is geschonken. Zeker had moeten worden nagegaan in hoeverre b^j hem dit allea samenhangt met zijn leer van de Heilige Geest en de heiliging. Dan kan men er

toch niet mee volstaan met te zeggen, dat men christen is om mens te worden en dat de kerstening gezien moet worden als verzakelijking. Het gaat bij Calvijn toch wel om meer, namelijk om vernieuwing.

Wanneer de Schriftgegevens worden nagegaan beperkt schr. zich tot de brief aan de Romeinen. Dat is zijn goed recht. Terecht stelt hij, dat het in Rom. 1 en 2 om meer gaat dan alleen om het „inexcusatieve", maar ook om het „incitatieve". Het niet-zaligmakende mag niet aanstonds gezien worden als het verdoemende. Minder gelukkig voelen wij ons erbij, dat schr. Rom. 7 in deze reeks Schriftgegevens laat functioneren, omdat hij ervan uitgaat, dat Paulus daar niet spreekt over de christen, maar over de „mens", een exegese, die steeds meer veld begint te winnen, maar toch door grote bezwaren gedrukt blijft.

In het laatste hoofdstuk worden boeiende opmerkingen gemaakt over Kuyper en Van Ruler, die dichter bij elkaar blijken te staan dan men wel dacht. Kuyper ziet de scheppingsordinantie als het blijvende en duurzame en evenals Van Ruler zou hij het messiaans intermezzo leren. Schr. geeft zich niet geheel gewonnen aan de gedachte van de liquidatie van de incarnatie bij Van Ruler, maar kiest toch wel voor het interimkarakter van de bijzondere openbaring waarin Van Ruler en Kuyper zouden overeenstemmen. Bij Kuyper is belangrijk naast de antithese de antecipatie. Bij het laatste voelt schr. zich toch nog wat beter thuis dan bij Van Ruler, die te veel in de profetie blijft steken en wiens droom te weinig gestalte kriggt en dan nog te veel via de kerk.

Van het laatste zijn wij overigens niet geheel overtuigd. Wij voor ons zouden met Bavinck vooralsnog de tertius usus legis meer willen beklemtonen. Waarom heeft Calvijn deze „praecipuus" genoemd? Geldt dat, zoals schr. zegt, alleen voor „onderweg" en wordt dat in de eschatologie ongedaan gemaakt f Dat deze disser­ tatie verlucht is met een reproductie van „De Vrede van Vallauris" van Picasso is opzienbarend. Eerlijk gezegd ligt er voor mij ook iets alarmerends in. Volgens schr. loopt alles uit op de liquidatie van het christel\jke, de Wet zonder het evangelie. Ik dacht, dat wg meer in de lijn van Calvijn bleven wanneer wg op deze plaats toch liever over de heiliging des levens spraken.

U.

S. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1963

Theologia Reformata | 94 Pagina's

PEIMUS USUS LEGIS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1963

Theologia Reformata | 94 Pagina's