VAN BULTMANN NAAR FUCHS

S. U. Zuidema, VAN BULTMANN NAAR FUCHS, Een studie over de studeerkamer van de predihant, 95 blz., ƒ7, 50, T. Wever, Franeker, 1964.

Dit boekje kan ik om verschillende redenen ter bestudering aanbevelen:1. in bondig Nederlands wordt nuchter samengevat datgene wat Duitse theologen in lange zinnen en dikke boeken plegen uiteen te zetten; 2. de schrijver dringt door tot het wezenlijke wat de vernieuwings theologen bedoelen: e (idee van de) oorsprong, de existentiële ervaring, de existentiale interpretatie, de verhouding tussen de existentiale en historisch-kritische interpretatie en de verhouding tussen de existentiale theologie en de orthodoxie; 3. de schrijver trekt de Ignen van dit vernieuwingsdenken door tot in hun consequenties en oefent als zodanig impliciete critiek uit.

De hele kwestie draait om de stelling dat de fides qua creditur correlaat zou zijn met de presentie van Christus, terwijl — uiteindelijk — alle fides quae creditur als objectief, historisch enz. een permanente bedreiging voor openbaring en geloof wordt beschouwd. Terecht m.i. wordt hierop de critiek ingezet.

Na lezing van het boekje blijft de vraag hoe de schrijver zelf de correlatie van de fides, qua creditur en de fides quae creditur vanuit het gereformeerd belijden zou omschijven.

U.

H. J.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen