Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

W. L. Tukker

„En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van de Vader), vol van genade en waarheid." Joh. 1 : 14

In Bethlehem was het contrast tussen duisternis en licht niet minder groot dan bij de kolom, die eens stond tussen de Egyptenaren en de Israëlieten. Daar was de wolk tegelijk duisternis en hij verlichtte de nacht, hij belette de één het gaan en hij dééd de ander gaan. Hier is de vleeswording van de Logos voor de één de aanstoot, de ergernis, het ongeloofwaardige, voor de ander is deze juist nabijheid, zichtbaarheid, genade en waarheid.

Johannes 1 : 14 is het tegenbeeld van Genesis 3 : 22. Daar zegt God: De mens is onzer één geworden, kennende het goed en het kwaad." Hier zegt de kerk het omgekeerde, het verlossende: God is onzer één geworden." 6 Xoyog ocLQ^ èyévero xat èoHrjvcüosv êv fj/MV.

Wij moeten ons hier verre houden van alle heidense Logosbespiegeling. De Logos is het Woord, het eeuwige Woord, dat bij God was en dat God was, door Welke alle dingen gemaakt zijn en zonder Welken geen ding gemaakt is. Alles heeft met Hem te maken en Hij heeft met alles te maken. Het Woord was „in den beginne" bij God, eer de schepping was, die door Hem gemaakt is, en wordt daarom genoemd het eeuwige Woord.

Johannes zegt van de Logos dit even diepzinnige woord: „In Hetzelve was het leven, en het leven was het licht der mensen." Bij het lezen van deze Naam van Christus, 6 Aóyog staan wij voor de Zelfopenbaring van de tweede Persoon uit de goddelijke drieëenheid en zij moet ons niet minder eeribiedig stemmen dan Mozes, toen God Zich openbaarde in Zijn Woord, in Zijn spreken: „Ik zal zijn, die Ik zijn zal." Als deze openbaring aan de wereld voorbijgaat en voor haar duisternis is, dan past degenen die haar wèl zien grote huiver en vreugde, omdat zij verwaardigd zijn met dit welbehagen Gods. Christus is het Licht der mensen en in Hetzelve is het leven! In de Logos, het Woord gaat heel het Woord open, heel die geschiedenis van het

heilshandelen Gods met de mensen; aan wie het Licht en het leven geopenbaard is, wordt zelfs de Schepping verklaard. „Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt", zegt Johannes. En „door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Wóórd Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men niet ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden, " zo zegt Hebreeën 11 : 3. De belofte van het oude verbond, dat van de Logos, van Christus vervuld is, lichtte over de mensen, omdat ook dit woord Gods een licht is en dit lichten van het woord in de beloofde Zaligmaker was het leven van de mensen. Daar heeft de oude kerk voor Zijn komst het leven in gevonden, het leven in gehad. Hoeveel te meer dan, toen die belofte vervuld werd en het eeuwige Woord, de Logos, die bij God was en die ook Zelf God was, vlees werd.

Hij werd mens, meer dan dat: vlees werd Hij. Hij heeft ons vlees en bloed aangenomen uit de maagd Maria, Hij heeft Zich daardoor aan al de zwakheid en ongeneugten van de menselijke natuur onderworpen. Het vlees was het geringste bestanddeel van de mens, in tegenstelling tot de ziel, die van Gods geslacht was. Door de zondeval valt niet alleen de ziel uit haar hoge staat, maar ook het vlees valt terug tot dat, wat het was: „Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren." En ten slotte legt God de mens in het stof des doods. Dat de mens vlees is, duidt aan, dat hij door de zondemacht sterfelijk en stervende geworden is. „Alle vlees is als gras en al zijn heerlijkheid is als een bloem des velds; het gras is verdord en de bloem is afgevallen, voorwaar het volk is gras."

SaQ^ duidt dan bijzonder aan de zondigheid van de mens. Als de zonde de overhand neemt in de oude wereld, zegt de Here: „Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met de mens, dewijl hij ook vlees is."

In dat vlees daalt Christus, het eeuwige Woord in. Het geringste deel van de mens, diens vlees, neemt Hij aan, een menselijk lichaam, ook een menselijke ziel, sterfelijkheid neemt de Eeuwig-levende aan, om hun dood, de straf op de zonde, te kunnen dragen. Zo zal ook Hij straks moeten klagen: „Gij legt Mij in het stof des doods", en met de rijken zal Hij in hun dood zijn. Meer nog: zondig vlees neemt Hij aan, want hoewel Hij zonder zonden was, is Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.

Dit Woord heeft onder ons gewoond.' Ea> et]vcoaev betekent tabernakelen — wonen in een tent. In het Oude Verbond woonde God in de Tent der samenkomst midden onder Zijn volk, dat naar vaste ordeningen rond de tent stamsgewijze gelegerd was. Nu woont Christus in de tent van een broos mensenlichaam onder Zijn volk, onder de mensen. Tenten bewoonden de nomaden, bewoonde het pelgrimsvolk naar Kanaan, bewoonde God op de tocht van Egypte naar Kanaan. Gods Tent en Israels tenten werden daar vervangen door een vaste tempel, door vaste huizen. Zo heeft Christus in de

tent van Zijn vlees onder ons gewoond, met de mensen geheel één en lotgemeen, om onder Zijn volk, voor Zijn volk uit hen te voeren naar de vaste woning van Zijn eer, naar de vaste woningen van hun verwachting, waar hun lichamen onverderfelijkheid zullen aandoen.

„En wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader."

Wij hebben aanschouwd, zo zegt Johannes mede namens hen, die aanschouwers van Zijn heerlijkheid geweest zijn. Hij zegt dat met de voorname eenvoud van het geloof, in een getuigenis, schoon van woorden, diep van gedachten. Dit getuigenis behoeft geen sier, 't 'behoeft ook geen bewijs, 't zoekt geen grote woorden, want het heeft sobere en edele woorden, die met de zaak zelf gegeven zijn. Woorden, die van boven zijn, zoals Hij van boven is. Er ligt dan ook een belijdenis in voor Hem en overtuigkracht in voor de mensen. God heeft altijd voor betrouwbare getuigen gezorgd, voor mensen, die het gezien hadden, voor mensen, die het onder woorden wisten te brengen, die over goede, klare bijbelse woorden beschikten. Deze getuigen waren elk in zijn soort ook knappe mensen, die beschikten over het beginsel der wijsheid, namelijk de vreze des Heren. Zij hebben geen slecht figuur geslagen tegenover de grote denkers, en hun wijsheid was groter dan de hunne, omdat zij van boven was, van Hem aan Wiens verstand geen doorgronden is. Hij hoeft Zich deze broederen niet te schamen, zoals zij zich Hem niet behoeven te schamen.

Wij hebben aanschouwd. Met de geboorte van de Here Jezus is de heerlijkheid Gods gezien, die nooit in schoner glans verscheen. De Schechinah, die de tabernakel vervulde, de verschijningen aan Mozes en Elia op de berg waren altijd verhulde verschijningen. Hier echter verschijnt de Eniggeboren Zoon, Die eens wezens is met de Vader en de Heilige Geest. Hier is Hij, Die zegt: „Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien." Hier is Hij, Die is het uitgedrukte beeld van Gods zelfstandigheid en het af schijnsel Zijner heerlijkheid. Hier is God! Hier is Uw God! Hij draagt al de heerlijkheid Gods aan Zich. Hij brengt al de heerlijkheid Gods met Zich, die door de eeuwige generatie de Zijne is en voortgaand de Zijne blijft.

Johannes schrijft, dat hij gezien heeft irjv dó^av amov.^N'i] kunnen dat vertalen door lichtglans, eer, aanzien, maar ook door mening en door verwachting. Zo loopt dit woord naar de uitdrukking van de tekst: genade en waarheid. Christus en Zijn werken, Christus en Zijn heil zijn niet te scheiden. Hij is de verwachting Israels, Zijn heil is de mening Gods, omvat de vredesgedachten Gods. De lof Gods is de leer Gods en de leer Gods is de lof Gods. In Christus is verschenen al het welbehagen Gods, het eeuwige Woord. Johannes heeft dit aanschouwd, met rust, met vrede, met vergenoeging der ziel. En wij .... die Zijn verschijning hebben liefgehad .... ook wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de Enig-

geborene van de Vader. Het geloof beaamt het getuigenis van apostelen en profeten!

In Hem nu zien wij genade en waarheid. Hij is vol van genade en waarheid. Schaduwachtig was de oude tabernakel vol van genade en vol van waarheid. Men kan er De Tabernakel van dr. H. F. Kohlbrugge op nalezen! Alle personen, alle handelingen, alle voorwerpen, alle onderdelen hadden één zin, één beduidenis: de genade en de waarheid! Maar 't was alles schaduwachtig en daarom niet altijd even klaar te verstaan. Daar was veel priesterlijke uitlegging bij nodig. In Christus is de genade en de waarheid niet alleen vol, maar in Hem is zij ook klaar. De schaduwen weken, toen de heerlijkheid des Heren opging en alles wat zinnebeeldig was, verkreeg in Hem zijn „zin" en verloor zijn beeld. Het ganse woord Gods lichtte op in Hem, Die het licht der mensen was. In Uw licht, Here Jezus, zien wij het licht.

En in Hetzelve was het leven.

En wij vinden leven in de genade, en wij vinden ons leven in de waarheid. Door de genade komen wij tot de waarheid en zij zijn beide vol, altijd nodig en overvloedig voorradig.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1966

Theologia Reformata | 59 Pagina's

Wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1966

Theologia Reformata | 59 Pagina's