Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

METHODI­SCHE PROBLEME DER NEUTESTAMENTLICHE CHRISTO­LOGIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

METHODI­SCHE PROBLEME DER NEUTESTAMENTLICHE CHRISTO­LOGIE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Horst Robert Balz, METHODI­SCHE PROBLEME DER NEUTESTAMENTLICHE CHRISTO­LOGIE, Wissenschaftliche Mono-graphien sum alten und neuen Testament, Band 25, herausgegeben von Gttnther Bornkamm und Gerhard von Bad, 312 S., DM 29.80, Neukirchener Verlag des Erziehungsverein G.m.b.H., Neukirchen-Vluyn, 1967.

Wie enigermate op de hoogte is met de nieuwtestamentische wetenschap, weet hoe er inzake de theologische bezinning op het nieuwtestamentisch getuigenis, met

name de christologie, een grote verscheidenheid is van standpunten, posities, exegetische meningen. Allerlei methoden, vooronderstelUingen, hermeneutische en godsdiensthistorische beslissingen spelen hierin mee. Het is de grote verdienste van het boek van Balz, een heruitgave van een dissertatie, dat het dit gebied in kaart brengt en zo inzake de methode en werkwijze wat helderheid wil bieden.

We menen dat de auteur daarin zeer geslaagd is. H^j heeft ons een boeiend overzicht gegeven, dat met name ook studenten een goede dienst kan bewijzen om wegwijs te worden in de vragen die er op dit gebied zich voordoen. De auteur is grondig thuis in de stof. De uitvoerige literatuurlijst en het notenapparaat laten dit genoegzaam zien. Het geheel is een gedegen werk dat bewondering en respect afdwingt.

Balz stelt vier hoofdproblemen aan de orde, n.l. de vraag van de christologische titels, de groepenvorming in de gemeente en hun betekenis voor de christologie, de problematiek van de oerchristelijke paradosis, en de vragen rondom de eschatologie en de apocalyptiek.

Ten aanzien van de christologische titels komt Balz tot de conclusie dat deze titels niet tot uitgangspunt gemaakt kunnen worden van een christologie van het Nieuwe Testament. In het Jodendom z^n immers geen van de titels vast gedefinieerd. Uitvoerig gaat de auteur in op de laat joodse apocalyptische heilsverwachting (Messiasverwachting, begrip „Zoon des mensen"). Volgens Balz is het karakter van de christologie van de oergemeente dynamisch-functioneel. Hoezeer de auteur allerlei argumenten voor zijn opvatting aanvoert, de vraag komt toch boven of hg recht doet aan de gegevens van de Schrift zelf. Kan men zeggen dat alleen de oerchristelijke voorstelling aangaande de Zoon des mensen een basis heeft in de verkondiging van Jezus? Wat zgn de consequenties ten aanzien van d.^ oud-christelijke belijdenis als men zegt dat we de christologische titels hun rechte plaats moeten toewijzen als „Funktionen und Interpretamente" van fundamentele heilsvoorstellingenï Op dit punt blijven de uiteenzettingen van de auteur een zekere vaagheid vertonen. We menen dat met het woord „functie" toch te kort godaan wordt aan het geheimenis van de persoon van Jezus.

In het hoofdstuk over de stromingen en groepen in de oergemeente maakt de auteur waardevolle opmerkingen ten aanzien van de godsdiensthistorische visie van Bultmann. Terecht wijst hg erop hoe Bultmanns uitgangspunt geleid heeft tot een principiële scheiding van historische en kerygmatische overlevering. En tegenover de eenzijdige verbinding van Paulus met de hellenistische gemeente poneert Balz dat belangrijke delen van de paulinische prediking teruggaan op de Jeruzalemse oergemeente.

Toch ontkomt de auteur o.i. ook niet geheel aan een schematisme, als hij b.v. op blz. 175 onderscheidt tussen de traditiekring van een „Erhöhungs/Menschensohnchristologie" die we dan terugvinden in het kerygma van de redevoeringen in de Handelingen, en een „Passionskreis" die zijn plaats heeft in Jeruzalem en vooral in de theologie van Paulus tot grondslag van de christologie gemaakt wordt. Is dit onderscheid in het licht van de Sehrif tgegevens vol te houden, als men niet eerst het ontleedmes van de kritiek hanteert?

Boeiend is ook het hoofdstuk over de oerchristelijke paradosis. Balz komt daarin onder meer tot de conclusie dat „die Tatsache urchristlicher Traditionen mit ihrem direkten Verkündigungsanspruch jede prinzipielle Schei dung zwischen Kerygma und Historie ausschlieszt, denn diese Traditionen vermitteln nichts anderea als die Kontinuitat der gegenwartigen Verkiindigung mit dem von ihr bezeugten einstigen Geschehen. Insofera

sind sie die „objektive Seite" der Verkündigung, die diese vor dem pneumatischen Enthusiasmus bewahrt" (S. 203).

Onduidelijk blgft echter hg de visie van de auteur hoe de verhouding is tussen openbaring en paradosis. Kan men zeggen dat de gemeente na Pasen in het doorgeven van de boodschap van Jezus oerchristelqke traditie schept t

Het laatste hoofdstuk heeft als opschrift Die Eschatologie des neuen Testaments als christologisches Problem. Niet alleen geeft de schrigver hier een duidelijk overzicht inzake de verschillende visies, maar ook levert h\j hier fundamentele kritiek op de hermeneutische vooronderstellingen van Bultmann. Eliminatie van de tijdsfactor en dus van de futurische eschatologie moet leiden tot een symbolisering of wel existentiale interpretatie van de toekomstuitspraken van Jezus. Aan het adres van Bultmann c.s. stelt Balz de vraag: „SoUte die existentiale Interpretation Jesu besser verstehen als dieser sioh selbst in seiner Umgebung verstandlich machen konntef" (S. 221). Terecht merkt hij op dat in de existentiale interpretatie de gedachte van de heilshistorie vervangen is door een geschiedenis van het „glaubendes Selbstverstandnisses".

De door Balz gemaakte opmerking over tijd, geschiedenis, eschatologie en apocalyptiek gaan in de lijn van de heilshistorische visie van Culbnann. Wij moeten, aldus de auteur, eraan vasthouden dat die God die in Jezus Zijn heil heeft geopenbaard, Here is van tijd en geschiedenis, en trouw blijft aan Zijn gegeven beloften. Een interpretatie van de oerchristelijke eschatologie die de tijdsfactor elimineert is met dit fundamentele gegeven ten enenmale in strijd en verspert zichzelf de weg tot een juist verstaan van het nieuwtestamentisch getuigenis.

Dit korte overzicht moge duidelijk gemaakt hebben, welke belangrijke vragen dit boek aan de orde stelt. Vragen die in de huidige theologische ontwikkeling voluit in discussie zqn. Daarom achten we het boek van Balz ook voor de dogmatische discussie bijzonder belangrgk. Het is niet altijd even gemakkelijk de lyn van het betoog te volgen, vooral ook omdat de schrijver veel overhoop haalt, maar wie de moeite neemt dit werk intensief te bestuderen, ziet deze moeite ook rijkel^k beloond.

E.

A.N.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1968

Theologia Reformata | 71 Pagina's

METHODI­SCHE PROBLEME DER NEUTESTAMENTLICHE CHRISTO­LOGIE

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1968

Theologia Reformata | 71 Pagina's