WER 1ST DAS EIGENTLICH, GOTT?

WER 1ST DAS EIGENTLICH, GOTT? , herausg. von H. J. Schultz, 290 S., In. DM 12.80, Kösel Verlag, München, 1969.

Meer dan twintig auteurs geven aan dit werk, waaraan radio-lezingen ten grondslag liggen, hun medewerking.

Na enige voor-opmerkingen van de redacteur, als: de mens zal in deze tijd de moed moeten hebben om van God als de eoöpererende en d.w.z. als do veranderlijke God te spreken, geeft K. Rahner een meditatie over de naam God, een woord, dat niet te schrappen is uit de woordenschat van de mens, waarbij hij o.a. verwijst naar Marx, die meende dat zelfs het atheïsme eens verdwijnen zal.

Het werk, dat een rijke variatie bevat van onderwerpen over het ene thema dat tot titel is gekozen, valt in drie stukken uiteen.

In de eerste plaats wordt geschreven over doorblikken door het heden: gezichtspunten van de dieptepsychologie („Gott kann noch erkannt noch geglaubt, weder geliebt werden noch Vertrauen finden, solange nicht jene notwendige Stufe eines mensehenahnlichen Gottes, die alles Fragwürdige am Menschen in das Gottesbild mitnimmt, auf einen göttlichen Gott hin überschritten wird"), van het natuuronderzoek, van de literatuur („Eine fertige Weltanschauung vertragt keine Diehtung"; het is onjuist „sakrale und profane, sakramentale und sakulare Bereichen gegeneinander abzugrenzen"), van de politiek, (B. Vogel: de voornaamste plicht van de politicus is de voorwaarden te scheppen, dat de mens in de wereld leven kan), van de theologie (H. Fries: de vraag: wie is eigenlijk God, is sinds Jezus Christus niet meer zonder antwoord; met een variant op een woord van Melanchthon zou hij willen zeggen: „das heiszt Gott erkennen - erkennen, was er getan, was er gewirkt hat").

Het tweede gedeelte bevat terugblikken op de geschiedenis: antwoorden van het Oude Testament („Alle Gottesentwiirfe der Menschheitsreligionen sind hier überholt worden"; te weinig komt m.i. in dit gedeelte uit, dat het gehele Oude Testament één protest is tegen de Selbstherrlichkeit van de moderne mens), van het Nieuwe Testament ("„Nicht was ich über Gott weisz ist letztlich entscheidend, sondem ob Gott mir zur Wirklichkeit wird"), antwoorden der kerkvaders („Die Theologie der Vater wurde nicht von der Philosophie überwaltigt, nicht in der Wurzel „hellenisiert"), antwoorden der scholastiek, antwoorden van de 19de eeuw.

Tenslotte worden uitzichten gegeven op de toekomst: het geloof aan God en het wetenschappelijke denken („Der Glaube ist der Philia des Einen, die Wissenschaft die Sophia des Ganzen"), provocaties van het atheïsme, scheppingsgeloof en evolutionisme (de materie is noch het eerste noch de genoegzame oorsprong van al het overige).

Bijna alle schrijvers - bij alle verscheidenheid van ideeën - wijzen op God als de God der openbaring. „Es ist schwer verstandlich, dasz in seiner Offenbarung nicht Er offenbar werden soil, sondem nur die Wahrheit des Menschen" (M. Seckler).

Gaarne vestig ik de aandacht van onze lezers op dit werk, dat in Duitsland veel verkocht vTordt. Men vindt hier een dialoog met de moderne mens over het weet hebben van God.

U.

Bt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen