Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTENTUM UND GNOSIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTENTUM UND GNOSIS

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

CHRISTENTUM UND GNOSIS, Aufsatze herausgegeben von Walther Eltester (Beiheft ziir Zeitsohrift für die neutestamentlichi' Wissenschaft und die Kunde der Uiteren Kirche, .•)7), VIII + 143 S., DM 38.-, Verlag Alfred Töpelmann, Berlin, 1969.

De in dit boek gebundelde opstellen zijn gewijd aan een nog altijd omstreden vraagstuk. Inzake de vraag naar de oorsprong van de gnostiek heerst immers nog lang geen consensus. En, zoals onlangs prof. dr. G. Quispel schreef, deze\raag is daarom zo omstreden, omdat zij in het wetenschappelijk onderzoek met de vraag naar de oorsprong van het christendom verbonden werd. Terwijl verschillende geleerden uit de godsdiensthistorische school een vergaande beïnvloeding van het Nieuwe Testament door de gnostiek aannamen, hebben andere onderzoekers deze stelling juist omgekeerd en elk spoor van bestaan van een praechristelijko gnosis afgewezen. Ook in terminologisch opzicht heerst er nog al wat spraakverwarring. Niet ieder verstaat onder de term „gnosis" hetzelfde.

Nu heeft de ontdekking van de bibliotheek van Nag-Hamadi onze kennis aanzienlijk vermeerderd. Nieuwe bronnen konden worden aangeboord, waardoor oude probleemstellingen in een ander licht verschenen. De hier te bespreken bundel legt daarvan een duidelijk getuigenis af. Stuk voor stuk staan de opstellen op hoog peil en geven zij goede informatie voor ieder die zich bezighoudt met de bestudering van het Nieuwe Testament en de kerkgeschiedenis van de eerste eeuwen.

Ook de lezing van deze bundel heeft me nog weer eens overtuigd hoe gecompliceerd het vraagstuk van de verhouding tussen christendom en gnosis is. Ik denk aan wat Böhlig schrijft over het evangelie der Egyptenaren, en aan het opstel van Jaques Ménard over het evangelie naar Filippus. Ménard bestrijdt aan het slot van zijn artikel de visie van prof. Quispel inzake de sterke joodse invloed op het ontstaan van de gnostiek. De datering van de bronnen laat z.i. deze invloed niet toe, terwijl een verwijzing naar Adam in de gnostische literatuur niet per se behoeft te wijzen op joodse invloed, maar evenzeer een bewijs kan zijn van de syncretistische religiositeit van die tijd.

Haenchen schrijft over de nieuwtestamentische en gnostische evangoliln. De wijze waarop de auteur de wording ^-r.: : de nieuwtestamentische geschriften beschrijft heeft nogal wat vragen bij mij fjpgeroepen. De theologie van de verschillende schrijvers krijgt een dusdanig accent dat de eenheid verloren dreigt te gaan. Ook de wijze waarop Haenchen een diastase schept tussen Paulus en de oergemeente van Jeruzalem doet m.i. geen recht aan de Schriftgegevens. Boeiend is overigens de schets van de gnostische evangeliën.

Geboeid heeft me ook het opstel VMJI Hans Friedrich Weisz, getiteld Pauliui und die Haretiher, waarin de auteur in-

gaat op het beroep van gnostische stromingen op Paulus. Zijn these is, dat de gnostische opvatting van de opstanding (n.l. als reeds geschied) wel in conflict komt met Paulus' prediking (1 Cor. 15), maar anderzijds een aanknopingspunt vindt in het paulinisch getuigenis inzake de verbinding van doopgebeuren en opstanding (Rom. 6). In die zin kan men de gnostici van de tweede oeuw als leerlingen van Paulus aanduiden. De apostel zelf zou het gnostisch misv: n-stand van zyn doopleer voorbereid hebben. Daarnaast ziet de auteur toch ook verwantschap tussen de tegenstanders van Paulus in Corinthe en genoemde gnostici, al is hij hier zeer voorzichtig.

Wy vragen ons wel af of de auteur inzake Rom. 6 recht doet aan het heilshistorisch aspect dat ook dit gedeelte van Paulus' brief beheerst. Vanuit deze heilshistorische achtergronden kan men m.i. minder gemakkelijk spreken van een aanknopin, gspunt voor de gnostici in de doopopvatting van Rom. 6. Terecht merkt Weisz overigens op dat de geschiedenis van de Paulus-interpretatie van meet af aan ook een „Geschichte des Paulas-Miszverstandnisses" is geweest.

Deze belangwekkende bundel besluit met een overzicht van de voorstellen die op het internationaal congres in Messina, gewijd aan de bestudering van de gnostiek, zijn aangenomen met betrekking tot een terminologische consensus. De onderscheiding die men daar heeft voorgesteld tussen gnosis en gnosticisme is inderdaad verhelderend en kan bijdragen tot een genuanceerder aanpak van dit gecompliceerde vraagtuk.

E.

A.N.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1969

Theologia Reformata | 68 Pagina's

CHRISTENTUM UND GNOSIS

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1969

Theologia Reformata | 68 Pagina's