Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HERSTRUCTURERING THEOLOGISCHE STUDIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HERSTRUCTURERING THEOLOGISCHE STUDIE

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

ENKELE KRITISCHE NOTITIES

H. Jonker

In de loop van het jaar 1968 besloot de Sectie theologie van de Academische raad tot de instelling van een subcommissie, die studie zou kunnen maken van de wenselijkheid en mogelijkheid van een herstructurering van de theologische studie en haar daarna een rapport zou kunnen uitbrengen.

Deze herstructureringscommissie heeft in april 1970 haar rapport uitgebracht en dit rapport is thans ter discussie gesteld. Naast zes studenten uit de verschillende faculteiten maakten de volgende docenten deel uit van de commissie, uit Leiden: dr. M. H. Bolkestein, uit Groningen: prof. dr. A. F. N. Lekkerkerker en drs. L. Leertouwer, uit Utrecht: prof. dr. J. de Graaf en prof, dr. A. R. Hulst, uit Amsterdam: prof. dr. O. J. de Jong, dr. A. J. Nijk, prof. dr. K. Strijd (G.U.) en prof. dr. C. Augustijn en dr. H. Mulder (V.U.), uit Nijmegen: dr. W. J. Berger, prof. dr. E. M. J. M. Cornélis en dr. B. M. F. van lersel en uit Tilburg: prof. dr. A. H. Smits. Voorzitter - werd prof. dr. A. R. Hulst en secetaris dr. M. H. Bolkestein.

Algemene beschouwingen

Voorafgaand aan een nieuwe Opzet van de studie geeft de commissie eerst een aantal vage algemene beschouwingen. „De commissie is van oordeel, dat de huidige situatie van de theologische opleiding onbevredigend genoemd moet worden. Men kan de theologie - heel algemeen - omschrijven als de wetenschappelijke bezinning op de vraag naar God en daarin naar het heil van mens en wereld. Op welk van beide elementen de nadruk ook gelegd moge worden, deze algemene omschrijving maakt al duidelijk, dat theologie in geen geval los gedacht mag worden van haar functie in de samenleving. In dit opzicht functioneert zij echter nauwelijks. De theologie is in haar geheel ten aanzien van de andere wetenschappen, de maatschappij en de cultuur in een bedenkelijk isolement geraakt." Verderop zegt de commissie: „De discrepantie tussen wat theologie pretendeert te zijn en de realiteit is de belangrijkste oorzaak van de teleurstelling van veel studenten en het lage rendement, dat de studie blijkt te bezitten voor afgestudeerden. De huidige structuur schiet verder te kort doordat zij aan de ene kant te weinig mogelijkheden bevat om kennis te verwerven van de mens in zijn huidige situatie en doordat zij dan aan de andere kant als beroepsopleiding met een veel te beperkte scala van beroepsmogelijkheden rekening houdt".

Bij deze algemene omschrijvingen rijzen een aantal vragen. Wordt de theologie anthropologisch gefundeerd in de algemeen-menselijke „vraag naar God"? Waar blijft het door de christelijke Kerk als gezaghebbend beleden principium van de Godsopenbaring door het Woord? Hoe wordt in deze theologie-omschrijving de plaats van de Kerk gezien? Gaat de theologiebeoefening in de toekomst zich direct op de maatschappij richten los van de Kerk? Is de rol van de Kerk als hoedster der Waarheid uitgespeeld? Wat verstaat men onder „het heil van mens en wereld"? Moet dit „heil" maatschappelijk opgevat worden? M.a.w. ziet men het historisch, maatschappelijk proces als het heil en moet de culturele revolutie met de theologie verbonden worden?

Deze vragen komen op naar aanleiding van uitspraken in de moderne neo-theologie, die gemakkelijk hun interpretatie in de door de commissie ontworpen formuleringen kunnen vinden. De vragen zijn des te meer relevant aangezien de commissie zich in deze zin verderop duidelijk uitspreekt: „Toch moet worden vastgesteld, dat theologische studie in onze situatie zich beweegt tussen de bestudering van de Joods-christelijke overlevering en haar doorwerking in de geschiedenis tot op heden en de bestudering van het heden van de mens, zoals die op weg is naar de toekomst in een steeds veranderende maatschappelijke situatie. Theologie ontstaat daar, waar gewerkt wordt in het spanningsveld van deze twee polen, in een vrije maar niet vrijblijvende dialoog tussen de verschillende disciplines. In die dialoog worden de niet-christelijke tradities (de klassieke oudheid, het humanisme, de niet-christelijke godsdiensten) betrokken".

Ten aanzien van deze dialogische polariteit overwege men het volgende. Reeds lang kennen de faculteiten in Nederland de dialogische polariteit van de christelijke theologie en het verschijnsel godsdienstwetenschappen in het vak fenomenologie van de godsdienst, maar de vraag rijst of nu de theologische studie in haar geheel moet opgaan, liever: ondergaan in een dialogische polariteit? Is de grondgedachte, die vele theologen nog bezielt, dat men denkt en studeert vanuit de bron der in de Heilige Schriften gegeven openbaringskennis, gericht op het object: mens en maatschappij, als verouderd afgeschreven? Is de tweede pool (die van , , een steeds veranderende maatschappelijke situatie") een nieuwe bron van theologiseren? Welke normen moet men gaan hanteren? Psychologische, filosofische, sociologische, maatschappij-kritische normen? Of zijn er helemaal geen objectieve normen meer en moet ieder maar vanuit zijn eigen subjectivisme zijn weg zoeken? Dan zijn wij aan het eind gekomen van een verantwoorde wetenschappelijke bezinning op het Oude en Nieuwe Testament (aangeduid met „Joodschristelijke overlevering"!).

Het is duidelijk, dat in deze beschouwingen niet meer de arbeid der Kerk voor de theologie-studie richtinggevend is, maar de maatschappij. Maar vraagt de maatschappij om theologen? Kan zij theologen een theologische functie aanbieden? Buiten de leraren godsdienstonderwijs op de middelbare

scholen en een beperkt aantal posten op de universiteiten en vormingscentra is het beeld zeer onduidelijk. De commissie noemt (blz. 4) naast de kerkelijke functies, nog: de massamedia, andere vormen van cultureel werk (welke? ) en maatschappelijk werk. Het komt mij voor dat christenen, die de maatschappij als sociaal werker willen dienen, een betere opleiding kunnen ontvangen op de sociale academies dan aan de theologische faculteiten. Moet de theologische studie nu fundamenteel omgezet worden ten bate van een klein aantal beschikbare plaatsen bij de massamedia en „andere vormen van cultureel werk"?

Opzet van de studie

Het is duidelijk dat de beoogde „vermaatschappelijking" van de theologische studie om een geheel andere opzet vraagt, die dan ook uitgewerkt wordt. Het komt hierop neer, dat naast de traditionele theologische vorming ruimte gemaakt wordt voor een meer maatschappelijk ingestelde vorming. Bij deze laatste vorming moet een stuk theologie plaats maken voor observatie-prakticum, motivatie-colleges, wijsbegeerte, sociologie (inleiding), psychologie (inleiding), sociaal-wetenschappelijk onderzoek, inleiding methodiek-sociale wetenschappen, verkenning „mens en samenleving", inleiding sociaal-wetenschappelijke statistiek, methode en technieken, leeronderzoek, enz. Deze vakken zijn ontleend aan pakket C, een model dat wel geen bindend karakter draagt, maar als richtinggevend is bedoeld.

Men vraagt zich in gemoede af of bij zulk een ontstellende reductie van de theologie men nog wel kan spreken van theologische vorming.

De commissie meent, dat kennis van het Latijn zeer gewenst is, maar niet beslist noodzakelijk voor hen die zich in het derde studiejaar vooral richten op de mens-en maatschappijwetenschappen. Kennis van het nieuwtestamentisch Grieks is vereist. Een aanvullende vooropleiding (1 jaar) dient zich daarop te richten. Zelfs zijn enkele leden van de commissie van mening, dat het Hebreeuws niet moet behoren tot de voor iedere student verplichte vakken. Zij stellen voor, dat studenten, die in het derde jaar van hun studie volstaan met een summiere studie van het Oude Testament kunnen afzien van de studie van het Hebreeuws. Het Hebreeuws zou dan geen onderdeel kunnen zijn van een uniform examen aan het einde van het eerste jaar.

De uitverkoop van de theologische vakken geschiedt o.m. ook om plaats te maken voor het stage-element dat in elk van de eerste twee studiejaren wordt verwerkelijkt, juist „vanwege de samenhang tussen praxis en theorie, waarin „praxis" geen toepassingsgebied is, maar eerder bron van theologiseren" (blz. 6). Eén lid van de commissie echter heeft zowel bezwaren tegen deze uitspraak als tegen het opnemen van een stage vóór het candidaatsexamen.

In het derde studiejaar heeft de student de keuze tussen de bijbelse vakken en de op de hedendaagse situatie gerichte vakken. Het onderzoek naar

en de bezinnig op het bijbels getuigenis moet derhalve plaats maken voor maatschappij-kritiek.

Het is de bedoeling dat de studie na 5 jaar wordt afgesloten met een doctoraal-examen. In de gehele opleiding zijn ook de kerkelijke vakken zo veel mogelijk opgenomen. Het is duidelijk dat het niveau van dit doctoraal examen aanmerkelijk lager zal liggen dan dat van het huidige.

De commissie ziet in, dat een differentiatie in de theologische studie, zoals zij die voorstaat, een uitbreiding van de mankracht en de apparatuur met zich mee zal brengen. Ook hier moet de nuchtere vraag onder ogen worden gezien hoe in de toekomst de verhouding zal worden tussen het aantal noodzakelijk gebleken docenten en het aantal studenten in de theologische faculteiten vergeleken met de verhouding in de andere faculteiten, en of men na dit onderzoek ten departemente dan wel zo toeschietelijk zal zijn.

Praktische vragen

In de aanvang hebben wij reeds een aantal principiële vragen en bezwaren naar voren gebracht ten aanzien van de algemene beschouwingen van de commissie. Wij willen besluiten met het stellen van een aantal praktische vragen.

In de eerste plaats is het zeer onduidelijk gebleven, wat de commissie nu eigenlijk verstaat onder „de maatschappelijke relevantie van de theologie". Bedoelt zij dat de bij iedere burger reeds aanwezige globale maatschappijkennis voor de student aangevuld en geïntensiveerd moet worden door allerlei sociaal-psychologische, sociologische, maar dan ook politicologische en economische informaties? Welk beeld van de „theologische prakticus" buiten kerkelijk verband zweeft haar voor ogen? Kunnen de faculteiten met een zodanige beroepsopleiding ook beroepsmogelijkheden buiten kerkelijk verband voor de toekomstige theologische student garanderen, afgezien van de reeds genoemde mogelijkheden (leraar, docent) ?

Of is men bereid onder , , de maatschappelijke relevantie van de theologie" ook nog te verstaan de kerkelijke arbeid in en vóór de maatschappij met de pastorale benadering en begeleiding van de enkele mens en de groep? Wanneer het dan ook gaat om de pastor met zijn homiletische, liturgische, catechetische en diakoniologische taken dan mag de vraag gesteld worden of deze a.s. pastor gebaat zal zijn met een lappendeken van vakken en vakjes van socio-psychologisch gehalte, waarin de theologische student bij zijn studie wordt gehuld ten koste van de theologische vorming en training.

Wij blijven pleiten voor een degelijke theologische opleiding en wel om drie redenen. In de eerste plaats zullen er gemeenten zijn, die blijven vragen om Schriftuitleg, actualisering van het Woord in het heden en pastorale begeleiding in de levenssituaties. In de tweede plaats is een degelijke theologische scholing juist nodig voor de dialoog met de andere disciplines der menswetenschappen. Het methodische en categoriale onderscheid in mens-

benadering moet in het oog gehouden worden wil men niet in de geestehjke chaos terecht komen. Dit onderscheid wordt pas in het oog gevat als men zijn eigen - theologische - discipline encyclopedisch en systematisch een plaats weet te geven. Het is onmogelijk om deze fijnzinnige structurering reeds aan het begin van de studie te plaatsen door inleidingen in psychologie en sociologie. Dit werkt voor de aankomende student alleen maar frustrerend. Hoe zal de student met deze problematiek in het reine kunnen komen als theologen, psychologen en sociologen - mannen van het vak - thans nog onzeker zijn ten aanzien van de encyclopedische verhoudingen van de verschillende disciplines? Het onderscheid in theologische en psychologische benadering van de mens en de hulp die de psychologie als hulpwetenschap de pastorale praxis kan schenken is in de nascholing en bij voortgezette studie slechts te onderkennen.

Toch betekent dit alles, tenslotte, niet, dat wij geen oog zouden hebben voor de praktische vorming tijdens de opleiding der studenten. Er zijn mogelijkheden, maar ze dienen op verantwoorde en doelmatige wijze toegepast te worden. De Utrechtse leergang in de pastorale psychologie kan bogen op een tienjarige ervaring van deze problematiek rondom de training en vorming in modern pastoraat. Deze leergang heeft een grondige structuurwijziging ondergaan door de diepgaande discussies tussen de docenten en de deelnemers, werkers van het maatschappelijk veld zelf, ze heeft langzamerhand een eigen gezicht gekregen. Deze leergang betrad oorspronkelijk wegen, die de herstructureringscommissie nu wil gaan. Maar deze wegen zijn, vanuit de eisen van de praktijk gezien, onbegaanbaar gebleken. Een geheel andere methode is opgezet, die voor de praktische vorming van de studenten ook van belang zou kunnen zijn*. Maar dan zal de herstructurering van de theologische studie ten aanzien van de praktische vorming een geheel andere opzet vereisen.


* Ik moge verwijzen naar Tien jaar pastorale psychologie, mogelijkheden en onmogelijkheden van 'praktische vorming in Ned. Theol. Tijdschrift, augustus 1970.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Theologia Reformata | 307 Pagina's

HERSTRUCTURERING THEOLOGISCHE STUDIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Theologia Reformata | 307 Pagina's