Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DAS ABENTEUER DER FREIHEIT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DAS ABENTEUER DER FREIHEIT

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Roland de Pury, DAS ABENTEUER DER FREIHEIT, Sieben Meditationen über die Versuchung Jesu (Biblische Studiën, Heft 57), 104 S., Neukirchener Verlag, 1969; Walter Schmithals, WUNDER UND GLAUBE, Eine Auslegung von Markus 4J5-6, 6a (Biblische Studiën, Heft 59), 100 S., DM 7.80, Neukirchener-Verlag, 1970.

Met als uitgangspunt de pericoop van de verzoeking in de woestijn mediteert de Pury over de ernst der verzoeking en de bevrijding uit de verzoeking. Het boeiende van deze meditaties is, dat zij geplaatst zijn in de context van het huidige denken en het moderne levensgevoel (b.v. saecularisatie, de God-is-dood theologie, de psychoanalyse enz.).

Het zijn stuk voor stuk boeiende uiteenzettingen die ons aan het denken zetten. Keer op keer werden we getroffen door de rijkdom aan gedachten, die de bezinning over de bijbelse boodschap kunnen stimuleren. Ik denk b.v. aan de bladzijden, waarin de Pury ingaat op het gevaar van de verzoeking die de kerk steeds weer bedreigt, om met machtsmiddelen zich breed te maken in de wereld.

Meermalen zet men ook een vraagteken. Op blz. 47 wordt het verschijnsel van de saecularisatie te gunstig in het licht van het Evangelie geduid. En wanneer we op blz. 90 Izen: „Sie (n.l. de opstanding, A.N.) hat keinen Wirklichkeitsgehalt ohne unsere eigene Auferstehung ..." lijkt ons dat een zeer gevaarlijke stelling, te meer wanneer de auteur daar aan de consequentie verbindt, dat we ons niet moeten afpijnigen met de vraag of het graf leeg is. Paulus verbindt in 1 Cor. 15 wel de opstanding der doden en de opstanding van Christus, maar de eerste is juist gefundeerd in het werkelijkheidsgehalte van Christus' opstanding.

Diepgravende exegese moet men in dit boekje niet zoeken, wel meditaties van hoog gehalte.

Het boekje van Schmithals vormt veel meer een combinatie van exegese en homiletische toepassing. In een inleidend hoofdstuk gaat de schrijver in op de problematiek van de nieuwtestamentische wonderverhalen. De schrijver plaatst deze geheel in het raam van de antieke wonderberichten, meent dat in het N.T. zelf een sterke reserve tegen de wonderen te bespeuren valt, ziet het hellenistisch Jodenchristendom als „Sitz im Leben" van de wonderverhalen en reduceert dientengevolge hun betekenis in die zin, dat de nieuwtestamentische wonderverhalen slechts een in de toenmalige wereld gangbare vorm waren om het geloof in de heilbrengende betekenis van Jezus uit te drukken.

De wonderverhalen demonstreren het evangelie, zijn opgebouwd volgens het schema: zonde-heilswerk-geloof en heiliging-

Voor de toepassing van een en ander betekent dit volgens Schmithals dat de vraag naar de waarheid van de bijbelse wonderverhalen niet identiek is met de vraag naar wat „echt gebeurd" is, maar alleen de vraag betreft naar de actuele betekenis in het heden. Feit en prediking moeten totaal losgemaakt worden van elkaar. De vraag naar de waarheid van de wonderverhalen is een vraag naar de waarheid van ons eigen leven. Moderne mensen met een modern wereldbeeld mag men niet verplichten tot aanvaarding van datgene wat onlosmakelijk verbonden is met het antieke wereldbeeld.

Deze existentiale interpretatie werkt ook door in de uitwerking die de auteur geeft aan de verschillende pericopen. Zeker, er worden vaak schone opmerkingen gemaakt, maar het grote bezwaar is dat de

wonderen niet meer gezien worden als teken van het heil van het Koninkrijk voor de totaliteit van het leven. De reductie waartoe Schmithals dientengevolge moet komen in zijn exegese en toepassing van de wonderverhalen, komt in feite neer op een spiritualisering van het heil. De stilling van de storm op zee wordt dan b.v. direct betrokken op de redding uit de stormen van het leven. En het demonengeloof wordt vertaald en geïnterpreteerd als „ein weltbildhafter Ausdruck für die existertielle Erfahrung der Macht des Bösen" (S. 37).

De ontkoppeling van feit en verkondiging is het manco in dit helder geschreven boekje.

Ede

A.N.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

Theologia Reformata | 364 Pagina's

DAS ABENTEUER DER FREIHEIT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

Theologia Reformata | 364 Pagina's