DAS VOR-SYNOPTISCHE JUDENTUM
Gottfried Schille, DAS VOR-SYNOPTISCHE JUDENTUM, Arbeiten zur Theologie. l.Reihe, Heft 43, 95 S., DM 9.50, Calwer Verlag, Stuttgart, 1970.
In dit zeer compact geschreven boekje onderzoekt de schrijver de jodenchristelijke tradities die aan de vorming van de synoptische Evangeliën voorafgaan. Hij probeert aldus tot een antwoord te komen op de vraag, welke kenmerken dit jodenchristendom gekend heeft, en in hoeverre deze stroming bereid was in de jongere literaire lagen van het synoptische getuigenis zijn eigen kenmerk vast te houden, verder te ontwikkelen en prijs te geven.
Schille meent dat de oudste tradities locaal verbonden zijn met Bethanië, zodat men er vanuit mag gaan dat het gemeentelijk centrum, dat voor de traditievorming van de engere jodenchristelijke overlevering verantwoordelijk is geweest, in Bethanië gevestigd moet zijn geweest.
Het praesynoptisch materiaal voor deze Bethanië-tradities Iaat zich verdelen over twee groepen: het profetische woord en de liturgische pericoop. De oudste jodenchristelijke profetie is niet slechts verkondigster geweest van het eschatologische recht, maar vond tegenover zich een liturgisch sterk geëngageerde gemeente, en is zo zelf vertegenwoordigster geweest van de oerchristelijke ambtsgedachte. Een frappante stelling in verband met de discussie rondom charisma en ambtl
Sterke nadruk wordt gelegd op de cultus. De afzonderlijke tradities van de lijdensgeschiedenis bijv. zouden gezien moeten worden als neerslag van cultische elementen. In dit overleveringsproces, gesitueerd in Bethanië, ontwaakte ook de belangstelling voor de logia van Jezus. Een klassieke ontvouwing van de jodenchristelijke stelling aangaande Jezus als „vorösterlichen Richter-Prophet" vinden we in de Bergrede.
De auteur schrijft met grote stelligheid. De nuchtere lezer stelt echter keer op keer de vraag: hoe weet Schille zo keurig tussen verschillende lagen te onderscheiden en welke criteria hanteert hij? Het wemelt van de hypothesen en het overtuigt daarom niet. Bovendien valt bij deze werkwijze de eenheid van het nieuwtestamentische getuigenis ten enenmale weg. Wat blijft er over van de betrouwbaarheid van dit getuigenis aangaande Jezus als de Christus, de Zoon van God, wanneer dit getuigenis opgesplitst wordt in allerlei losse traditielagen en de overlevering nagenoeg geheel op rekening van de gemeente gezet wordt? Kenmerkend voor dit atomistische procédé is de wijze waarop de Bergrede behandeld wordt.
Het is tekenend voor de opvatting van de schrijver wanneer hij op blz. 64 schrijft dat het gehele overleveringsproces een geschiedenis van vroege Jezusbeelden is. De overlevering komt op deze wijze terecht in een stroom van elkaar aanvullende en soms weersprekende interpretaties.
Dat is mijn grote bezwaar tegen dit overigens met Duitse grondigheid geschreven boekje.
Ede
A.N.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1972
Theologia Reformata | 96 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1972
Theologia Reformata | 96 Pagina's