Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DER DOGMA­TISCHE SCHRIFTGEBRAUCH

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DER DOGMA­TISCHE SCHRIFTGEBRAUCH

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

K. Reinhardt, DER DOGMA­TISCHE SCHRIFTGEBRAUCH, 536 S., DM 66.-, Verlag F. Schöningh, Paderborn, 1970.

Zu den Fragen, die heute die Dogmatik am meisten bewegen und beunruhigen, gehort zweifellos das Problem des Schriftgebrauchs. Met deze woorden uit de inleiding van dit werk over het dogmatische Schriftgebruik in de katholieke en protestantse christologie van de Verlichting tot heden wijst de auteur het thema aan van een uitvoerige studie: de verhouding van exegese en dogmatiek. Daarbij beperkt hij zich tot de Duitse theologie. Dat heeft zijn bezwaren wel, maar praktisch is het het enig doenlijke vanwege de vele stof. De protestantse dogmatiek neemt een behoorlijke plaats in; terecht wijst de schrijver erop, dat de theologie van beide confessies voor hetzelfde probleem stond en staat. Ook blijkt de soms grote invloed van de protestantse moderne Schriftbeschouwing op r.k. theologen, niet altijd ten gunste van een verantwoord bijbelgebruik.

Wij vinden hier dus veel uit de geschiedenis. Wat blijkt sterk, dat niemand op eigen houtje kan theologiseren of ook opnieuw kan beginnen. Niemand doet het ook. Dat maakt bescheiden.

Aanvangende bij 1760 herinnert hij eraan, hoe de theologen van de Aufklarungstijd konden aanknopen bij vroegere pogingen tot reformatie van de theologie: de positieve, heilshistorische, „systematische" en de , , kritische" theologie. Van de negen theologen van wie hier gesproken wordt, mag Semler wel voorop staan. In het gehele boek blijkt, hoe groot diens invloed geweest is door de wijze - om dit ene te noemen - waarop hij onderscheid maakt tussen Woord Gods en de Heilige Schrift. Semler was de eerste, die de autoriteit van de openbaring wilde motiveren tegenover de historische bijbelkritiek. In vele variaties is dit herhaald en ook vele malen omgevormd. Dit moest leiden tot een ge­ dachte van de canon in de canon en dat is dan ook geschied en het geschiedt tot de huidige dag.

Nadat vele theologen uit de negentiende eeuw de revue hebben gepasseerd, van de protestanten o.a. De Wette en Schleiermacher, Strausz en Von Hoffmann, Ritschl en Troeltzsch, beziet de schrijver in een tweede deel het Schriftgebruik bij Barth, bij Bultmann en zijn school, bij Brunner, liuri, Pannenberg en bij de r.k. theologen Adam en Schmaus.

Barth heeft het christologisch dogma umgedeutet in zijn pogen om de tweenaturenlecr dynamisch te verstaan, met bijbelse en moderne voorstellingen heeft hij het dogma tot een eenheid samengesmolten. Er is bij Barth een ongecontroleerd ineenvloeien van bijbelse en filosofische voorstellingen. De christocentrische interpretatie van de Schrift, zoals die bij Barth wordt gevonden, heeft zowel in de evangelische als in de rooms-katholieke theologie school gemaakt. De auteur vraagt zich ook af of Barth de historische kritiek niet te zeer verwaarloost en daarmede de grenzen tussen historische en theologische Schriftuitlegging niet uitwist. - Hij spreekt van een hermeneutische cirkel als het dogma voor Barth een noodzakelijke hypothese voor de Schriftverklaring is, die zich telkens door de bijbelse

In een volgend deel benadert de schrijver zijn onderwerp op een andere wijze: hij vraagt naar de invloed van de Heilige Schrift op de thematiek van de dogmatische christologie. Hier vindt de lezer een overzicht van de motieven o.a. Messias, knecht des Heren, de verhoogde Christus (werd naar de rand teruggedrongen door mannen als Schleiermacher, Ritschl, Hermann).

Menig theoloog meende (en meent), dat de in het dogma gebruikte voorstellingen niet overeenkwamen met de Schrift. Op welke wijze zocht men een herinterpretatie? De auteur poneert - terecht, dacht ik

-, dat het noch de existentiale, noch de speculatieve christologie gelukt is een overtuigende herinterpretatie te geven van de bijbelse christologie.

Wat vindt de schrijver nu zelf? In een slotbeschouwing wijst hij op het dogmatische Schriftgebruik in deze tijd: problemen, inzichten en taken. De Bijbel is de „ziel van de theologie", de onuitputtelijke bron van de Christusopenbaring. Wordt nu het latere kerkelijke geloofsbewustzijn tot principe en tot norm van de Schriftinterpretatie? Of staat de Heilige Schrift als begin en kritische norm tegenover alle latere ontwikkeling? Dan wijst hij o.a. op de extreme opvatting van het protestantisme, dat de gehele traditie ook in zijn dogmatische formulering aan de Schrift moet worden gemeten.

Inderdaad, zo denkt de protestant erover. Maar het dogma wil niet uitputtend zijn. De afstand tot de protestantse visie komt ook uit in een opmerking over de verhouding van exegese en dogmatiek: de dogmaticus gebruikt voor zijn exegese het kerkelijke dogma als norm. Voor de katholieke theoloog rust de dogmatische Schriftinterpretatie in laatste instantie niet op een (door de Geest gewerkte) beslissing van de enkeling, maar op de authentieke interpretatie van de Kerk. Hierbij raag ik wel aantekenen, dat hier de schrijver (nog) denkt aan een individualisme, dat inhaerent zou zijn aan de protestantse opvatting. Maar al wordt een sterk accent gelegd op persoonlijk geloof, èn in het persoonlijk geloof èn in het verstaan van de heilgeheiraen mag het „met alle de heiligen" niet worden uitgeschakeld; ook het protestantisme kent een traditie, zoals in de belijdenisgeschriften uitkomt. Het historisch-kritisch onderzoek is voor de schrijver een wezenlijk element in de dogmatische Schriftinterpretatie.

Op één zin uit het slot wil ik nog ingaan: in de protestantse theologie wordt het beroep op Christus tot een kritische norm, waaraan men zowel de Heilige Schrift alsook de traditie meet, in de overtuiging, dat zowel de hagiografen als de latere kerkelijke verkondiging de Christusopenbaring ook fout kunnen overleveren. Deze mogelijkheid van falen ontkent de katholieke theologie. Van het verleden kan dat in meer dan één opzicht niet gelden; ik denk daarbij aan de protestantse opvatting: een gereformeerd theoloog spreekt van de Christus der Schriften; een ander Evangelie kent hij niet. Ik dacht, dat er in deze een scheiding dwars door de kerken van Rome en de Reformatie loopt, ook vandaag.

Mijn belangstelling v(X)r dit verzorgde werk. dat zoveel studiemateriaal bevat en waarmede ik mij intensief heb beziggehouden, moge blijken uit deze uitvoerige aankondiging.

H.

Bt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1973

Theologia Reformata | 112 Pagina's

DER DOGMA­TISCHE SCHRIFTGEBRAUCH

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1973

Theologia Reformata | 112 Pagina's