Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Actieve stilte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Actieve stilte

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

W. Kremer

Immers is mijn ziel stil tot God Doch gij, o mijn ziel, zwijg Gade .... Psalm 62.

De psalmen zijn een zeer bijzonder deel van de Heilige Schriften.

In het algemeen kan gezegd, dat daarin de reactie klinkt op de openbaring Gods in zover deze gegeven is in Zijn Woord en werk.

Deze resonans komt op uit het levend contact dat de openbaring wil leggen tussen de zich openbarende God en de zondige mens, die deze openbaring niet alleen ontvangt maar in wie ze ook aanslaat en die er geheel in betrokken wordt. Het Woord krijgt hier zijn antwoord. Dit antwoord doet een scala van tonen horen.

Deze verscheidenheid is er enerzijds door het bijzonder directe doel van de openbaring aan de mens, anderzijds vanuit de situatie, de gesteldheid en het zicht van de dichter op de zich openbarende God. Een levendige, levensvolle en levensvariante relatie.

Daarom is in de psalmen het historisch bepaalde geen hoofdzaak. De levende betrokkenheid op God de Here is meer. Dit bepaalt ook hun blijvende betekenis. „De psalmen gaan mee op elk niveau van de kerk" (Pius Drijvers).

Wij zien, naar het woord van Luther, niet alleen Gods heiligen in het hart maar wij zien vooral de levende God zelf, die door Zijn spreken de mens weer stem geeft, vol varianten.

De psalmen zijn dan ook geen bij-komend deel van de openbaring en nog minder bijkomstig; zij vormen een inhaerent deel van de openbaring. De sprekende God zelf spreekt met gezag over het (weer) spreken van de mens. Hij maakt zich plaats in het woord van de mens. Het begint met het luisteren naar de thora (Ps. 1) en stuwt naar het slot in Ps. 150: „Alles wat adem heeft love de HERE; Hallelujah".

En daartussen ligt de veelheid van tonen. Tonen van diepe verslagenheid en droefheid, maar ook van de hoogste vreugde en aanbidding, met al de toonvarianten, die daar tussen liggen kunnen.

Ook het stil-zijn van psalm 62 is zulk een variant. En wel een zeer bijzondere; het is de actieve stilte; vol leven en spanning.

Terecht is gezegd: stond deze psalm niet in de bijbel, dan zou in het grote en zo veelstemmige koor der psalmen een betekenisvolle stem ontbreken (Lampartner).

De herhaling en de climax, die in deze psalm gevonden worden, geven aan het geheel een bijzonder karakter. Zij spreken tevens van de strijd, waarin de stilheid, waarvan hier sprake is, beoefend wordt; terwijl de voortgang van de gedachten uitloopt in het prijzen van de goedertierenheid des Heren.

De dichter is stil tot God. Dit voorzetsel is beslissend voor het bijzondere van de stilte. Dit komt uit wanneer wij een vergelijking trekken tussen de wijze waarop hier van stil zijn gesproken wordt en andere plaatsen, waar ook van stil zijn sprake is.

Aaron zweeg stil, toen de Here zijn twee zonen tijdens hun onheilige dienst in de tabernakel gedood had. Hij zweeg onder God.

David zweeg in Ps. 32. Hij hield zich staande in zijn zonde en beleed ze niet. Hij wilde niet bukken. Vol innerlijke vertering zweeg hij tegenover God.

De zanger van Ps. 39 klemde zijn lippen opeen; hij breidelde zijn mond en zweeg van het goede. Hij dwong zich in innerlijk verzet stil te zijn over God.

Stil zijn tot God is anders; het is niet een zich stellen tegen God maar een uitgaan naar Hem met heel het hart. God de Here gaat hier niet schuil achter al de vraagtekens, integendeel, hier is een volmondig belijden van al de kwaliteiten Gods in de beeldspraak, waarin de dichter uitzegt hoe hij de Here ziet. In de stilte is zicht op God, op de levende God. Zie vs. 3 en 7, 8.

De stilte is hier geen mystiek verzinken met gesloten ogen en toegestopte oren, neen, het is de actieve stilte. Ogen en oren zijn open voor een dubbele werkelijkheid. Enerzijds is er besef van de precaire situatie, vs. 4, 5 - anderzijds is er de diepe overtuiging wie de Here is. Bij herhaling wordt dit tot uitdrukking gebracht.

In de stilte is hier de activiteit van de geconcentreerdheid op God, de Here. Tegenover zijn belagers heeft de dichter zijn contrapositie gevonden in God. Hij weet wie de Here is, heeft dit verstaan en spreekt het vol overtuiging uit, bij herhaling. In stilheid én betrouwen is zijn sterkte. Hij gaat ten anker in God.

Deze geestelijke gesteldheid heeft haar eigen geheim. Zij is geen conclusie uit een in lange redenering opgebouwde reeks argumenten.

Hier is een geestelijke directheid, waarbij het hart zijn reden heeft, die de rede niet benaderen kan.

De Here God zelf overtuigt het hart omtrent Zichzelf. Dit lokt uit tot het vertrouwen in stilheid.

De activiteit in de stilheid wordt opgewekt door de activiteit van de zich openbarende God, Die zijn heilswoord en zijn heilsdaden doet leven voor ons, opdat ons geloof en onze hoop op God zouden zijn.

Door God aan God verbonden is ons heil in Hem, daarom is onze ziel stil tot God. Gods goedertierenheid gaat dan open; Hij zal doen wat Hij zegt.

Deze woord-werkelijkheden zijn als de stenen, die Bunyan de christen doet vinden als step-stones, waarop de voet vastheid vindt om niet in het moeras te verzinken. De actieve stilheid tot God is geen eindpunt van overwegingen; het is het uitgangspunt voor verwachten.

Het „van Hem is mijn heil" sluit in nuce heel de historia revelationis in. Heilsbeschikkking, heilsverwerving en heilsbediening van de Drieënige God liggen hier ineen.

Het geloof, de liefde en de hoop zijn in het stil zijn in functie en brengen de spanning in de stilheid, waarin zij beoefend worden. De opsomming van de verzen 7-8 is de overtuigingsvolle belijdenis omtrent de levende God. Zoals de orkaan zijn „oog" van stilte kent, zo is in deze stilheid, temidden van een benarde situatie de rust in God.

Hier is iets wat wij bij Job vinden: „Al zou Hij mij doden, dan zou ik nog op Hem hopen." Onze Middelaar, Christus Jezus heeft dit onbegrensd vertrouwen in volmaaktheid beoefend. In zijn verlating, die voor ons onpeilbaar is, stond nog zijn vertrouwen op zijn Vader; Hij leert het ook de Zijnen.

Het stil-zijn, vol geloofsactiviteit, is echter geen onbestreden zaak. Hoe zou het kunnen? Al wat het geloof ontvangt en beleeft ligt onder het bereik van de bestrijding.

Dat deze stilte niet zonder strijd is blijkt uit het herhaalde „immers" in deze psalm. Immers is m.i. te verkiezen boven het „waarlijk" van de N. Vert. of b.v. „ja" van Noordtzij. Het „voorwaar" van J. Ridderbos is dan nog beter

In dit immers spreekt de dichter zichzelf aan in de omstandigheden, waarin hij verkeert. In vs. 6 spreekt hij zichzelf met nadruk aan. Deze zelfaanspraak is een rijke geestelijke mogelijkheid en betekenisvolle werkelijkheid, die tot de psychische mogelijkheden van de mens behoort.

Een voorbeeld van deze zelfaanspraak vinden we ook in Ps. 42. „Wat buigt gij u neder o mijn ziel. Hoop op God enz." Zie vs. 6 en de herhaling in VS. 12.

Niet alleen de zelfaanspraak wijst op strijd, ook de niet minder door de dichter tot zichzelf gerichte verzekering in herhaling: Hij is mijn heil, mijn rots enz., wijst op spanning.

Bovendien krijgt hier het toegeëigende „mijn", in herhaling, bijzondere betekenis. De stilte is hier vol geestelijke activiteit omdat de tegenstand tegen het vertrouwen in geloof zo groot is.

De situatie schijnt te zeggen: er is geen uitweg.

Het verstand trekt zijn logische, schijnbaar onwederlegbare, conclusies uit voorhanden werkelijkheden.

De vijand zaait de twijfels, die zich meer richten op eigen onmogelijkheden, dan op de werkelijkheden Gods.

De zelfbeschuldiging geeft zijn verlammende injecties.

Tegen dit alles in en daar bovenuit spreekt de dichter zijn „ja toch" en vermaant zichzelf toch stil te zijn tot God.

Is dit geen bravour, geen overspannen zaak?

Neen niet! Hier is het getuigenis van de Heilige Geest, dat primair een getuigenis omtrent God zelf Zijn Woord en Zijn daad is. En dit getuigenis van de Geest is secundair ook een getuigenis omtrent de eigen weg van wie geloven mag.

De Heilige Geest zelf wekt het geloven en houdt het in stand. Men kan hier denken aan het mooie beeld van Bunyan, die christen, in het huis van uitlegger, doet zien het geheim van het vuur des geloofs, dat blijft branden ondanks alle poging het te blussen. Hier functioneert het geloof-verwekkende getuigenis van de Heilige Geest, maar niet minder is hier de activiteit van het geloven zélf, dat zich oefent in het vasthouden, trots alles, van wat de HERE gezegd heeft. Het „nochthans" van het geloof krijgt hier zijn volle kracht.

Vergelijk hierbij Ps. 84 : 7b (St.Vert.) „Zij stellen Hem tot een fontein". De activiteit in de stilte krijgt hier zijn hoogtepunt.

Geen wonder, dat in Ps. 62 de zekerheid groeit, vanuit dat wat het geloof omhelst. Zie vs. 3b; „niet te zeer wankelen"; vs. 7b: niet wankelen". Het crediet op God is gegroeid: s. 8. Hier is wat Rom. 5 : 3-5 de „beproefdheid" noemt aanwezig. Al gelovend wordt bevonden wie de Here God voor mij is en voor allen, die Hem kennen. Zij hebben in Hem hun hoog vertrek gevonden èn behouden.

Geen wonder dat vanuit deze actieve stilte nieuwe perspectieven opengaan. Het slot van deze psalm is daar vol van.

De situatie kon dezelfde blijven, maar het gezicht daarop is geheel anders onder de klare lucht van het vertrouwen op God.

In het prachtige beeld van de omhoog zwevende weegschaal ziet de dichter hoe licht zij zijn, die een loden blok op zijn leven schenen te leggen. In Gods licht zijn ze zo licht als een veer, vs. 10.

Vanuit het actieve stil-zijn is er ook een goede tijding voor anderen. Een levend geloof heeft gemeenschapverwekkende kracht; het is nimmer individualistisch of egoïstisch. Het is een telkens weerkerende figuur in de psalmen, dat wie zelf heil vond in God de Here ook in Hem alleen licht ziet voor anderen. Vs. 9 laat dit overduidelijk zien. En wat een accenten kunnen in dit vers gelegd worden!

Vervolgens wordt de enige kracht van het verstaan van — en het leven uit het spreken Gods geroemd. Al wat uit de sfeer van de mens, van beneden is valt hierbij weg. Het mag niet genoemd en gezocht worden, VS. 11.

Positief wordt, op stilistisch merkwaardige wijze, hetzelfde gezegd in VS. 12. Men kan lezen: het is altijd gezegd maar nu door mij verstaan, of ook: ik heb het nu goed gehoord en er door afgeleerd op iets anders te bouwen dan op de HERE. De sterkte is Godes. Hier is Gkxl geen probleem, maar Zijn kwaliteiten werden het geheim van het leven van deze mens.

Geen wonder dat aan het slot - vs. 13 - de jubel opklinkt: God de Here alleen is goedertiren; Hij doet wat Hij zegt; in verlossing èn vergelding zal dit blijken.

Wie dit weet kan stil zijn tot God, roemen èn wachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1973

Theologia Reformata | 84 Pagina's

Actieve stilte

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1973

Theologia Reformata | 84 Pagina's