WIDERSPRUCHE ZWISCHEN DEN EVANGELIEN
H. Merkel, WIDERSPRUCHE ZWISCHEN DEN EVANGELIEN, 296 S., Lw DM 44-, J. C. B. Mohr (Paul Siebeck), Tubingen, 1971.
In dit 13e deel van de Wissenschaftliche Untersuchungen zum Neuen Testament bespreekt de auteur de vragen rondom de consensus evangelistarum zoals deze in de polemiek en de apologetiek in de Oude Kerk tot Augustinus aan de orde zijn geweest. Daarbij herinnert hij aan een door Ebeling opgesteld programma van kerkgeschiedenis als geschiedenis van de uitleg van de Heilige Schrift.
Niet alleen van buiten de kerk door mannen als Celsus, Porphyrius, Julianus, Faustus e.a. werd gewezen op de gevallen van tegenspraak tussen de evangeliën, maar ook vanuit het grondvlak van de kerk kwamen de vragen op. „Niet de ge leerde, maar de zielzorger Augustinus schreef een dik werk over de consensus evangelistarum".
Vele patres passeren de revue, Ireneus, Clemens, Tatianus - gewezen wordt op diens zeer vrije gebruik van de bronnen bij de samenstelling van zijn Diatessaron • en vooral Origenes, die principieel vasthield aan de historiciteit van de verhalen en aan de feilloosheid van de Schrift. De auteur wijst op beschouwingen bij Origenes, die tegenwoordig onder de redaktionsgeschichtliche methode worden gerangschikt. - Eusebius heeft vooral op het historische vlak de overeenstemming gezocht en daarmee een stuk van de erfenis van Origenes verder ontwikkeld; overigens kan de auteur v(X)r de harmoniseringen van Eusebius geen beter praedicaat vinden dan mager en gekunsteld. Ten aanzien van de Antiocheense school spreekt hij van Epiphanius als de „rechtsbuiten", van Theodorus van Mopsuestia als de „linksbuiten" en van Chrysostomus als de middenman.
Eerst bij Ambrosius - de schrijver noemt hem een panallegorist, waarbij ieder historisch element in de Evangeliën wordt geloochend - is de allegorese een methode om tegenstrijdigheden te elimineren. Ambrosius zou het slechtste deel van Origenes hebben gekozen.
Hieronymus geeft in het overgrote deel van de gevallen eenvoudige, additieve harmoniseringen, grotendeels reeds bekend uit Origenes. De vraag rees bij mij, of de schrijver - en ook Zahn e.a. - wel geheel billijk is tegenover deze „schutspatroon der exegeten".
Meer dan Hieronymus heeft Origenes de harmonistiek van Augustinus beïnvloed. Vele malen houdt deze zich aan de additieve methode, waarvan vele voorbeelden worden gegeven. Met Vogels (1908) is hij het eens: Augustinus kent slechts een enkele harmonistische grondstelling: es kann in den Evangeliën keinen Widerspruch geben. Terecht wijst de
schrijver op de grote invloed van Augustinus, ook in dezen.
Hij poneert in een slothoofdstuk, dat minstens sinds de „dupliek" van Lessing harmonisering ons in de steek laat: men zocht toevlucht in een formele autoriteit.
Zeker voor de theoloog, die vasthoudt aan wat de N.G.B, over de Schrift belijdt, is kennisneming van dit goed uitgevoerde werk van betekenis, en aantrekkelijk.
H.
Bt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1973
Theologia Reformata | 88 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1973
Theologia Reformata | 88 Pagina's