Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

reflexen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

reflexen

17 minuten leestijd

C. Graafland

Israël

Wie zich op de hoogte laat houden van de gang van zaken in het Midden-Oosten en daarbij probeert door de nieuwsberichten via allerlei media heen te luisteren naar de werkelijke ontwikkeling, die gaande is, kan zich niet losmaken van het verbijsterende besef, dat de ijzeren greep van de arabische wereld en daarachter van het merendeel der volken om Israël heen steeds knellender en wurgender gaat worden. Het kan niet anders, of dit moet opnieuw tot een uitbarsting komen. We houden ons hart vast. Het zou wel eens kunnen zijn, dat ons horen en zien zullen vergaan. In dit gebied van de wereld, rondom Israël, komen steeds duidelijker de geesten openbaar, de politieke en ideologische, de christelijke en de anti-christelijke geesten.

Intussen is het een ontstellende zaak te zien, hoe passief men is in het toelaten, het niet-weerspreken van deze onheilspellende ontwikkeling. Wij denken hier o.a. aan ons volk en de regering van ons volk. Is politiek gemanoeuvreer uit vrees voor schade aan eigen belangen hier niet een verraden van een vroeger standpunt, dat wel offers kostte, maar waarbij ons volk meer kracht en karakter vertoonde dan in vele jaren het geval was? De halfslachtigheid, die nu onze regering toont, zou haar en ons volk wel eens veel duurder te staan kunnen komen dan haar resolute houding in het verleden.

Nog veel ingrijpender acht ik de nalatigheid, die de kerk bedrijft in dezen. Er gaat geen synodevergadering voorbij, en wat het kerkelijk nieuws betreft gaat er bijna geen dag voorbij, of de toestand in Zuid-Afrika wordt onder zware kritiek gesteld. Ik zou daar op zichzelf geen bezwaar tegen maken, omdat daar inderdaad heel veel aan de gang is. Maar tegenover deze opvallende luidruchtigheid staat een bijna even opvallende zwijgzaamheid als het om Israël gaat. Onlangs hoorde ik iemand tegenover een ander, die de Abortus-praktijk afkeurde, zeggen: u hebt recht van spreken, als u ook even fel de toestanden in Zuid-Afrika afkeurt. Dit deed me weer denken aan het schrijven van Karl Barth van enige jaren geleden aan de Duitse Belijdenis-beweging, waarin hij zei: u hebt in uw opkomen voor de rechte leer recht van spreken, als u even hard protesteert tegen de oorlog in Vietnam. Persoonlijk houd ik niet zo van deze trant van redeneren, omdat men daarin de ander plaatst voor een dilemma, dat helemaal beheerst wordt door de vooronderstellingen waarvan men zelf uitgaat. Maar in dit geval heb ik ook de neiging om te zeggen: zeker, de kerk heeft alleen

recht van spieken als zij Zuid-Afrika over de kling jaagt — zo dat terecht zou zijn — als zij dat even krachtig doet ten opzichte van Israël, van alle kanten omringd door haar felle vijanden. Maar als de kerk da.t laatste nu juist niet doet, verwaarloost zij haar voornaamste profetische roeping. Het zou dan wel eens kunnen zijn, dat zij hiermee haar testimonium afgeeft van geleid te worden door de geest uit de afgrond. Want rondom Jeruzalem komen ook in de kerk de geesten openbaar.

Gelukkig zijn er in de Nederlandse Hervormde kerk vele stemmen die opgaan voor Israël, en die wijzen op het beslissend belang daarvan. Wij zijn er ook dankbaar voor dat de kerk zelf niet geheel zwijgt, hoewel zij veel krachtiger zou moeten spreken. En juist nu beseffen wij meer dan wij wel eens gedaan hebben, dat het van grote betekenis is, dat de Hervormde Kerk reeds jaren geleden in haar Proeve van Belijden ook over Israël heeft gesproken en dat later in haar publicaties heeft herhaald.

Daartegenover is het bijna onbegrijpelijk, dat in het Eenparig Geloofsgetuigenis als nieuwe Proeve van Belijden, dat van de Gereformeerde Kerken is uitgegaan, met geen woord over Israël is gesproken. Als er nu iets is, dat in een vernieuwd belijden aan de orde dient te komen, dan toch Israël wel.

Echter komt ons het meest onbegrijpelijk en verbijsterend voor de wijze waarop de Wereldraad van Kerken in deze cardinale zaak zich opstelt. Kennelijk is deze Raad zo verwikkeld in een politiek mechanisme, dat hij geheel en al wordt ingekapseld door een srategie waarin men de volken naar de ogen ziet, en zo een koers uitzet die geheel en al wordt meegenomen door de wereldpolitiek. Wij merken op dat de Wereldraad, in plaats van een eigen profetische positie in te nemen, meehuilt met de wolven in het bos en precies die koers gaat, die ook de Verenigde Naties nemen. Wij menen dat dit een pure vorm van wereldgelijkvormigheid is, en dat juist dit een test is, waaruit blijkt dat de Wereldraad werkelijk aan de verkeerde kant staat. Niet zijn acties ten opzichte van Zuid-Afrika is die test, maar het doof zijn voor de roep van Israël. Ook de geest van de Wereldraad komt rondom Israël openbaar.

Gezien deze situatie is het ondoenlijk om in de theologie en in de prediking t.o.v. Israël nog langer het zwijgen er toe te doen. Hier althans dient de prediking politieke prediking en de theologie politieke theologie te zijn uitgerekend op dit moment, waarop de gangbare politieke prediking en theologie verstek laten gaan. Het wonderlijke ervan is, dat zij dan niet meer hoeft te doen dan de Schrift te laten spreken, omdat de Schrift zelf hier politieke getuigenis aflegt en dan zo, dat het niet in strijd is met de Geest van Christus, maar juist door deze Geest wordt bewerkt en vervuld.

Het is bevrijdend en verrassend geweest, toen wij als hervormd-gereformeerde predikanten op een begin oktober gehouden contio vanuit het Woord daarmee bezig waren, evenals dit zo werd ervaren, toen op de toog-

dag van de hervormd-gereformeerde Mannenbond Israël ter sprake kwam. Ik meen, dat het nu de kairos is om deze dingen aan de orde te stellen. En ik overdrijf niet als ik dan over Kairos spreek. Men leze Rom. 13 : 11. En ik besef tevens, dat dit maar een begin is, dat diepe en grote gevolgen heeft voor onze prediking, voor ons belijden en voor ons concrete handelen met name ook in politiek opzicht, alsmede voor onze theologische bezinning. Met het zicht op Israël moeten wij zeggen, dat wij leven in een enorm spannende tijd. En het kan niet anders, of, wil het goed zijn, iets van deze apocalyptische spanning zal moeten doortrillen door al ons doen en laten in kerk en wereld.

Abortus

Dat van alle kanten de dingen zich gaan toespitsen wordt ons ook duidelijk gemaakt, als wij zien op de ontwikkelingen die zich voltrekken rondom het vraagstuk van de abortus provocatus. Wij menen, dat wij ook hier te doen hebben met een zo ingrijpende en beslissende zaak, dat het belijden van de kerk hier duidelijk op het spel staat. Zal zij meedoen met de daemonische macht van de vernietiging van het leven of komt zij op voor de waarheid van het recht Gods, dat ook in het leven zich manifesteert. Het gaat hier maar niet om een interessant ethisch probleem, waarin casuïstische meningsverschillen het gelijk of ongelijk met elkaar uitvechten. Maar het gaat om leven of dood, het gaat om het duidelijk gebod Gods en daarin gaat het om de waarheidspositie van de kerk: is zij nog getuige van de Waarheid in het midden van deze wereld of niet?

Wij zijn er dankbaar voor, dat onze Nederlandse Hervormde Kerk in deze beslissende zaak een duidelijk standpunt heeft ingenomen; voorzover ik het zien kan duidelijker dan dit gedaan is in de Gereformeerde Synode. Daarom is het wel zaak, dat als men straks tot één pastoraal rapport van beide kerken wil komen, er niets wordt afgedaan van de helderheid van de hervormde positie. Toch heb ik de indruk, dat nog te weinig wordt beseft dat de kerk hier verkeert in statu confessionis. Anders zou zij, naar ik meen, veel ontvankelijker zijn geweest voor de oproep van prof. Hasselaar in de jongstleden gehouden Synodevergadering, om op dit punt een duidelijk getuigenis te doen uitgaan aan het adres van de overheid. Want als het ooit gaat om een zaak, waarin de kerk ook een politieke verantwoordelijkheid heeft, dan wel op dit punt en op dit ogenblik. Ook hier hebben wij met een kairos te maken, waar wij niet, zonder het op te merken, aan voorbij mogen leven.

Het trof mij, dat er zoveel belangstelling bestond voor de conferentie, die uitgeschreven was door de Geref. Bond en de Bond voor Inwendige Zending, welke conferentie deze problematiek behandelde. Daaruit mag duidelijk zijn, hoezeer deze zaak reeds is doorgedrongen tot alle geledingen van

de kerk en het volk en dat velen hier voor gewetensbeslissingen komen te staan, die ook hen in concreto plaatsen in statu confessionis.

Deze mensen moeten worden geholpen door middel van de kerk, en daarom ook door de prediking, de catechese en de ethische bezinning. Ligt hier niet een terrein braak, dat schreeuwt om bearbeiding? Ik denk, dat dit concreet betekent, dat er meer aandacht moet worden geschonken aan de ethische vragen. Er blijkt geen gebrek aan dogmatische belangstelling onder ons te zijn. Accoord. Maar laten wij niet ontbreken, waar wij als theologen vooral nu op onze post hebben te staan. Want de gemeente vraagt momenteel niet zozeer om allerlei dogmatische verfijningen, maar om duidelijke ethische voorlichting in de gigantische vragen die zich in dezen aan ons voordoen.

Kerken-conferentie

Ik meen niet te overdrijven als ik zeg, dat de met veel tam-tam aangekondigde oecumenische Kerkenconferentie die nu inmiddels is gehouden, een nogal teleurstellend verloop heeft gehad. Aanvankelijk bleek er wel veel vraag te zijn naar het voorlichtingsboekje, dat de Raad van Kerken heeft uitgegeven ter voorbereiding van deze conferentie, maar toen het tenslotte om het organiseren van de conferentie zelf ging, moest er toch nog wel wat extra moeite worden gedaan om een „volle zaal" te krijgen.

Dit feit zal wel samenhangen met wat prof. Berkhof zei bij de opening van de eerste conferentie op 21 september j.l., nl. dat de oecumenische beweging in ons land steeds meer één richting onder de vele dreigt te worden. Het krijgt iets van een fan-club, en dat betekent geen stap vooruit, maar teruguit. Inderdaad. Want als oecumene betekent de hele kerk omvattend, maar in feite de empirische oecumene wordt bedreven door een kerkelijk smaldeel, dan rijst uiteraard de vraag waar deze beweging de vrijmoedigheid vandaan haalt om zich oecumenische beweging te noemen? Het klinkt ons bijna even pretentieus in de oren als wanneer de organisatie van de Gereformeerde Bond zich zou opwerpen als dè oecumenische beweging bij uitstek. Men zou dat moeilijk aanvaarden, zoals men het al moeilijk kon aanvaarden, toen een geschrift, dat van deze Bond uitgang, zich tooide met de titel: gewoon hervormd. Stel, dat het zich genoemd had: oecumenisch christendom! En dan ook nog de hoogste beleidsorganen van de Kerken uitnodigde om een nieuw beleid met en voor haar uit te stippelen. Dit alles doet de oecumenische richting. Ik vraag: met welk recht, dat voortkomt uit de kerk zelf?

Al met al is dit wel typerend voor de gang van zaken. Zou de versmalling van de oecumenische beweging in ons land niet te maken kunnen hebben met een versmalling van haar inhoudelijk belijden? Wie met aandacht de drie inleidingen heeft bestudeerd die op de genoemde Kerkenconferentie

zijn gegeven (bevrijd tot geloof, bevrijd tot gemeenschap, bevrijd tot gerechtigheid), kan zich niet onttrekken aan de indruk, dat hier toch wel op een heel eenzijdige wijze het begrip , , bevrijding" aan de orde is gekomen. Eenzijdig allereerst ten opzichte van wat de Schrift daarvan zegt, en ook eenzijdig ten opzichte van de concretisering in de huidige situatie. Eenzijdigheid heeft hier het grote gevaar in zich, dat de woorden een eigen leven gaan leiden en zich in plaats van bijbels ideologisch gaan vullen.

Als wij dan daarbij bedenken dat deze bezinning moet bijdragen aan de voorbereiding van de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Nairobi volgend jaar, dan ben ik bang dat de eigen reformatorische bijdrage in dit oecumenisch gesprek uitermate zwak zal doorklinken. En gezien de steeds toenemende invloed van de derde wereld in de Wereldraad met zijn sterk ideologisch-politiek gekleurde inbreng (ik denk hier met name aan de z.g. zwarte theologie), is dit wel te meer een reden om bezorgd te zijn over de koers, die de Wereldraad zal gaan varen. Ik vrees voor een radicalisering in de richting van een bevrijdingstheologie, die meer marxistisch dan bijbels wordt gevoed.

Overigens staan wij verbaasd over de nieuws-gierigheid, die er in Nederland bestaat voor de boven reeds genoemde z.g. zwarte theologie. Ze geeft sterk de indruk, dat de westerse theologie heel erg westers is en dat het hoog nodig is, dat het zwarte deel van de wereld met een eigen zwarte theologie op de proppen komt. Nu zou het niet juist zijn om hier verwijten te laten horen in de richting van de zwarte theologen. Want ik vermoed, dat zij niet zelf op dit idee zijn gekomen, maar door hun blanke, westerse collega's op dit idee zijn gebracht. Wanneer immers blanke theologen uit de kerken in West-Europa zelf voortdurend beklemtonen dat de traditie van de kerk hier een typisch-westerse traditie is, dat het griekse denken zo'n enorme rol heeft gespeeld en dat wij onze eigen culturele en politieke belangen erin hebben geïnvesteerd, dan is het te begrijpen dat zwarte theologen op hun beurt dan hun eigen theologie gaan opbouwen.

Toch kan ik me niet aan de indruk ontworstelen, dat hier te veel geschoven wordt op de noemer van de historische gebondenheid in cultuur en denkvormen, enz. Die historische gesitueerdheid is er inderdaad. En daarom zou het ook niet juist zijn om aan de kerken in andere delen van de wereld eenzelfde patroon van denken en belijden op te leggen en van hen te verwachten. De kerk in Europa heeft wat dat betreft haar eigen geschiedenis gehad en haar eigen strijd gevoerd, met het neo-platonisme, de gnostiek, met haar scholastiek, met haar worsteling om de genade in de Reformatie, enz. En zo zal de kerk in Afrika weer haar geschiedenis hebben en haar strijd hebben te voeren, evenals de andere jonge kerken. Toch heb ik het gevoel, dat wij de grens overschrijden, als we gaan opereren met zwarte en blanke en westerse theologieën. Dan lijkt me het gevaar levensgroot, dat het historisch-en cultureel-politiek eigene zo'n grote rol gaan

spelen, dat de unieke gezagspositie van de Schrift wordt ondergraven. Een oude maar nog springlevende vijand zou daarmee zijn kop weer opsteken, de vijand van het synergisme, waarin God en mens. Woord Gods en menselijke wijsheid samen-gaan, nu geconcretiseerd in een samengaan van Schriftgegeven en eigen politiek-raciale positie. Concreet zien wij dit gebeuren in de bovengenoemde praxis, waarin een op zichzelf wel aan de bijbel ontleend woord als , , bevrijding" zo vogelvrij verklaard wordt voor de diverse zwarte, blanke, westerse, Zuid-Amerikaanse, enz. situaties en ideeën, dat het woord, zoals Berkhof in de bovengenoemde inleiding ook opmerkte, een slogan wordt en de inhoud wordt bepaald van de eigen positie uit.

Het zal in waarachtige theoAogie erom moeten gaan om niet de eigen positie over het Woord te laten heersen, maar het Woord over de eigen positie. En dan zal blijken, dat het Woord Gods zo eeuwig (Jes. 40 : 8) en daarom zo bij de tijd is, dat het elke mens, in welke concrete positie ook, in het hart van zijn bestaan weet te ontdekken en te treffen en te vernieuwen. En omdat uit dit hart alle uitgangen des levens zijn, zal er vanuit dit centrum ook licht vallen op de concrete situaties tot in het politieke en maatschappelijke leven der volken toe. Het gevaar van de huidige oecumenische theologie is, dat men in een inductieve vereenzijdiging zich verliest in de eigen posities, met het gevaar dat men niet (voldoende) meer toekomt aan wat de Schrift ons gezaghebbend te zeggen heeft. Het lijkt me toe dat we de omgekeerde weg moeten gaan. Van de Schrift uit, d.w.z. vanuit het centrale belijden van het heil Gods in Jezus Christus denken en spreken, vanuit het hart naar de omtrek toe, tot op alle terreinen des levens. En ik heb het vermoeden, dat er dan nog niet eens zo'n enorm verschil zal blijken te bestaan tussen een blanke en een zwarte ongerechtigheid, tussen een afrikaanse en een europese genade, een zuidelijk of een noordelijk belijden van de Naam en een noord-amerikaanse en een zuid-amerikaanse bekering. Maar dit zeg ik niet om alles te nivelleren. Ik meen, dat juist als de kerk uitgaat van het gezaghebbend en centrale spreken van de Schrift de persoonlijke mens en de eigen gemeente en het eigen volk met zijn vragen en het eigen werelddeel met zijn ingrijpende ontwikkelingen hun wettige plaats zullen kunnen innemen.

Voetius

Ik zou niet graag mijn Reflexen willen besluiten zonder aandacht te schenken aan het heuglijke feit, dat de Gereformeerde Theologen Studenten Vereniging „Voetius" onlangs haar 75-jarig bestaan heeft gevierd. Wij willen haar ook in ons tijdschrift bij dezen van harte hiermee gelukwensen en daarbij de hoop uitspreken, dat zij ook voor de toekomst evenveel te betekenen zal hebben als zij voor heel velen onder ons in het verleden ge-

daan heeft. Wie van dichtbij van dit bijzondere lustrum getuige is geweest zal door twee dingen vooral getroffen zijn.

In de eerste plaats door het feit, dat „Voetius" zich momenteel mag verheugen in een uitzonderlijke bloei wat haar ledental betreft. Er werd een opgave gedaan van 160 leden, terwijl er ook nu weer een goede 30 novieten aan haar werden toegevoegd. Dat zegt niet allereerst iets over „Voetius", maar over de stand van zaken onder de studenten zelf. Er vinden kennelijk momenteel vele roepingen plaats. Met name geldt dit studenten, die in gereformeerde zin theologie willen studeren. En ik dacht, dat wij ons daarover bijzonder mogen verheugen. Mijns inziens is dit één van de tekenen, dat er onder de jongeren momenteel een nieuwe opwekking aan de gang is, die ons weer met een nieuwe verwachting tegen de toekomst van de kerk doet aankijken. Daarbij zal er echter wel een grotere vindingrijkheid onder ons dienen te komen om aan deze komende lichting een vruchtbare plaats te geven in de kerk of daar buiten. Maar de stimulans daartoe, gegeven deze situatie, lijkt me juist vruchtbaar. Er zijn nog diverse mogelijkheden, die wij nu uit (traditionele) gemakzucht laten liggen. Toch zit er ook een andere kant aan. Als gereformeerde studentenvereniging trekt „Voetius" zeer vele studenten aan, en dat ligt ook in de verwachting. Maar de vraag is wel, of de structuur van een studievereniging als „Voetius", waar toch intens moet worden gewerkt en gecommuniceerd, hierop wel berekend is. Wordt „Voetius" zodoende niet te groot en te log, te weinig mobiel. Het is immers een bekend verschijnsel, dat waar een zekere massaficering optreedt een kleine actieve kern het opknapt voor het grote non-actieve geheel. Dat gevaar is ook voor „Voetius" niet geheel denkbeeldig. Dat zou voor „Voetius" zelf jammer zijn, maar nog veel meer zou dit te betreuren zijn voor de studenten, omdat zij zo niet de vorming krijgen die zij juist zo hard nodig hebben.

Daarom wensen wij ook de Voetianen de vindingrijkheid toe om mogelijkheden te creëren, die de juiste verhouding aanbrengen tussen haar extensiviteit en haar intensiviteit. Wij wensen haar bovenal toe, dat zij gaandeweg meer en steeds weer opnieuw zal ontdekken, dat het beoefenen van een waarachtig gereformeerde theologie geen verloren tijd is, maar een zich voeden met brood en melk, omdat ze leeft van dè Bron, het Woord van onze God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1974

Theologia Reformata | 77 Pagina's

reflexen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1974

Theologia Reformata | 77 Pagina's