Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gelijkenis van de Zaaier

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gelijkenis van de Zaaier

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. Hoek

' . . . . En Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen en zeide: ie, een zaaier ging uit om te zaaien .... Vt^ie oren heeft, die hore!' (Matth. 13 : 1-9)

'Gij nu, hoort de gelijkenis van de zaaier . . . . . . De in goede aarde gezaaide is hij, die het woord hoort en verstaat, die dan ook vrucht draagt en oplevert, deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoud' (Matth. 13 : 18 : 23)

Mattheüs 13 is één van die bijbelgedeelten die ons het onderwijs van de Here Jezus volop doen meebeleven. Het is alsof ook wij een plaatsje hebben kunnen vinden op het smalle strand langs de zee van Tiberias en op één van de bootjes Jezus zien zitten. Hoor hoe Hij het Woord richt tot heel de samengestroomde schare. Het ontbreekt niet aan aandacht, maar wordt Christus' diepste bedoeling wel begrepen? Een viertal gelijkenissen krijgt het volk te horen - straks laat Jezus daar nog een ander viertal op volgen in de discipelkring (zie vers 36a). Van al deze vier gelijkenissen geldt dat de pointe aan de mensen ontgaat. Ziende zien ze niet en horende horen ze niet (vers 14 en 15). Het kan ons verwonderen dat deze eenvoudige gelijkenissen zozeer verborgenheden bleven. De Here zocht toch aansluiting bij het dagelijks leven. Hij maakte toch gebruik van bepaalde stereotype voorbeelden, standaard-beelden uit het Oude Testament en de rabbijnse leerwijze?

De toehoorders zullen misschien voor een deel genoeg hebben gehad aan de gelijkenis als verhaal, maar ongetwijfeld hebben de meesten toch een toepassing gemaakt. Ze hebben een algemene pedagogische wijsheid achter de gelijkenissen vermoed. De gelijkenis van de Zaaier wordt dan opgevat als een bemoedigend woord in de trant van: 'de aanhouder wint!' Laat u niet uit het veld slaan door allerlei teleurstelling. Houd moed - de wenende zaaier wordt een keer juichende maaier. Jezus wordt dan gezien als een wijsheidsleraar en Zijn gelijkenissen bergen een verheven

levenswijsheid in zich, waarmee de mens zijn winst kan doen op de levensweg.

Het lijkt niet uitgesloten dat sommige toehoorders nog dieper hebben nagedacht. Het Oude Testament vergelijkt de prediking van het Woord met akkerwerk (vgl. Jes. 55 : 10). In dat licht kunnen ze Jezus gezien hebben als een rabbi die zijn teleurstelling uitspreekt over de wijze waarop de 'am - ha - arets', de gewone man, op zijn onderwijs reageert, maar tegelijkertijd zijn vreugde uit over de selecte groep van leerlingen bij v^de zijn woord in goede aarde valt. Echter, met dat al ontgaat hun nog steeds het eigenlijke kenigma van deze parabel - en daarmee van alle gelijkenissen. De bekende exegeet Bengel kwalificeert de gelijkenis van de Zaaier terecht als 'prima ac fundamentalis'. Het is de sleutelgelijkenis - fundamenteel voor het verstaan van de prediking van de gelijkenissen.

Er is onder de exegeten een consensus gegroeid ten aanzien van de heilshistorische duiding van de gelijkenissen. Ze spreken over 'de komst van het Koninkrijk' (H. Ridderbos). Dat brengt met zich dat ze vaak een christologische toespitsing hebben, ze bevatten een geweldig stuk zelfopenbaring van Christus, die tegelijkertijd naar de kant van de discipelen toe onthullend en naar de kant van de schare toe verhuld en zelfs verhullend is. Zolang de schare niet heeft ontdekt wie zij in Jezus voor zich heeft, mist zij ten enenmale de antenne om de kernboodschap van de gelijkenissen op te vangen. Anderzijds wordt de prediking over deze gelijkenis en ook over de gelijkenissen in het algemeen - als het goed is - door dit exegetisch inzicht beslissend bepaald. Wat houdt deze heilshistorische opvatting en christologische toespitsing in ten aanzien van de prediking over de gelijkenis van de Zaaier?

Het viel u al op dat hier consequent is geschreven: 'de gelijkenis van de Zaaier', met hoofdletter Z. De Here Jezus doelt op zichzelf als de Zaaier van het Woord des Koninkrijks (vers 19, vergelijk ook vers 37). Hij is de wenende Zaaier. Hij stuit op allerlei weerstanden. Is de houding van farizeeën en schriftgeleerden niet getekend in vers 4: bij de weg bezaaid? Het volk van 'de steenachtige plaatsen' heeft Hem verlaten toen de grond hun te heet onder de voeten werd. Het wilde wel een koning die brood kon vermenigvuldigen - maar niet een kruiskoning. Bij degenen die tussen de doornen bezaaid zijn krijgt het onkruid geleidelijk aan de overhand. 'Hosianna' slaat om in 'kruist Hem'. Maar - nochtans! - de wenende Zaaier wordt tot een juichende Maaier. Er blijkt tóch ook goede aarde te zijn, met honderd-, zestig-en dertigvoudige vrucht. Voorzeker zal Hij wederkomen, dragende Zijn schoven. Als Hij Zijn ziel tot een schuldoffer zal gesteld hebben, zo zal Hij zaad zien.

De weg van de Koning wordt weerspiegeld in de weg van het Koninkrijk. Het komt nederig als een uitgezaaid Woord. Het ondervindt ook allerlei weerstanden op deze aarde. Er zijn traditionalistische of modernistische platgetreden paadjes. Het zaad valt bij de weg. Evangelisten die in een

nieuwbouwwijk gaan van galerij tot galerij, van portiek tot portiek, kunnen er van meepraten! Steenachtige plaatsen zijn er te over. Zendingsarbeiders weten er van dat soms de deuren wagenwijd open schijnen te zwaaien voor het evangelie. Maar ze klappen weer dicht. Er was geen wezenlijke belangstelling voor Gods Woord. Verdrukking ging dreigen en de aantrekkingskracht van het oude heidendom deed zich weer gevoelen. Er was geen diepte van aarde. Op een snelle opkomst volgde een snel verval.

Vergeet ook de doornen niet. Het Woord kan ergens vaste voet gekregen hebben. Denk maar aan Nederland. Maar hoe langer hoe meer schieten de doornen en distels van wereldgelijkvormigheid op. Het goede zaad komt in ademnood. Het lijkt wel of het onkruid het uiteindelijk nog gaat winnen. Een gekerstend land zinkt weer weg in een modem heidendom.

Is dit alles niet om moedeloos van te worden en bij de pakken te gaan neerzitten? Neen, toch niet! Want er is telkens weer goede aarde. Die is er omdat Jezus uiteindelijk die wenende Zaaier is. Zijn voeten gingen en gaan nóg over die onwillige en onvruchtbare wereldakker. Wat meer is: Zijn tranen hebben de akker doorweekt. 'Zaaier en tarwegraan tegelijk daalt Christus af in de diepste nacht, de koelste schoot die de wereld kent. Hij zuivert de akker in het bloedzweet van Zijn aangezicht van stenen en distels' (O. Noordmans). Daarom is de arbeid in het Koninkrijk Gods niet ijdel in de Here. Door alle weerstanden heen breekt het Koninkrijk zich baan. Het welbehagen des Heren gaat gelukkig voort door de grote Zaaier die niet alleen als een worm kronkelde op de aarde en als het stervende tarwegraan inging in de aarde, maar ook overwinnend opstond uit de aarde als de Eersteling van de grote oogst.

Moet hier nu een punt worden gezet? M. H. Bolkestein stelt: de gelijkenis geeft 'niet een psychologische dwarsdoorsnede, maar een eschatologische lengtedoorsnede'. En O. Noordmans bedoelt hetzelfde wanneer hij de gelijkenis 'geen predikraadsel, maar wereldspiegel' noemt. Toch geeft die opvatting blijk van een te eenzijdige, een verabsoluterende uitwerking van het inderdaad beslissende heilshistorisch gezichtspunt. De ontsporing blijkt wel wanneer Bolkestein (met vele hedendaagse nieuw-testamentici) de uitleg uit Jezus' eigen mond (vers 18-23) voor onecht verklaart. In het voetsp)oor van o.a. J. Jeremias wordt een verschuiving van het eschatologische naar het paraenetische en psychologische op het conto van 'de gemeente' gesteld. Deze visie is onverenigbaar met het schriftgelovig standpunt van de Reformatie, op grond van het zelfgetuigenis van de Schrift. Het is ook niet waar dat de uitleg een principiële verschuiving ten opzichte van de gelijkenis zelf betekent. Homiletisch is dat er wel van gemaakt. De pericoop is ook aangevoerd als een locus classicus voor de 'classificatie-methode' in de prediking (T. Brienen). Lang niet altijd is het gevaar vermeden statistisch (75% van het gepredikte Woord blijft vruchteloos, slechts 25% doet nut) en dan ook statisch over deze gelijkenis te gaan preken. De toehoorder moet zichzelf in één van de vier hokjes weten te plaatsen en

blijft daar dan ook zitten. In werkelijkheid ligt er een geweldige dynamiek in deze parabel die alle hokjes kan opblazen als met een heilzaam dynamiet.

Maar dat betekent niet dat de prediking over deze gelijkenis op zou moeten en mógen gaan in het christologische en heilshistorische. Terdege wordt - binnen die verbanden! - hier ook de gang van het Woord aangewezen in de harten van de hoorders. Er zijn hoorders van het Woord die nooit daders des Woords worden. Er zijn vergeetachtige hoorders die slechts vluchtig in de spiegel kijken en direct weer vergeten wat ze zagen. 'Zie toe hoe gij hoort' is geen onnodige vermaning. Buiten, maar ook binnen de kerk zijn er hoorders 'zonder diepte van aarde', zonder wortelwerk in de diepte. Velen willen twee heren dienen. Uiteindelijk nemen dan de doornen de overhand. De ontdekkende en ontmaskerende prediking van het Woord laat de hoorders telkens weer zien dat zij zichzelf én in het platgetreden pad én in de steenachtige plaatsen én in het doornenveld hebben te herkennen. De Geest bindt deze prediking zó op het hart dat er oprecht wordt beleden: ik ben die man, ik ben die vrouw, mijn harte-akker is onvruchtbaar.

Maar dan is er ook uitzicht. De gelijkenis stuwt door naar het verrassende einde. Tegenover de drievoudige vruchteloosheid staat de drievoudige vruchtbaarheid. De weerstand van het mensenhart is groot, maar groter nog is de kiemkracht van het zaad des Woords. De Heilige Geest doorklieft het platgetreden paadje met Zijn ploegschaar, doet de stenen op de harte-akker exploderen door Zijn dynamiet, verbrandt de doornen en distels met vuur. Dat de wenende zaaier een juichende maaier wordt is niet alleen een christologische en heilshistorische, maar ook een pneumatologische en heilsordelijke realiteit. De prediking die zich alleen op het eerstgenoemde oriënteert, doet geen recht aan de uitleg van Jezus Zelf. De prediking die zich alleen op het laatstgenoemde oriënteert, doet geen recht aan de eigenlijke pointe van de gelijkenis.

Zou deze preek met toepassing van de grote Zaaier niet 'prima ac fundamentalis' zijn voor de rechte prediking van Zijn knechten?

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1977

Theologia Reformata | 88 Pagina's

De gelijkenis van de Zaaier

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1977

Theologia Reformata | 88 Pagina's