Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OVERWEGINGEN RONDOM SUICIDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OVERWEGINGEN RONDOM SUICIDE

47 minuten leestijd Arcering uitzetten

H. Bout

Een gevoel van machteloze verlegenheid greep mij aan, toen ik vele jaren geleden — nauwelijks de ambtelijke loopbaan begonnen —• bericht ontving van het overlijden van een gemeentelid door suicide. Het zou niet de laatste keer zijn, dat ik te doen kreeg met een fenomeen, waarmee men niet afrekenen kan door het te kwalificeren als ziekelijk of zondig, als abnormaal of zinloos. Dat wij er menigmaal wel bij betrokken zijn blijkt uit de schrikreactie van de een: wie had dat kunnen denken, of de zelfbeschuldiging van de ander: waarom liet je die man tobben, waarom liet je die vrouw aan zichzelf over? Maar kunnen wij wat doen?

Dat is soms veel meer dan wij wel denken. Van de zielzorg in algemene zin wordt hier veel verwacht en dat mag ook. Harde oordelen uitspreken is al te gemakkelijk, evenals een afkeuring die dan gevolgd wordt door het oppervlakkige: maar ik kan er wel begrip voor opbrengen. Dit artikel bedoelt vooral iets van de achtergronden te bespreken, die ons denken en doen in dezen moeten beheersen.

Op vele vragen ten aanzien van de zelfmoord is geen afdoend antwoord te geven. Wat de levenden (overlevenden) betreft geldt het woord van de apostel: ie weet hetgeen des mensen is dan de geest des mensen die in hem is? , 1 Kor. 2:11. Het zelfbewustzijn is een geheim van het eigen ik. En daarbij komt nog: ie kent zichzelf? Wie kent eigen Motieven? Is ieder mens niet meer dan eens zichzelf een raadsel? En de doden — in dit verband denk ik aan degenen, bij wie de suicidehandeling fataal verliep — zij zwijgen in hun graf. Over het einde ligt een donkere sluier.

Woordgebruik

Bij het spraakgebruik houd ik mij dikwijls aan het woord zelfmoord, al is dat een zwaar belast en zwaar belastende kwalificatie. Ik denk er evenwel niet aan om dit woord in eigenlijke zin over te nemen. Juridisch is moord doodslag met voorbedachten rade. Daarom spreekt men liever van suicide (zo ook in de moderne talen), maar ook in dit woord zit etymologisch het woord doodslag (en dat is meer dan wat wij in deze tijd bedoelen met dood door schuld). Daarom helpt de uitdrukking zelfdoding, die Speyeri e.a. prefereren, niet afdoende (een zeer oude term, naar analogie van het

Duitse Selbsttötung), nog afgedacht van het feit, dat deze zegswijze nauwelijks gangbaar Nederlands is. Dikwijls komt in de literatuur het woord Freitod voor (reeds Cicero sprak van zelfmoord als mors voluntaria), maar hoe weinig vrij de suicidant hier denkt en doet blijkt wel uit de ziektegeschiedenissen, tenzij wij dit woord vrijwillig in een — in dit verband — weinig zeggende, kleurloze zin nemen van: zonder menselijke dwang van buiten af.

Stengel definieert de suïcidale handeling als elke opzettelijke (deliberate) handeling van zelfverminking, waarvan de persoon die deze handeling begaat niet zeker kan zijn, dat hij die overleeft^. Speyer wil van zelfmoord spreken, als een persoon een handeling verricht of nalaat, die zijn dood tengevolge heeft, als dit geval door hemzelf is bedoeld of wel door hem is geaccepteerd. Bij de analyse wordt in onze tijd zelfmoord en zelfmoordpoging onderscheiden; bij deze laatste is er wel de opzet tot zelfvernietiging, maar de gevolgen van de suïcidale handeling waren niet fataal. In dit artikel wordt in het algemeen aan deze onderscheiding voorbijgegaan.

Verontrustende getallen

In een openingstoespraak ter gelegenheid van een symposion over suicidepreventie memoreerde dr. Baan^, dat in ons land met zijn 13 miljoen inwoners in 1970 7.500 mensen omkwamen door ongelukken, intoxicaties en geweld, van wie 40 % door ongelukken, en 14 % door suicide, d.i. ongeveer 1.050. In 1969 en '70 werden in de ziekenhuizen, aangesloten bij de Medische registratie, 3.000 personen behandeld na een poging tot zelfmoord èn/of automutilatie.

Enige andere cijfers geeft mevr. De Graaf: het aantal zelfmoorden in ons land is de laatste zestig jaar verdubbeld, sinds 1965 met 26% (in '75)4. Het aantal zelfmoordpogingen moet naar schattingen zes tot (zeven) maal zo hoog liggen. Officiële statistieken over zelfmoordpogingen zijn er in ons land niet. Nederland mag dan een betrekkelijk laag aantal suicidegevallen kennen in vergelijking met andere landen van Europa (het staat met 8, 7 zelfmoorden per honderdduizend inwoners als 14e op de ranglijst van de frequentie van zelfmoorden in 23 Europese landen; Hongarije staat bovenaan met 36, 9; Griekenland met 3, 0 onderaan), maar deze cijfers spreken van een aangrijpende nood.

Het blijkt ook, dat goede positie, uiterlijke welvaart — in het algemeen genomen — niet leidt tot vermindering van zelfmoord. Levensgeluk is nog iets meer dan een kwestie van succes en welvaart. De zelfmoordpoging is een cry for help, een appèl op de omgeving van een mens, die in een

existentiële crisis is geraakt. Thomas schrijft ergens, dat de suicide de laatste vertwijfelingsschreeuw is van een eenzame. En waar is dan de barmhartige Samaritaan? Wij komen hier in aanraking met mensen, die vlak bij een afgrond staan. Hier ligt een zware taak voor de ziel2X5rger, maar niet alleen voor hem, maar voor allen, die door familiebanden of vriendschap met deze mens in nood zijn verbonden, een verantwoordelijke taak, die veel geduld vraagt, veel levenswijsheid en diepe empathie.

Ten diepste gaat het om de zin des levens. En dan is het volkomen onjuist om te poneren, dat suicide (pogingen) bij normale mensen niet voorkomen. In de eerste plaats geldt, dat ik maar moeilijk met het woord normaal en niet normaal overweg kan. Kunnen 'gezonde', normale mensen niet in reacties vervallen, waarvan zij zelf later moeten verklaren: daar heb ik toch abnormaal gereageerd^. Wie één keer steelt is nog geen dief. Wie eens hysterisch reageert is nog geen hystericus!

Daar komt bij het geestelijke klimaat waarin wij leven en de grote beïnvloeding, die van publiciteitsmedia en niet te vergeten van de moderne roman-literatuur uitgaat. Zelfmoord wordt vele malen voorgesteld als dè oplossing van desastreuze levensmoeilijkheden. Anderzijds wordt soms genegeerd of vergeten, dat achter menig geval van zelfmoord geestesziekte schuilt. Stengel schrijft, dat één derde van degenen, die zelfmoord plegen lijdende was aan een neurose of psychose of aan een ernstige persoorJijkheidsstoomis6. Laubenthal noemt een percentage van 20.

Suicide en religie

Prealabele vraag voor ons is: Wat heeft de problematiek van de zelfmoord met onze religie te maken?

Daarbij vermeld ik allereerst een onderzoek van Bayreuther, waarin deze tot de conclusie kwam, dat het behoren tot een godsdienstige gemeenschap geen suicide-remmende factor is; bij de confessielozen zouden zelfs minder suicidegevallen voorkomen'^.

Ten aanzien van Nederland zegt Kruijt, dat reeds een vluchtige blik voldoende is om te zien, dat de factor godsdienst een bijdrage betekent voor het ontstaan van regionale verschillen in zelfmoordfrequentie in Nederland. Hij wijst erop, dat het spreidingsbeeld van de zelfmoord naar de kerkelijke gezindte gezien veel gecompliceerder is dan het beeld, dat bij de behandeling van factoren als geslacht, leeftijd en burgerlijke staat te voorschijn is gekomen. 'In de hyper-orthodoxie, de 'mysticistische' verwringingen van het geloofsleven moet de oorzaak gezocht worden van het ontstaan van wat wij het vijfde 'zelfmoordgebied' plegen te noemen, het gebied tussen de grote rivieren'. Daarbij citeert hij de opvatting van Meertens: 'Er ligt ongetwijfeld verband tussen deze uitzichtsloze, in-sombere

levensbeschouwing en het grote percentage krankzinnigen en zelfmoorden, vooral op Goeree en Overflakkee, maar ook op de Zeeuwse eilanden'8.

Het is zeer verootmoedigend om dit te lezen, maar daarmee ben ik er nog ver vandaan om deze conclusie te aanvaarden. Telkens blijkt weer, dat statistische gegevens geïnterpreteerd moeten worden en daar zit een sterk subjectief element in, wat reeds uitkomt in het vrij apodictische 'ongetwijfeld'. M.i. kan alleen een grondiger onderzoek het bewijs leveren, dat naast elkaar en bij elkaar voorkomende factoren als oorzaak en gevolg moeten worden gezien.

Bij zulke scherpe oordelen word ik herinnerd aan wat Du Boeuff schrijft: 'Ieder, die geen godsdienstige ervaringen kent, zelfs de waarde ervan niet kan inzien, zal in sterke emoties van religieuze aard iets ziekelijks zien'9.

Van sommige zijde worden de vragen over verband van godsdienst en zelfmoord als irrelevant beschouwd en zonder betekenis. Dat trof mij in een aankondiging van het werk van Rothuizen over de zelfmoord: 'Wij vragen naar begrip en hulp, maar niet om een overigens overbodig oordeel'io. Een opmerking als deze heeft als achtergrond een moderne mensbeschouwing, die uitgaat van het zelfbeschikkingsrecht over het eigen leven, een gedachte, die vergaande consequenties heeft voor de gehele visie op leven en dood. Hier is de autonome mens aan het woord, die eigen baas is en die een individualistische oud-liberale stelling (o foei!) huldigt en toepast: ieder kent zijn eigen belang, ieder zoekt zijn eigen belang en ieder weet zijn eigen belang het beste te behartigen. Iets nieuws wordt in het spreken van de irrelevantie van de factor godsdienst niet gebracht. Reeds Seneca schreef: wie het vervelend vindt nog langer te lopen in de tredmolen van het leven — wel, laat hij zichzelf doden. En hij deed het ook. En Rousseau proclameerde: wanneer het leven voor ons een kwaad en voor niemand (meer) een goed is, dan is het geoorloofd zich ervan te bevrijden.

Deze vragen over autonomie en zelfbeschikkingsrecht komen op eenzelfde wijze aan de orde bij de euthanasieii. Reeds Plutarchus legde dit verband, als hij de waardige suïcide als euthanasie beschouwde.

Geen eigen baas

De christen belijdt, dat hij een schepsel Gkids is en dat hij leeft bij de gratie Gods. Het is deze relatie, die een verhouding van de mens tot de naaste en tot zichzelf insluit. Hierop heeft het woord van Paulus tot de cipier van Filippi betrekking: Doe uzelf geen kwaad. De mens kan een vijand worden van zichzelf. Maar dat geloof dat God beschikker is van lot en leven wordt vele malen tot een diepe aanvechting. Ook een christen ziet soms geen uitweg meer. Hij gevoelt zich in een gevangenis, waarin geen streep licht doordringt. Waar moet ik nog voor leven? 12

Woorden van een levensmoede

Boven sommige hoofdstukken van het boek Job zou men kunnen schrijven woorden van een levensmoede (h. 3; h. 7; h. 17). Hij gevoelt zich door iedereen in de steek gelaten. Soms verwacht hij nog iets van zijn vrienden: ntfermt u over mij, want de hand Gods heeft mij aangeraakt, h. 19 : 21, maar zij trekken tegen hem partij - met God. Soms spot hij met hen: ij hebben de wijsheid in pacht. h. 12 : 2. Hij vervloekt zijn dag. Zou het niet beter zijn geweest, als hij nooit het licht had gezien? Zijn leven is één brok ellende - zonder enisle rustperiode. Hij verlangt naar de dood; daarnaar graaft hij meer dan naar verborgen schatten. Waarom geeft Hij den ellendigen het licht, h. 3 : 21 v. Er zit iets titanisch in de woorden van Job, als hij God uitdaagt: ij heeft toch niet om het leven gevraagd en dan zulk een leven? Wat zou hij blij zijn, als de dood kwam. Hier vinden wij gelijke klanken als bij de psalmisten, bijvoorbeeld in Ps. 88. Maar in de diepten van verschrikking laat hij zijn Gk)d niet los. Als zijn leven aan alle kanten wordt bedreigd, dan appelleert hij op God, hij dringt naar God toe. Hij is op de vlucht uit het leven naar God toe. 'Jobs twistredenen zijn in de verte (weithin) een bede tot Jahwe om Zijn beeld in Job te redden^^'. Het gaat Job om het lichten van Ck)ds aangezicht. Dat is zijn leven.

Calvijn spreekt van goddeloze woorden f verba nefanda), die Job heeft gesproken. Job heeft zijn integriteit niet kunnen bewaren, die hij eerder had, maar hoewel hij door zoveel ellende zo in de engte werd gedreven dat hij in de dood scheen weg te zinken, heeft hij toch zijn loopbaan voortgezet om aan God geheel te gehoorzamen. Bij Job is, zegt Calvijni4, sprake van ondankbaarheid en onmatige verwarring des geestes. Dat is Job overkomen. Hoeveel te meer moeten wij van God vragen, dat Hij ons staande houdt en

als soms slechte woorden ons ontvallen, omdat wij niet in onze standvastigheid volharden, zoals ons betaamt, dat wij niet geschokt en wankelend neerstorten, maar door Hem worden opgericht en kracht verzamelen, waardoor wij onszelf beteugelen en ervaren, dat als God ons bezoekt en neerwerpt, dat Hij altijd enige smaak van Zijn goedheid ons geeft, zodat wij zelfs midden in de beproevingen Hem mogen loven.

Het betaamt de gelovige niet door een walging van het leven te worden gegrepen (Calvijn gebruikt hier de uitdrukking, die dikwijls in de literatuur over de zelfmoord gevonden wordt: taedium vitae) en zo naar de dood te jagen.

Confessiones van Jeremia

Job staat in zijn aanvechtingen niet alleen in het Oude Testament. Jeremia biecht in zijn 'confessiones' op, hoe hij in één van zijn 'crises de désespoir' (Steinmann) de dag van zijn geboorte heeft vervloekt, h. 20 : 18. Je zou weglopen; maar Jeremia vlucht niet weg, al zou hij het soms willen, h. 9 : 2. Zou het zijn levensschip gaan als met de boot waarvan in zwaar stormweer de presenningen zijn losgeslagen; elke zee, die overkomt drukt de boot weer dieper in het water. Hoe lang zal het schip het houden? Maar Jeremia heeft ervaren, dat de Here de sterkte van Zijn volk is, dat het uit zwakheid krachten ontvangt. Jeremia's nederlagen waren Gk)ds overwinningen. Jeremia vlucht niet, ook al krijgt hij straks de kans. Hij ontvlucht het ambt niet en hij ontvlucht het leven niet, ook al zal zijn leven een kruis blijven om Gods wil, en een marteling.

Sauls levenseinde

De Schrift laat de grote tegenstelling zien tussen de aanvechtingen van Job en van Jeremia en de donkere aanvechtingen van Saul. Sauls koningschap begon zo goed en eindigde zo onbeschrijfelijk triest. 'God is in zijn leven steeds meer op de tweede plaats gekomen. Hij laat de woorden Gods op de aarde vallen eer hij ze gegrepen heeft'^ 5.

Vele malen wordt van Sauls geestesziekte gesproken; maar ik ben daar niet zo zeker van, al waren de omstandigheden er naar dat hij soms zeer down was. De eens zo bejubelde man kwam hoe langer hoe meer alleen te staan. De laatste hoofdstukken vertellen van zijn grote vrees: De Filistijnen strijden tegen mij en God is van mij geweken en antwoordt niet. Een gebroken man gaat na de ontzettende tijding over zijn nederlaag en dood met de dood in zijn hart de nacht in^*. In een genadeloze duisternis zinkt hij

weg. Er is geen redden meer aan. Hij is zijn eigen vijand geworden'^''. Hij sterft door eigen hand. In het boek der Kronieken (1 h. 10 : 13)) is aan het verhaal van Samuel een oordeel toegevoegd; Alzo stierf Saul in zijn overtrading! 8^ een aangrijpende tegenstelling met de zaligspreking uit de Openbaring: alig zijn de doden, die in de Here sterven. Het laatste woord van 1 Sam. 28 is: En zij gingen die nacht in'. Het is alsof wij van Judas lezen: ij dan, de bete genomen hebbende, ging terstond weg. En het was nacht.. . (Joh. 13 : 30). In heel deze geschiedenis is geen enkel licht.

Achitofels levenseinde

Achitofel was bij David in ere, want hij was een raadgever van bijzonder formaat. De raad van Achitofel woog even zwaar als wanneer men een woord Gods had gevraagd, 2 Sam. 16 : 23. Na de opstand van Absalom liep Achitofel naar de nieuwe bewindhebber over. Maar Absalom volgde de raad van Achitofel niet op. En dan lezen wij: ls nu Achitofel za»]; , dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij zijn ezel, maakte zich op en toog naar zijn huis in zijn stad en gaf bevel aan zijn huis en verhing zich . . ., 2 Sam. 17:2319.

Welke motieven dreven Achitofel de dood in? Persoonlijke gekrenktheid? Kan hij het niet aanvaarden, dat hij voortaan uitgeschakeld is? Gebrek aan aanpassingsvermogen? Zijn verlies niet kunnen verwerken? Het leven heeft voor mij geen waarde meer? Of vreest hij de afrekening van David. Hij is er wel zeker van, dat de afwijzing van zijn raad ook het einde van Absaloms koningschap betekent. De zaak is verloren. So gibt er sichselbst mit ihr verloren. - Men spreekt wel van een balanszelfmoord als een suicide geschiedt na koele berekening, weloverwogen, zodat de suicidant tot het laatste wist wat hij deed. Maar het blijft mij altijd een vraag hoe weloverwogen. hoe vrijwillig de z.g. balanszelfmoord wordt gepleegd. Is hier niet een paniekreactie? Kan dat niet zitten in die woorden, die wijzen op het van stap tot stap gaan naar het einde? Zou dit geschied zijn als enige tijd voor een afkoelingsperiode beschikbaar was geweest? Heeft Reiner niet gelijk, als hij schrijft: Bij een rustig zakelijk overleg komt het niet tot een zelfmoord20.

Judas' einde

Indien van iemand, dan geldt het van Judas wat dikwijls van een suicidant gezegd wordt: hij is tegelijkertijd veroordeelde, rechter over zichzelf en beul van zichzelf. Judas heeft jaren vlakbij Christus geleefd, heeft jaren met Hem mogen omgaan, heeft Zijn woorden gehoord en Zijn wonderen

gezien en niemand stond zo ver van Christus als Judas. Van degenen, die de Vader aan Christus gegeven heeft is niemand verloren gegaan dan de zoon der verderfenis, Joh. 17 : 12. Hiermede wordt de verdoemenis van Judas getekend, de uitsluiting van het heilet; Judas was een kind van de hel (de gehenna). Over deze mens persoonlijk wordt het wee uitgesproken: et ware die mens goed, nooit geboren te zijn geweest, Matth. 26 : 24. Satan voer in Judas, Joh. 13 : 17; Luc. 8 : 30. Op de weg der genade is geen stilstand; evenmin op de weg der zonde, Openb. 22 : 11. Het is een groeien in de kennis en genade van de Here Christus of voortdurend meer in de ban komen van Satan als een gewillig instrument - en dat als een oordeel Gods. Als straks Judas' geweten opengaat en alles hem aanklaagt, als hij zichzelf aanklaagt: k heb verraden onschuldig bloed, als het bloedgeld hem in de boezem brandt, dan hebben de lieden, die van Judas' vuige verraad gebruik hebben gemaakt geen enkel medelijden met de radeloze man. Judas staat dood-alleen. Hij zoekt de dood om aan de afschuwelijke, niet te dragen, niet eindigende aanklacht van zijn geweten te ontkomen. Judas maakt iets mee van de beginselen van de hel. Hij kan beter dood zijn en ook in deze overlegging is de duivel, moordenaar van den beginne zijn leidsman en raadgever tot de dood. Hij gaat heen naar zijn eigen plaats. Hand. 1 : 25, een eufemistische uitdrukking voor de hel 22.

Een nood, erger dan de dood

Het boek van de Openbaring spreekt van een oordeel, waarbij de vluchtweg van de dood zal zijn afgesneden. De angst en de vwoeging over wat men verzuimd en verzondigd en verspeeld heeft zal zo benauwend zijn dat de vreze des doods - en de dood is toch de koning der verschrikkingen, Job 18 : 14 - daarbij in het niet valt. Maar de vluchtweg in de zelfmoord zal afgesneden zijn. Zij zullen de dood zoeken en die niet vinden, Openb. 9 : 6. Zij zijn door de wanhoop getekend van het niet kunnen sterven. Een inderdaad wanhopige situatie - dat is de ziekte tot de dood^S.

Zelfbeschikkingsrecht?

Met de Schrift in de hand staan wij vierkant tegenover het zelfbeschikkingsrecht van de mens over eigen leven. De autonomie van de mens is een waan. Hier wordt een humaniteitsbeginsel «rehuldigd los van de relatie van de mens met zijn Schepper. Uitgangspunt van de mensbeschouwing is de

één-dimensionale mens, waarbij de Schepper buiten Zijn eigen schepping wordt gezet. Maar daarmee is de mens aan de machten van de tijdgeest overgeleverd en Goethe had geen ongelijk, als hij zei: men spreekt van de geest der tijden, maar het is hun eigen geest24.

Men meent zich van God los te kunnen maken, maar ook de verloren zoon heeft een binding met de Vader - een negatieve. Ieder is van Cïod afhankelijk, op Gk)d is alles betrokken. De mens is Gods rentmeester, die vele dingen aan de mens heeft toevertrouwd, in ons verband: ij heeft ons het leven toevertrouwd met al zijn gaven, en zo staat ieder mens met een opdracht in Gods wereld. En alle dingen heeft hij als een leenman, een trustee. Niemand van ons leeft voor zichzelf en niemand sterft zichzelf, Rom. 14 : 725. fjgt is schandelijk alleen voor zichzelf te leven en te sterven, dat wist men in de Oudheid reeds.

Voor de naaste leven - ja, dat ligt ook in de opdracht. En soms wordt gedaan of dat het enige, het hoogste is van de roeping Gods en de verantwoordelijkheid van de mens. Maar het allereerste is: Gods rentmeester zijn, met alles in ons leven voor Hem leven. Hetzij dan dat wij leven, wij leven den Here, hetzij dan dat wij sterven, wij sterven den Here, d.i. naar Zijn wil, in Zijn dienst. Alle doen en laten van de mens wordt daarin samengevat; leven en sterven wordt in één adem genoemd met alles wat er tussen ligt^s.

Het gaat om de totale zeggenschap van de Here over de mens. En dat vindt zijn diepste grond daarin, dat Hij mij gekocht heeft, ik ben van Hem en daarom voor Zijn rekening. Hetzij dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heren. Daarin ligt de roeping besloten om niet voor mij zelf te leven, maar voor Hem, die voor mij gestorven en opgewekt is, 2 Kor. 5:15: even voor Hem, met Hem, van Hem, tot Zijn eer, in Zijn nabijheid. Dat moet in de diepste aanvechting een houvast geven.

En als ik het soms net zo min zie zitten als Job of Elia, dan heeft de psalmist nog iets anders. Als hij met anderen geneigd is mee te doen, al zeggende dat het alles waardeloos is, dan wil noch kan noch mag hij ontrouw worden aan het geslacht van Gods kinderen. - Mijn eigen baas? Hoe meer WTJ de Schrift openen, des te meer komt de heilige roeping naar voren om voor Hem te leven; en dat sluit in beloften van God voor leven en voor sterven, voor tijd en eeuwigheid. Des te meer heb ik Zijn bewarende hand nodig tegen alle heerschappij en geweld van de boze.

Oordeel van de Kerk

Het is niet zo vreemd, dat de Kerk de eeuwen door de zelfmoord zo sterk heeft veroordeeld. Het is allemaal waar, dat men ongenuanceerd oor-

deelde, dat men op Gods rechterstoel ging zitten, dat het slachtoffer na zijn dood nog gestraft werd door confiscatie van zijn goederen, door discriminatoire maatregelen ten aanzien van de begrafenis. Dan zijn wij dankbaar in de Schrift te lezen, dat Saul begraven werd, en Achitofel; dat zelfs over Saul een in memoriam door David werd gemaakt. Maar het oordeel van de Schrift over de dood als zodanig van Saul en Judas is schrikwekkend en betekent een waarschuwing: welgelukzalig, wie gedurig vreest.

Van de vele oordelen noem ik van de kerkvaders Augustinus, wiens woord van grote invloed is gebleven. Als hij schrijft over het geduld, dan herinnert hij aan Job, die met ongeschonden vroomheid en onbedorven geduld de vreselijke kwellingen van zijn kwijnende vlees verdroeg. Het is in dat verband, dat hij wijst op de Donatisten, die liever dan in de handen van de vijanden te vallen zichzelf van het leven beroofden. Maar, zegt Augustinus, de ware martelaren werden gedwongen alles te verdragen. Een vadermoordenaar is groter misdadiger dan een andere moordenaar, omdat hij een bloedverwant heeft gedood; zonder twijfel is het dan erger als een mens zichzelf doodt, want niemand staat de mens nader dan hijzelf. Hoe kan zulk een ernstige dwaasheid binnen sluipen, dat een mens zelfmoord zou mogen begaan om te voorkomen, dat een vijand zich aan hem zou vergrijpen. Wat wij bevestigen, dat is het beginsel, dat niemand zich de dood niag aandoen om tijdelijke moeiten te ontgaan, want hij za! daardoor eeuwige moeiten ten prooi vallen^T. Aan een presbyter, die de hand aan zichzelf had willen slaan schreef Augustinus: Gij zijt in het water gesprongen om te sterven en tegen uw wil hebben anderen u uit het water getrokken, opdat gij niet zoudt sterven. Lees in de Schriften of één van de rechtvaardigen dit ooit gedaan heeft, wanneer zij zovele rampen moesten verdragen.

Uit de latere tijd citeer ik alleen W. a Brakel^s, waar hij schrijft over de zelfmoord, waarvoor een ieder zich op het zorgvuldigst moet wachten: Als men dadelijk of met opzet zichzelf het leven beneemt.... dezulken zijn boosaardige humeuren, wrevelisr, sjeen onp^emak kunnende noch willende verdragen; zij verzaken God, hemel en hel en beelden zich in, dat zij met hun dood hun ongenoegen eindigen; het is het werk van goddelozen. 't Is al levende in de hel springen, in de eeuwige verdoemenis.

Kuyper eindigt zijn 'ernstig woord over de zelfmoord' in E. Voto^^ aldus: In de ontzettende werkelijkheid is het niet waar, dat ge door zelfmoord uit uw lijden zijt, maar is dit alleen waar, dat ge, door zelfmoord, zoveel aan u hangt, uzelf voor eeuwig stort in een nog vreselijker doodsangst en helser zielsbenauwing, tien maal banger en erger dan de bangste zielsbenauwdheid. waarin ge op aarde ooit geworsteld hebt. In het 'zoveel aan u hangt' ligt een voorbehoud, een restrictie, die heenwijst naar het rechtvaardige oordeel Gods.

Iets onbegrijpelijks

Hoe is het mogelijk, dat iemand tot zelfmoord komt? Niemand heeft toch zijn eigen vlees gehaat? Elke andere zonde, die de mens doet gaat buiten zijn eigen lichaam om. Maar door hoererij bezondigt men zich aan zijn eigen lichaam, 1 Kor. 6 : 18. Zonde tegen het eigen lichaam — zou dat niet ook gelden van drankzucht (zelfmoord op termijn) en van suicide: en 'doet zichzelf tekort'? In elke zonde zit iets van het onbegrijpelijke. Meer dan eens heeft iemand na een zogenaamde mislukte zelfmoordpoging tegen mij gezegd: k begrijp zelf niet, hoe ik er toe gekomen ben. Bij het overgrote deel van de mensen, die een poging tot zelfmoord hadden gedaan was er bij het terugkeren van het bewustzijn, ook dagen later, als men meer tot zichzelf was gekomen, blijdschap en dankbaarheid.

Soms heeft de vreselijke operatie — in een verschrikkelijke bewustzijnsvernauwing met grote haast uitgevoerd — een kathartische werking: men is kwijt geraakt wat zwaar op de ziel drukte en het gehele zieleleven verstoorde. Lang niet altijd, dat is waar, met alle kwade dreigende mogelijkheden voor de toekomst, maar het kwade wordt soms ten goede gekeerd, zodat de patiënt een inderdaad nieuw leven mag beginnen.

Wel blijkt hoe lichtvaardig vele malen de mens met het eigen leven omspringt, hoe spoedig wordt gegrepen naar een overdosis van slaapmiddelen of dergelijke. In het f> ersoonlijke gesprek komt meer dan eens zulk een nietige, onbeduidende motivatie naar voren, dat de gedachte wel moet postvatten: maar daarvoor doe je niet iets, waarvan je weet, dat het fataal kan verlopen.

Toch moeten wij wel voorzichtig zijn met de gedachte, dat dit of dat natuurüjk onzin is. Men schaamt zich na een suicidepoging, men camoufleert de werkelijkheid. Jeremia spreekt van de arglistigheid en de ondoorgrondeUjkheid van het hart (h. 17 : 9)30, en dat druist niet in tegen de moderne psychologie, die bij de zelfmoordpreventie zoekt naar de diepere oorzaak van de zelfmoord (poging). Achter de (soms weinig interessante) motivatie zit een persoonlijkheid met een bepaalde structuur en een bepaalde ontwikkeling. Bij de zelfmoord, die altijd resultaat is van een proces — te vergelijken met een zich ontwikkelende ontsteking in het lichaam — gaat het dus niet (alleen) om een bepaald begrensd fenomeen — hoe diep dit ook ingrijpt in het leven van de suicidant — maar om de symptomen van een verkeerde instelling van de gehele persoonlijkheid. En daarbij mag niet uit het oog worden verloren, dat het het psychologische onderzoek niet gelukt is het veelszins versluierde beeld van de ziel te onthullen, want het is ongenaakbaar als alle diepe levensgeheimenSi.

Wat uit statistieken blijkt

Het aantal statistieken in verband met suicide is onoverzienbaar groot: over het aantal zelfmoorden — mondiaal, regionaal, landelijk —, over de verhouding van zelfmoord en geslacht, burgerlijke staat, godsdienst, beroep (zijn er suicidegevaarlijke beroepen? ), leeftijd. Hoezeer ook in de beoordeling van de statistieken een subjectief element ligt, er zijn vele malen treffende conclusies uit af te leiden. Op het feit, dat in oorlogsjaren het suicidecijfer daalt en dat het stijgt in jaren van hoge levensstandaard en van sociale zekerheden, die vroeger onvoorstelbaar waren, wees ik reeds.

Eén van de opmerkingen, die een domper zet op alle pogingen om zelfmoord te voorkomen is het veel gehoorde: het zit in de familie. Hier zou sprake zijn van een erfelijke factor. Statistisch is bewezen, dat dit onjuist is. Hier is geen sprake van een soort noodlot, dat je niet kunt ontkomen. Heel iets anders is, dat van elke daad des mensen naar buiten iets uitgaat: voorbeeld ten goede of ten kwade. Ook de suicide heeft het gevaar in zich voor de omgeving van navolging.

De statistieken lichten ons ook in over de wijze, waarop suicide (poging) wordt gepleegd. Bij zelfmoord maakt men gebruik van harde middelen (schieten e.d.; zich ophangen; bij dit laatste zijn in 90% van de gevallen de gevolgen fataal). Bij de zelfmoordpogingen worden meer zachte middelen gebruikt (slaapmiddelen, gas e.d.). Men krijgt de indruk dat de patiënt niet alle schepen achter zich wil verbranden — bewust of onbewust. Soms wordt de dood beslist bedoeld, maar volslagen ondoelmatige middelen worden toegepast. Maar het risico, dat men neemt is groot. Men heeft er geen oog voor, dat men met vuur speelt.

Opname in inrichting

Is opname van suicide-gevaarlijke personen in een psychiatrische inrichting noodzakelijk? Kan men daar zelfmoord voorkomen? En werken wij op deze wijze niet mede aan de vergroting van de aanpassingsmogelijkheden van deze mens als hij weer verder moet? Is het geen belemmering van de ontplooiing van zijn verdere leven? Ik citeer nu een deskundige, wiens woorden statistisch bevestigd zijn: Wanneer de neiging tot zelfmoord voorkomt binnen het kader van een acute psychische stoornis is internering onvermijdelijk. Alleen dan is de noodzakelijke bewaking mogelijk, al vindt zelfs in een psychiatrische inrichting de patiënt die suicide wil plegen daartoe een mogelijkheid. Maar profylaxe van zelfmoord is niet onmogelijk32.

Au sérieux nemen

De zelfmoord kan een demonstratie zijn: dan zullen ze eens zien, hoe moeilijk ik het had. Het dreigen met zelfmoord kan een chantagepoging zijn

om iets te bereiken en zijn zin in een zaak door te zetten. Er kan van hysterie sprake zijn en dan spreekt men gemakkelijk van aanstellerij. Maar zeg dat niet te spoedig, al is er waarheid in het gezegde: il n'ya qu'un pas entre Ie sublime et Ie ridicule. En doe nooit mee aan oppervlakkige gezegden als: wie het zeggen doen het niet. Of: als zij het willen voorkom je het toch niet. Dat is er naast. Als iemand in grote moeilijkheden verkeert, zo dat de angst en vrees in heel zijn doen en laten naar buiten treedt en als hij dan ook nog zegt: ik denk wel eens, als iemand het zo moeilijk heeft als ik, dan kun je beter dood zijn; of: voor mij hoeft het niet meer, minimaliseer dat dan niet. Probeer niet te denken: die heeft wel meer zulke neerslachtige buien; het zal wel overgaan. Wij mogen dat risico niet nemen.

Van bijzondere betekenis is, te letten op ingrijpende veranderingen in het gedragspatroon. Als met de familie (later, soms te laat) daarover wordt gesproken, dan komt soms het antwoord: Ja, zij was de laatste tijd zo heel anders, zij was soms zo 'vreemd', hij was zichzelf niet. Wij moeten trachten achter de woorden te kijken. Het overgrote deel van de suicidanten heeft zich expressis verbis over de plannen tot zelfmoord uitgelaten. Pöldinger noemt zelfs een percentage van 7833'.

Zulk een ernstig alarmsignaal mag niet worden veronachtzaamd. Het is in bepaalde gevallen nodig, dat de zielzorger of een goede vertrouwde er zelf over begint: denk je wel eens: Ik kon beter dood zijn? Een open, eerlijk gesprek, waartoe de patiënt niet wordt gedreven, dat ook geen geforceerd karakter mag hebben ten aanzien van de inhoud. Wat denk je eigenlijk van je toekomst? En denk je wel eens over de dood, over je eigen levenseinde. Maar zal dat niet averechts werken? Zal de betrokkene niet denken: zie je, die spreekt er ook al over. Het is een kwaad symptoom, als het gesprek zou overkomen als een suggestie, die de weg naar de zelfvernietiging wijst.

Dat komt wel voor. Er zijn oppervlakkige lieden, die heel gemakkelijk tegen een ander zeggen: als ik in jouw schoenen stond, dan wist ik het wel. Hiermee wordt niemand geholpen. Integendeel. Het is onbarmhartig te menen en te doen alsof de oplossing van de problemen zo eenvoudig is. Onderschat de angst van de suicidant niet. 'Hij ziet spoken'; ja, maar hij ziet ze'. De problemen van die ander, ja, dat weten wij wel, hoe die moeten worden opgelost. Ik zou, als ik jou was enz. Alsof een mens zonder bijzondere moeiten in dagen van betrekkelijke voorspoed en gezondheid bezien kan, hoe hij in noodsituaties zichzelf zal kunnen helpen! Men kan vandaag stoer doen tegen nood en dood, omdat men die verre waant. Nu praat men over een milde dood. Weet die man echt, hoe hij reageren zal, als de dokter de kamer zal binnenkomen met het bericht over de inoperabele tumor? Wat overschat ieder op zijn tijd eigen kracht. Er is heel wat meer nodig om

iemand van de rand van de afgrond weg te leiden, om een mens van de dood te redden. Dat is geen kleinigheid!

In de publiciteitsmedia, niet te vergeten ook de moderne romanliteratuur, is zelfmoord dè oplossing voor de problemen, die het leven ondragelijk maken. Waarom zal ik verder leven, als het een hel is geworden. Het is toch mijn eigen leven. De mens heeft recht om te leven en te sterven, als hij wil. Dat is de oplossing van het doorhakken van de knoop. Maar die mens moet uit de knoop worden gehaald, met onuitsprekelijk geduld. Ja, maar als ik er een einde aan wil maken, wie zal mij dat dan beletten? Dat zou betekenen, dat reanimatie bij een zelfmoordpoging niet zou moeten worden toegepast; want zelfmoord is niet anders dan euthanasie? Gelukkig horen wij van zulk een vreemde consequentie niet. Bovendien blijkt meer dan eens, dat men op de weg naar het einde halverwege terug wil, maar de levenswagen is op de weg naar de afgrond dan — menigmaal? — niet meer af te remmen. Ik noem één voorbeeld uit de literatuur; Speyer publiceerde een brief van een man, die 35 tabletten veronal innjim (in 1929) en daarna een brief schreef, een soort verslag van wat hij doormaakte van ogenblik tot ogenblik totdat de woorden onsamenhangend werden, onleesbaar, en tenslotte staan er alleen maar lijntjes. Maar vlak voor de streepjes staat ergens: 'ik wil hulp' en ook het woord dokter schijnt er te staan. — Helaas te laat34.

Een onmisbaar houvast

Het is voor mij onbetwistbaar, dat echte vroomheid en vreze des Heren van uitnemende betekenis is voor de geestelijke gezondheid van de mens, zoals een voortgaande verontreiniging van het geestelijke leefklimaat een ernstige bedreiging betekent^s. Er zijn vele losgeslagen schepen aan wind en golven ten prooi. Mensen, die geen schild hebben! Ik ben er ook van overtuigd dat er nog meer zelfmoorden zouden worden gepleegd, als men wist wat het lot van de mens na zijn dood was. Betekent de dood inderdaad het absolute einde? Inderdaad een droomloze slaap'. Daar is men echt niet zo zeker van, als men zegt.

In de vreze des Heren ligt een machtig stuk suicide-profylaxe. De Schrift spreekt van roeping (om te leven, voor Hem te leven) èn belofte (Ik zal u niet begeven en verlaten), van onze plichten èn van de genade hierin getrouw te mogen zijn, van God, die de bewarende hand over Zijn kerk uitbreidt èn die haar wapent met het schild des geloofs om de brandpijlen van de boze uit te blussen, Ef. 6 : 1636.

Vreemde opvattingen

Hier mogen evenwel geen onjuiste conclusies worden getrokken. Ook het stuk van de volharding der heiligen kan verdraaid worden tot eigen verderf, zoals ook met andere stukken — soms onder het mom van vroomheid — geschiedt. Het klinkt wel vroom, maar het is de vraag of de gemaakte toepassing waar is als men zegt: de Hare zal er Zijn volk voor bewaren dat één van hen aan de strop terecht komt. In sommige kringen geldt het als een diep stuk geestelijk leven als men weet te verhalen, hoe op het laatste ogenblik God ingreep als de duivel tot wanhoop zocht te brengen om deze mens de dood in te jagen. Zulke verschrikkelijke dingen worden dan een soort norm voor doorleefde geestelijke kennis van ellende: 'Wat moet de mens er diep door'. En als iemand suicide-gevaarlijk is, dan wordt niet doorleefd, dat de duivel zich veranderen kan — en dat ook doet — in de gedaante van een engel des lichts. En zelfs komt het voor dat men na een eerste poging tot zelfmoord de handen oplegt - — het komt wel terecht — om later hardop te oordelen en te veroordelen, zonder erbarming met het slachtoffer, zonder deernis met de nabestaanden en zonder schuldbelijdenis voor God en mensen. De harde toon van veroordeling moet de stem van binnen tot zwijgen brengen, die aanklaagt: wat heb jij gedaan om dat te voorkomen? Ja, ik heb mij vrijgemaakt .... En gelooft u dan werkelijk, dat u zich vrijgemaakt hebt als u te voren en daarna het oordeel Gods scherp hebt aangezegd? Dacht u dat u er zo gemakkelijk van afkomt? Want gij zijt Abels hoeder! De mens, zelf zondaar, moet de andere zondaar bewaren. Wie zelf bewaring nodig heeft, moet mee bewaren.

Maar, zegt men, ik kan mij niet voorstellen dat de Here dat van Zijn volk zal toestaan. Ik moet denken aan wat Calvijn zegt over de natuurlijke mens, 'die niet toestaat, dat God iets doet, dat boven het brein van de mens uitgaat'. Dat kan de Here niet toelaten! Waarom is David niet tegengehouden op de weg van zijn hemeltergende en mensonterende zonde, die bloedschuld op hem legde en waardoor de Naam des Heren gesmaad werd? Wat gaan wij gemakkelijk op de rechterstoel Gods zitten, al weten wij best, dat het niet kan en niet mag.

Soms komt men op dit terrein in aanraking met geestelijk leven dat een ziekelijk bizar, anthropocentrisch karakter heeft. Herinnerd kan worden aan wat Tolsma schreef in zijn dissertatie over de inductiepsychose, en wel — met naam en toenaam — over de verschrikkelijke gebeurtenissen in Meerkerk in 1944^''^. Vreemde, extatische taferelen voltrekken zich. Een jongeman gaat de dijk op om het oordeel aan te zeggen — nogal willekeurig. En als het later tot een catastrofe komt, waarbij een jongeman gedood wordt en letterlijk in stukken gehakt, dan zal de man die tevoren nooit had gewaarschuwd, integendeel, eerst nu gaan spreken over duivelswerk en zeggen: 'als zij in het vrije werk Gods gelegen hadden, dan was het niet

gebeurd'. Deze vreemde en extatische kring is door de overheid uit elkaar gehaald, opdat een gevaarlijke infectie, want daarmee hebben waj in dit geval te doen, geen gelegenheid zou krijgen om als een epidemie om zich heen te grijpen.

Motieven

Het aantal motieven, dat achter zelfmoord ligt is zo geschakeerd als het leven veelvormig is. Het motief is een directe aanleiding tot de daad, de druppel, die de emmer deed overlopen: problemen van liefde en huwelijk ('niet te verwerken ellende van een vastgelopen huwelijk'); men ziet geen uitweg meer in financiële moeilijkheden, allerlei zelfaanklachten: Ik sta overal buiten, ik kan niemand meer onder de ogen komen.

Zelden is het één motief; soms worden motieven te berde gebracht, die overduidelijk op een pathologische achtergrond wijzen: armoedewaan, slechtheidswaan.

Men is met zichzelf zo in de knoop geraakt, dat men niets meer in de juiste verhouding ziet. Alles wordt door een donkere bril gezien. De persoon in kwestie kan conflicten met anderen niet meer verwerken; hij kan zich niet aanpassen aan veranderde omstandigheden, zijn incasseringsvermogen is tot beneden alle peil gedaald. Niemand begrijpt mij. Mijn leven is mislukt, volkomen waardeloos. Het zelfrespect is weg.

Meer dan een sociaal probleem

Durkheim legde bij het zoeken naar de achtergronden van de suicide sterk de nadruk op de sociale problemen. Hij stelt, dat de mens wordt bedreigd door zelfmoord, hoe meer hij is losgeraakt van het collectieve. Soms is er ook de innerlijke vervreemding van het collectieve, waarin het oude is voorbijgegaan en het nieuwe ideaal de mens niets zegt.

Het is wel eenzijdig als men de klemtoon legt op het sociale (Kruijt gaat in vele dingen met Durkheim mee) maar het is niet te ontkennen, dat zelfmoord soms het conflict tussen gemeenschap en enkeling openbaart: 'ze laten je alleen staan'. 'Zal iemand zich van het leven beroven, die liefde ontvangt? ' De oorzaak zit veel dieper dan een zware tegenslag die niet kan worden verwerkt. Er zit ergens iets in de persoonlijkheidsstructuur waardoor dat niet kan; innerlijk is men verzwakt, zoals een zieke lichamelijk, zo hij geestelijk. Er is daarbij zonder twijfel zoiets als een praedispositie voor suïcidaal gedrag.

Praesuicidaal syndroom^'^

Deze praedispositie is door Ringel e.a. gekenschetst als een praesuicidaal syndroom, met drie momenten:

— Bij de patiënt is een toenemende Einengung, beperking, insluiting; het leven wordt hoe langer hoe kleiner, kent geen expansieve kracht meer, de patiënt gaat gebukt onder minderwaardigheidsgevoelens, angst (bijvoorbeeld voor verantwoordelijkheid), geprikkeldheid, apathie, alles stagneert; de gedachten draaien voortdurend in hetzelfde kringetje rond.

— De geremde agressie tegen de omgeving richt zich als agressie tegen de eigen persoon.

— Er is een vlucht in een fantasiewereld, vooral komen vele fantasieën voor over dood en zelfdoding.

Zelfmoord en geestesziekte

Het aantal gevallen van zelfmoord als uitvloeisel van geestesziekte wordt geschat op 20% (Laubenthal) of op één derde (Stengel). PlokkerS'S schrijft in een artikel over demonopathische psychosen over een vrouw, die na een suicidepoging werd opgenomen. Zij is angstig en gespannen. Sombere gedachten vervullen haar, zonder dat daarvoor aanwijsbare oorzaken waren. Zij is niet bereid om te sterven. Zij leeft bij een idee fixe, dat zij van de duivel is bezeten. Het kan in de hel niet erger zijn dan hier. Het is beter dat je van de aarde verdwijnt, je bent een hellehond. De diagnose was niet zo moeilijk. Hier was een duidelijk geval van endogene melancholie.

Hier moest geen duivel worden uitgebannen. De duivel is uit het hart van deze patiënte niet verdwenen door een deskundige behandeling in een kliniek. De duivel wijkt alleen voor Hem, die de duivel overwonnen heeft.

De depressieve patiënt

In het bijzonder depressieve patiënten zijn suicide-gevaarlijk, zelfs in de periode van diepe depressie, als de patiënt nergens aan toe komt. Hij is geremd in alles, staart lusteloos voor zich uit; het huiswerk blijft liggen. Niets in zijn leven heeft meer waarde. Er is maar één ding, waarvan men vervuld is, het vastgelopen leven. Het leven is een kwelling; men lijdt — het is inderdaad een lijden — aan taedium vitae. Er is maar één vluchtweg open: hiervandaan. Men is angstig, ingeklemd, kan niet vooruit noch terug. Men zit muurvast; het leven is volkomen op een dood punt gekomen.

Er zijn fasen, waarin de natuurlijke drang tot zelfbehoud schijnt te winnen. En toch komt — volkomen ambivalent — telkens weer de gedachte boven: ik kan beter dood zijn. Destructieve en constructieve krachten botsen met elkaar. Ben je dan niet bang voor de dood? Men denkt aan geen dood, kan er niet inkomen. Bent u nooit door de dokter gewaarschuwd',

vroeg ik aan de naastbestaande van de moeder, die zes weken na de dood van haar man suicide had gepleegd. Zij schudde haar hoofd. Het ging de laatste dagen ook zo goed. Daarom vond men opname in een inrichting niet (meer) nodig.

Een noodlottige vergissing. Wat weet men soms zijn ware bedoelingen te verbergen. Men dissimuleert: het gaat goed .... Dat kan omdat de patiënt dan innerlijk van alles afscheid heeft genomen, de strijd is voorbij, het besluit is gevallen, men wacht alleen op een goede gelegenheid. De stilte is hier een stilte voor de alles vernietigende storm. Alleen een scherpe opmerker, soms de huisgenoot, merkt iets vreemds en onnatuurlijks in de rust, die ingetreden is; aan kleinigheden wordt soms gezien, dat het einde zorgvuldig en weloverwogen wordt en is voorbereid. Stengel —• en hij weet waarover hij schrijft — zegt ergens: er is geen medicus, die nooit het gevaar van zelfmoord bij een depressieve patiënt verkeerd heeft beoordeeld.

De roep om hulp

Wie kan in zulke crises verantwoord helpen? In de eerste plaats is het van grote betekenis, zo vroeg mogelijk in te grijpen. Zoals voor het lichamelijke lijden altijd weer de nadruk wordt gelegd op de betekenis van een vroege diagnose, zo geldt het ook van het psychische. Gödan trekt een parallel tussen kanker in het lichaam en geestelijke kanker, waar de cellen een eigen leven gaan leiden tot verwoesting en afbraak en dood. Een door suicide bedreigd mens heeft het stuur van zijn levenswagen niet meer vast in handen; hij kan zichzelf niet meer in de hand houden. Dan is deskundige hulp een eerste vereiste en daarnaast zielzorg en leiding met liefdevol geduld en echte levenswijsheid. En de tijd kan wel komen, dat alleen de priesterlijke dienst overblijft. De bedreigde mens wil leven, maar hij ziet de zin ervan niet. Een mens, die door de dood wordt bedreigd moet worden geholpen om met zijn eigen leven klaar te komen. Daar staat hij voor. Daarvoor is hij ook verantwoordelijk.

Een stem uit het begin van de 18e eeuw

De kerk heeft de zelfmoord de eeuwen door soms benauwend scherp veroordeeld. Maar men had wel oog voor geestesziekte, die hier soms achter zat, waar de arts aan te pas moet komen. Ik citeer d'Outrein, die er op wijst, dat de zelfmoord ook ontstaan kan 'uit melancholie of droefgeestigheid, of uit een wroegende consciëntie en een nare en verkeerde opvatting van Gods rechtvaardigheid'. Wat moet men zodanige mensen raden, die uit droefgeestigheid of wegens de wroeging der consciëntie of aanporringen van Satan tot deze zonde tegen hun wil in verzocht worden? Hij noemt vijf punten: Met een verstandig medicijnmeester raad te plegen hoe op de bedorven bloedsgestalte te werken, daar zulke gedachten wel dikwijls geheel of ten dele hun oorsprong uit hebben. Niet veel alleen zijn, in het bij-

zonder dan niet als ze met zulke gedachten bestreden worden. Zich niet ledig te houden noch te ontslaan van het waarnemen van hun beroep, maar daar in werkzaam te zijn om daardoor de kwade gedachten te diverteren en Satan geen plaats te geven. Hun verzoekingen niet bij zich smoren, maar die te ontdekken aan een getrouw of een ander godvrezend mens, die in de wegen Gods ervaren is. Zij moeten hun toevlucht door gebeden tot God in Christus nemen en veel starogen op de grootheid van Gods genade en barmhartigheid en de algenoegzaamheid van Christus' verdienste40.

Hoe meer iets verstaan wordt van de gecompliceerdheid van het onderhavige vraagstuk, hoe meer krijgen wij oog voor het mysterie van de menselijke persoonlijkheid en — ten aanzien van de zelfmoord — hoe voorzichtiger worden wij met ons (eind)-oordeel.

Verantwoordelijkheid grondtrek van het leven

Ik ga niet in op de zelfmoord-op-termijn van verslaafden e.d. Maar wel kan de vraag gesteld: staat een mens altijd voor eigen daden?

Op de verantwoordelijkheid van de mens voor ajn daden wordt in de Schrift een sterke klemtoon gelegd. Wij moeten allen geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad, 2 Kor. 5 : 10. 'Het antwoord op het Goddelijke woord, de mogelijkheid en noodzakelijkheid van dit antwoord als zin van het leven, dat is de echte verantwoordelijkheid en tegelijk de echte humaniteit' (Brunner).

De persoonlijke verantwoordelijkheid wordt in onze tijd stelselmatig uitgehold, in de grond der zaak omdat geen transcendente bindingen worden erkend. Maar ook de verantwoordelijkheid kent zijn grenzen. In hoeverre is de zelfmoordenaar verantwoordelijk voor eigen daden? Als, om in de buurt van ons onderwerp te blijven, iemand in een schemertoestand een wandaad begaat— enigszins te vergelijken met een slaapwandelaar — dan zal geen aardse rechter hem veroordelen. Wij doen niets af van het oordeel, dat de Schrift geeft over de zelfmoord als daad en geven de zelfmoordenaar in de handen van Hem, die rechtvaardig oordelen zal.

In Gods handen vallen

Gelukkig toch, dat wij geen schuldig of onschuldig over een mens behoeven uit te spreken. Er zijn mensen geweest — ik denk aan de dagen van de demonie van het Derde Rijk — die door bedreiging en vernedering, door vereenzaming tot totale vertwijfeling aan het leven werden gevoerd, langzaam maar zeker werd het net om hen dichter getrokken — soms werd het touw in de cel aangereikt, soms de geladen pistool op een tafeltje klaar-

gelegd, soms het uur van het transport naar het dodenkamp aangekondigd. Aan wie dan de schuld als deze mens omdat hij geen uitweg ziet niet wacht op de laatste duw de afgrond in, maar als hijzelf de dood in de armen springt?

Van zulk een vertwijfelde worsteling geven Die Tagehücher van Jochen Klepper een diepe indruk* i. Het is een beklemmend boek. Klepper was met een Joodse vrouw getrouwd; al spoedig na 1933 werd hij maatschappelijk uitgestoten. In '41 schrijft hij, dat hij het gevoel heeft 'einem Abgrund entgegenzuleben'. Hij schrijft over suicide als een schrede 'an dam sich vor Gott nichts entlasten laszt an Schuld'. Daarin ligt de verschrikkelijke breuk van ons leven, dat wij met een met schuld beladen dood tot God willen, terwijl de Here beloofd heeft tot ons te komen. Maar hij klemde zich vast aan de woorden van David, 2 Sam. 24 ; 14, dat hij liever in de handen des Heren wilde vallen dan in de handen der mensen. De laatste zin van het dagboek, in 1956 uitgegeven, luidt: Boven ons staat in deze laatste uren het beeld van de zegenende Christus, die om ons worstelt. 'In dessen Anblick endet sich unser Leben'. Aangrijpend. En toch .... De dag zal het verklaren.

Als Bonhoeffer in de gevangenis zit kent hij de aanvechtingen van de zelfmoord: zelfmoord, niet uit schuldbewustzijn, maar omdat ik in de grond reeds dood ben, slotstreep, facit. Meer dan eens schrijft hij later, dat hij voor alle zware aanvechtingen is bewaard, een zeldzame genade'*^. In zijn Et hik schrijft Bonhoeffer: de vertwijfelde wordt niet gered door een wet, die een appèl doet op des mensen eigen kracht; zo wordt hij alleen maar nog hopelozer in de vertwijfeling gedreven Wie niet meer leven kan, wordt ook niet verder geholpen door het bevel dat hij leven moet, maar wordt alleen geholpen door een nieuwe geest.

Ik besluit met een aantekening van Calvijn bij Mare. 9:29: aar Satan eenmaal diepe wortels heeft geslagen en door langdurig bezit machtig is geworden of waar hij met teugelloze willekeur heerst, daar is het moeilijk en zwaar, de overwinning te behalen en daarom moet met alle krachten worden gestreden. Dit geslacht kan nergens anders door uitgaan dan door bidden en vasten: et gaat om meer dan een gewoon geloof.


1 N. Speyer, Het zelfmoordvraagstuk, Arnhem 1969, blz. 25; Zelfdoding en poging tot zelfdoding bij jongeren, Tijdschrift voor Geneeskunde (1978) 1057 •».

2 E. Stengel, Zelfmoord en poging tot zelfmoord, Hilversum 1967.

3 R. W. Diekstra and K. J. M. v. d. Loo, Proceedings of the Symposion on prevention of suicide, Nijmegen, 1971, The cost of the crisis, 1.

* Mevr. A. C. de Graaf, Een cijfermatige benadering van het zelfmoordverschijnsel in Nederland, Medisch Contact (1977) [32], 1131, 1132.

5 K. Thomas, Handbuch der Selbstmordverhütung, Stuttgart 1964, S. 47.

6 Stengel, a.w., blz. 48 v.

7 C. H. Zwingmann, Selbstvemichtung, Frankfurt 1965, S. XVII.

8 C. S. Kruijt, Zelfmoord, Assen 1960, blz. 235, 243, 241.

9 C. W. du Boeuff en P. S. Kuiper, Psychotherapie en zielzorg, Utrecht 1950, blz. 162.

10 Tijdschrift voor Geneeskunde (WIS) 1243; recensie van G. Th. Rothuizen, Afspraak met de dood, Kampen 1972; R. C. Kwant, Gedwongen opname bij suicidepoging? Medisch Contact (1977), blz. 1162 v.: Het is m.i. onverantwoord te stellen, dat men bij suicidepoging altijd en per se zou mogen en moeten overgaan tot hulpverlening in de vorm van gedwongen opname. Suicide kan immers zedelijk en redelijk verantwoord zijn. Is dit het geval, dan zijn maatregelen uit den boze. Men dient dan iemands beslissing te respecteren, maar men mag ook niet kiezen voor het andere uiterste en zeggen, dat bij suicidepogingen gedwongen behandeling en opname altijd misplaatst zijn. Soms zijn zij hard nodig. — De schrijver wijst een 'volstrekte levensplicht' af: Waarom zou iemand de moed moeten opbrengen om een door hem negatief getaxeerd leven voort te zetten?

11 G. A. Lindeboom, Euthanasie in historisch perspectief, Rodopi 1978; Euthanasie, pastorale handleiding, Boekencentrura, 1978.

12 N. Speyer, Het zelfmoordvraagstuk blz. 44. Speyer gaat hier in op het oudtestamentische materiaal en komt tot de conclusie, dat zelfmoord in het Oude Testament niet wordt goedgekeurd, maar schrijft, dat betekent iets anders dan een verbod van zelfmoord.

13 G. von Rad, Theologie des Alten Testaments I, München 1958, S. 411; G. Fohrer, Das Buch Hiob, Kommentar zum Alten Testament, Gütersloh 1963, S. 170: Job wil door de hand Gods sterven; der Wunsch ist geradezu die höchste Bewahrung des Gottesglaubens Hiobs.

14 J. Calvijn, Condones, Job III.

1» J. de Groot, 1 Samuel, Groningen 1943, blz. 29.

16 G. von Rad, Predigten, München 1972: Nacht is het laatste woord van onze tekst (1 Sam. 28). God heeft hem laten vallen en nu stort hij in een genadeloze duisternis, S. 31; persoonlijk dacht ik aan onze uitdrukking: Zo gingen zij de nacht in, een vertaling die m.i. mogelijk en geoorloofd is.

w H. Asmussen, Das Erste Samuelisbuch, München, 1938, S. 173.

IS In het algemeen wordt vertaald met; vanwege. Toch heb ik geen bezwaar om mij te houden aan in, zoals ook de LXX doet.

IB W. Vischer, Das Christuszeugnis des Alten Testaments II, Zurich 1942, , S. 271. Vischer spreekt van Achitofel als de Judas van het Oude Testament. Hij wijst op het ingrijpen Gods om Achitofels raad te vernietigen.

20 A. Reiner, Ich sehe keinen Ausiueg mehr, München 1974, S. 83.

21 R. Schnakenburg, Das Johannes Evangelium 3. Teil, S. 207: ein aüszerst barter Ausdruck der die Verdaramung, den Heilsausschlusz andeutet.

22 Terecbt wijst Lindijer, Handelingen der Apostelen I, Nijkerk 1975, blz. 47 erop, dat bier van enige terughoudendheid van de apostelen ten aanzien van Judas' lot na de dood geen sprake is (anders dan Bruce e.a.).

H. Conzelmann, Die Apostelgeschichte, Tubingen 1963. — 'Judas is gegaan naar de plaats waar hij echt behoort, nl. de bel (zo in Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament s.v. topos).

23 S. Kierkegaard, Keur uit de werken, Haarlem 1905: Ziekte tot de dood, blz. 177 vv.

2* J. W. Goethe, Faust I - 224f.

25 A. F. N. Lekkerkerker, De brief aan de Romeinen II, Nijkerk, 1965 a.l.; S. Greydanus. De brief van de apostel Paulus aan de gemeente van Rome II, Amsterdam, 1933 a.l.

28 J. A. Bengel, Gnomon Novi Testamenti, Berolino 1860, a.l.: Eadem ars moriendi, quae vivendi; de stervenskunst is dezelfde als de levenskunst.

27 A. Augustinus, De civitate Dei I, p. 20, 22, 24-26.

2S W. è Brakel, Redelijke Godtsdienst, Rotterdam 1720 (8e druk) II, blz. 159 v.

29 A. Kuyper, E Voto Dordraceno, 3de dr., Kampen z.j., dl. 4, blz. 113.

30 Jer. 17 : 9 wordt door Rudolph (Handbuch zum Alten Testament, Jeremia, 3te Aufl., Tubingen 1968 vertaald met 'verschlagen ist das Herz'. Niets is zo oneffen als het hart, ongeneeslijk. Van Selms in Prediging van het Oude Testament, Jeremia I: et hart is te diep, ondoorgrondelijk voor enig mens.

3X C. G. Jung, Das gegenwdrtige Grundproblem der gegenwartigen Psychologie, Bnd 8 Gesammelte Werke, Zurich 1967, S. 406.

32 H. C. Rümke, Psychiatrie I, blz. 347.

33 W. Pöldinger, Die Abschdtzung der Suicidalitat, Bern 1968, S. 20.

34 N. Speyer, Het zelfmoordvraagstuk, blz. 206.

35 A. Reiner, I.e., S. 87.

36 A. van Roon, Brief aan de Efeziërs, Nijkerk 1976, a.l. in alles, onder alle omstandigheden, voortdurend.

37 D. Tolsma, Inductiepsychose, diss.

38 N. Speyer, Zelfdoding en poging tot zelfdoding bij jongeren. Tijdschrift voor Geneeskunde (1978), blz. 1057 v.

L. A. J. M. van Eek, Zelfmoord, belangrijkste medische aspecten, Medisch Contact (1977), blz. 1089: Suicidaliteit komt vooral voor bij depressieve patiënten met hun sombere vaak schuldbeladen stemming. Hij wijst ook op het depressieve karakter met een extra gevoeligheid voor verlating; zij reageren snel daarop met depressies en suicidaliteit.

39 J. H. Plokker, Demonopathische psychosen, Tijdschrift voor Geneeskunde (1967), blz. 857 V. Hij vermeldt hier ook de slotconclusie van een door Henri IV gelast medisch onderzoek in verband met het proces tegen Marthe Brossier: nihil a daemone, multa ficta, a morboso pauca (1559).

*o J. d'Outrein Gouden kleinood van de lere der Waarheid, 8 dr., Amsterdam 1924, bl2. 645.

41' J. Klepper, Unter den Schatten Deiner Flügel, Stuttgart, 1966. G. von Rad, Die Tagebücher Jochen Kleppers in: Gottes Wirken in Israel, Neukirchen 1974, S 314; R. Thalmann, Jochen Klepper, München 1977, S S81.

*2 E. Betge, Dietrich Bonhoeffer, München 1970, S 954.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1978

Theologia Reformata | 88 Pagina's

OVERWEGINGEN RONDOM SUICIDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1978

Theologia Reformata | 88 Pagina's