Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een waarschuwingsbord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een waarschuwingsbord

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

G. Hette Abma

'Wees niet al te rechtvaardig en houd uzelf niet cd te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen? Wees niet al te goddeloos en wees niet al te dwaas; waarom zoudt ge sterven buiten uw tijd? ' (Prediker 7 : 16, 17)

Een bespiegelende Romeinse dichter Horatius schreef steeds in zijn van levenswijsheid getuigende werken over de aurea mediocritas, dat wil in ronde Hollandse woorden gesproken zeggen: de gulden middenweg. Op die manier wilde hij zijn lezers manen tot het vermijden van extremen. Een soortgelijk geluid hebben velen gemeend terug te kunnen vinden in het boek Prediker. Door er enerzijds voor te waarschuwen niet al te rechtvaardig te zijn en anderzijds ook weer niet al te goddeloos te wezen wijst Qohelet ons de gulden middenweg. Het lijkt in onze verwarde tijd een goede zaak, dat de bijbelschrijver deze richting aangeeft juist voor de naar ultra-rechts of extreem-links wegzwervende christenen. Ieder kent wel het slag mensen, dat door een bekrompen vroomheid belemmerd wordt om nuchter in het dagelijks leven te staan. Niet alleen wordt ieder gezond streven naar het bekleden van een eervolle positie veracht, en elke verantwoorde vorm van het genieten van de scheppingsgaven verworpen, maar ook wordt de goddelijke roeping in het gewone, aardse leven verzaakt. Terwijl we afkeurend het hoofd schudden, zeggen we tegen zulke personen: wees niet overvroom en gedraag u niet al te wijs. Wel zijn we zo verstandig om tegelijk te kennen te geven, dat ons in het Woord van God geen vrijbrief wordt gegeven voor een leven in allerlei lichtzinnigheid en ongerechtigheid. Men mag niet al te goddeloos en dwaas zijn.

In die zin worden de woorden van de wijze Prediker dikwijls geciteerd. Een mens moet zich niet willen scharen bij de puriteinen of bij de libertijnen. Men dient altijd maar de tussenweg te bewandelen. In de huis-, tuin-en keukentaal uitgedrukt: niet zo loodzwaar en niet zo licht als hop. Moeder leerde ons vroeger reeds, dat alles waar 'te' voor staat niet goed is, behalve tevredenheid waar dan helaas weer zoveel gebrek aan is. Ze wist in al haar eenvoud niet, dat op de tempel van Delphi geschreven stond: meden agan, niets al te zeer.

Nimmer had ze gelezen in de geschriften van Horatius om te weten, hoe deze dichter pleitte voor het bewaren van het gulden midden. Misschien realiseerde ze zich ook niet op dat moment, dat ze zich naar het schijnt op de Prediker had kunnen beroepen. Ook al zou ik niet willen betwisten, dat er met recht gewezen kan worden op de deugd, die altijd in het midden gezocht moet worden.

En al is het echt niet mijn oogmerk om te ontkennen, dat een waarschuwing tegen extremen van grote wijsheid kan getuigen, toch moet ik met nadruk zeggen, dat dit niet in de uitspraak van de Prediker wordt bedoeld. Misschien ontneem ik u zo een illusie en bederf ik uw vreugde over het feit, dat een dergelijk woord dan toch ook in de bijbel staat. Laten we deze tekst nog eens rustig lezen om ons ervan te overtuigen, dat we die woorden zó niet mogen misbruiken. Wees niet al te rechtvaardig! Zou het nu echt mogelijk zijn, dat iemand het te nauw neemt in de dienst van de HERE? Wees niet al te goddeloos! Zou God aan ons een klein beetje permissie geven om naar het pijpen van de duivel te dansen? Dergelijke vragen stellen is ze gelijk beantwoorden. Natuurlijk niet! Nimmer zijn we te rechtvaardig in Zijn ogen. Door de geringste overtreding maken we ons al te goddeloos voor Zijn aangezicht. Meteen is het bewijs voor het foutieve begrip van de bedoeling van de Prediker op duidelijke wijze geleverd. Het mag ieder tot voorzichtigheid manen om maar niet te snel een bijbeltekst te gebruiken voor een wellicht goedbedoelde oproep tot een beetje verdraagzaamheid ten aanzien van de zonde om zo de ongelovige buitenstaanders vooral niet voor het hoofd te stoten. Telkens blijkt opnieuw hoe noodzakelijk het is om de woorden in het verband te lezen. Wie dat - misschien in een weg van schade en schande - leerde, heeft veel gewonnen.

Het gaat de Prediker in de context van de tekst om het bestuur van God in het grote wereldgebeuren en om Zijn leiding in het kleine, persoonlijke leven. Ieder rechtlijnig denken over de Godsregering brengt ons in de grootste verwarring. Wie kan wat het werk van de HERE aangaat recht maken, wat Hij krom gemaakt heeft (vers 13)? We worden opgeroepen om aan de ene kant het goed te genieten op de dag van de voorspoed en om aan de andere kant ook de kwade dag als uit Zijn hand te aanvaarden. Het is goed om ons te realiseren, dat niemand in de toekomst vermag te kijken (vers 14). Op grond van zijn levenservaring kan de Prediker ons wel zeggen, dat rechtvaardigen ondanks hun gerechtigheid omkomen en goddelozen ondanks hun zondige praktijken een lang leven beschoren is. Zo gaat het niet altijd, maar wel vaak. Dit is een uitermate schokkende ervaring, omdat het zo strijdig is met het fundamentele besef van een rechtvaardige vergelding. We verzekeren het elkaar zo dikwijls, dat wie goed doet, goed ontmoet en dat het kwaad zichzelf straft. De werkelijkheid is echter zo totaal anders. Een rechtvaardige gaat te gronde ondanks zijn eerlijkheid en trouw, terwijl een schurk ondanks zijn doortrapte boosheid een rustig leven leidt. Een godvrezende vrouw sterft aan de gevreesde ziekte en laat vijf kinderen achter. Een kampbeul, die miljoenen

onschuldige mensen naar de gaskamers voerde, wil maar niet doodgaan. Wie zou gezien soortgelijke ervaringen niet met de Prediker het hele leven stempelen als dagen der ijdelheid?

Hoe is al het nameloze leed in de wereld te rijmen met de leiding van God in het leven? De waanwijze catechisant wil het bittere raadsel verklaren, door er op te wijzen dat de duivel nog steeds zijn gruwelijke daden stelt en wel onder de toelating Gods. In hopeloze woede roept de zwaar geteisterde mens dan protesterend uit: maar waarom laat God in vredesnaam al dat onheil toe? Als God dan een God van liefde is, waarom creperen dan zoveel mensen van de honger? Wanneer God dan rechtvaardig is, waarom lijden dan al die onschuldige vrouwen en kinderen onder het geweld van de oorlog of waarom zijn er dan die ettelijke slachtoffers van schreeuwend onrecht in een verziekte maatschappij? Wat is God toch hard en wreed! Het is gewoon een sadist! Op al dergelijke vragen en conclusies wil de Prediker eigenlijk reageren, als hij schrijft: wees niet al te rechtvaardig en wees niet al te goddeloos.

Het is evenwel dienstig om te beseffen, dat de schrijver geen verstandelijke overwegingen betreffende het probleem der theodicee ten beste wü geven. Hij is volledig ontzet door zijn ondervinding, dat hij als godvrezende diverse tegenslagen heeft moeten incasseren en daarbij moest aanzien hoe goddeloos gespuis het voor de wind ging. Theoretische beschouwingen over het lijden zijn erg goedkoop. Even gemakkelijk als stichtelijk kan in iedere voorkomende situatie van ellende worden gezegd: een mens heeft nergens recht op. God heeft dit gewild. Het zal wel ergens goed voor zijn. Zulke schijn-vrome prietpraat kan men net zolang debiteren, totdat het er echt op aan komt. Wanneer het leed jezelf treft, doe je verstomd het zwijgen ertoe. Of als je van je hart geen moordkuil wilt maken, geef je te kennen dat je hetzelf heel anders en veel beter dan God gedaan had. Je kunt je goed vinden in een uitspraak van Winston Churchill: Als God de wereld regeert, dan doet Hij het wel heel slecht.

Wie in opstand komt tegen God, plaatst zich boven de HERE. We wanen ons rechtvaardiger en wijzer dan God. We menen enkel voorspoed verdiend te hebben en nemen daarom aanstoot aan het leed, dat ons trof. Op dat moment klinkt de bewogen waarschuwing om het niet beter te willen weten dan de HERE. Wees niet al te rechtvaardig en houd uzelf niet al te wijs. Integendeel. Heb respect voor God. Hij handelt rechtvaardig en wijs, ook al gaat het ons beperkte bevattingsvermogen verre te boven. Wie dit niet wil erkennen, zal zich zijn eigen verwoesting op de hals halen. In bange aanvechting en vertwijfeling delven we uiteindelijk het onderspit.

Er is ook een heel andere slotsom mogelijk. Onder de verpletterende slagen verharden we ons en we zeggen God de dienst op. Ieder kent wel de spijkerharde taal, die dan gesproken wordt: ik heb teveel meegemaakt om nog in een God te kunnen geloven. Op zich genomen is een dergelijke reactie niet nieuw. De vrouw van de zwaar beproefde Job zag het niet meer met de godsdienst zitten en sprak tegen haar man: moet je nog langer aan je vroomheid

vasthouden? Geef God toch congé. Hoevelen staan tegenwoordig niet op eenzelfde standpunt? Het heeft geen zin om de HERE te dienen. Wat maakt het uit of iemand oppassend leeft of dat hij er maar op los leeft? Lood-om-oudijzer! Dan kun je er maar beter proberen uit te halen wat er in zit. Laat ons eten en drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij. Opnieuw vermaant de Prediker en nu door te zeggen: wees niet al te goddeloos en wees niet al te dwaas. Waarom zoudt gij sterven voor uw tijd? Hoewel God niet altijd is na te rekenen, volgt toch wel een rechtvaardig gericht. Aan alle dwaasheid en goddeloosheid wordt eens paal en perk gezet.

De tweevoudige waarschuwing van de Prediker is echt niet alleen voor de buitenkerkelijke mensen bestemd. Juist tot de aangevochten gelovigen richt hij zich. Neem bijvoorbeeld een figuur als Asaf. De gekwelde man kon zijn ellende niet meer verwerken. Het was een nachtmerrie om wakker te worden. Welke beproeving zou hem dan weer te wachten staan. Het meest werd hij geïrriteerd door de mateloze voorspoed van hen die met God noch Zijn gebod rekening hielden. Door jalouzie werd hij verteerd, als hij zag hoe het die lui voor de wind ging. Asaf was het niet eens met God. Hij was te rechtvaardig en te wijs. En dit lag niet mijlenver verwijderd van dat andere euvel. Hij was eveneens al te goddeloos en al te dwaas. Het is zinloos om te geloven. De dienst van God is waardeloos. Achteraf heeft Asaf zelf erkend, dat hij heel erg onverstandig was geweest. Meen niet, dat we hier met een voorbeeld uit een grijs verleden te doen hebben en dat wij het er minder grijs van afbrengen. Breek niet te snel de staf over Asaf. Laten we niet te vlug met ons oordeel klaar staan. Het moet er maar eens op aankomen. Als het leed ons persoonlijk raakt, smaakt het ons niet meer om een ander gemakkelijk te gispen.

Wat een niet uit te spreken ellende is er niet! De misère van het huwelijk dat stuk gegaan is. Een gelukkig gezinsleven is in een ogenblik verwoest. Of het stille verdriet van degenen die gekweld worden door eenzaamheid, omdat hun liefde nimmer werd beantwoord. Hoe grievend ook om de een of andere reden te worden gediscrimineerd. Wat onuitstaanbaar op het werk te worden gekoeieneerd. Welk een smart om te zien, dat iemand die je bijzonder lief is door een ongeneeslijke ziekte wordt gesloopt. Wat een beproeving om te zien dat je lieve dochtertje van vier jaar voor je ogen wordt doodgereden. Hoe droevig om te staan aan het graf van je zoon van zeventien, die met zijn brommer verongelukte. Zou je dan niet in radeloosheid je vuist naar de hemel ballen? Is niet God ten diepste de schuldige? Wanneer alles naar wens gaat, willen we geen kwaad woord over het bestuur van God over de wereld horen. Maar als het eens helemaal anders loopt. Wanneer zware slagen ons treffen, is het echt niet eenvoudig om het daar mee eens te zijn. We zijn dan veeleer vervuld van medelijden met onszelf: waarom moest nu juist mij dit treffen. We zijn al te rechtvaardig en al te wijs. Weldra geraken we in verbitterde opstand tegen God. Waarom niet de brui eraan gegeven? We zijn al te goddeloos en al te dwaas.

Het Godsbestuur stelt ons voor beangstigende raadsels. De wegen van de HERE zijn dikwijls zo moeilijk te volgen. Bij deze kromme wegen staat de tekst uit Prediker als een soort waarschuwingsbord. Uit liefde duidt God ons daarmee de dreigende gevaren aan. Pas op: u nadert scherpe bochten. Het is raadzaam om uw vaart wat te minderen en de koers te wijzigen, want anders zult u nog verongelukken. Op twee punten kunnen we uit de bocht vliegen. Als we enerzijds al te rechtvaardig zijn en al te wijs doen, lopen we het gevaar verwoesting over ons te brengen. Wanneer we de tegenslagen niet goed kunnen verwerken, komen we geheel verbijsterd in opstand tegen God. In die strijd moeten we altijd ten onder gaan. Hoogmoed komt voor de val. God heeft een enorme afkeer van een al te rechtvaardig en al te wijs optreden. De Prediker roept daarom op, onze heimelijke wrok tegen God te erkennen en voor Hem te capituleren. Wanneer we anderzijds al te goddeloos en al te dwaas gaan leven, zullen we zeker sterven voor onze tijd. Van Gods kant bezien is dat natuurlijk onmogelijk. Ons stervensuur staat vast. Het wordt bedoeld: van onze kant bekeken. We sterven te vroeg als we onbekeerd in onze goddeloze dwaasheid omkomen. Wie door diep gekoesterde haat zonder God leeft, kan niet voor God verschijnen. We sterven te vroeg als het voor eeuwig te laat is. Voor deze twee huiveringwekkende mogelijkheden van verongelukken heeft God ons te zeer lief. Vandaar het vermaan van de getrouwe Prediker.

Het oogmerk van God is echter niet, dat we ons er in een doffe berusting bij neerleggen. Te velen geven te kennen, dat ze de ellende maar ondergaan aangezien er toch niets tegen te doen valt. Bij een smartelijk sterfgeval verklaren vermoeiende vertroosters, dat het haar of zijn tijd geweest is. Dat is je reinste heidendom op gereformeerde grondslag. Allemaal waardeloze pogingen om onszelf wat op te beuren. Algemene en niet de geheel unieke troost. De HERE vraagt van ons geen lijdelijk berusten in ons lot, maar een aanvaardend rusten in God. Hij slaat niet ruw en wreed van zich vandaan, maar naar zich toe. Verneder u onder de krachtige hand van God, opdat Hij u verhoge op Zijn tijd. In de echte vreze des HEREN respecteren we God in Zijn majesteit, ook al doorzien we Zijn raadsplan geenszins. God is groot en wij begrijpen Hem niet. Toch handelt Hij alleen wijs en rechtvaardig.

We hebben de tekst gepoogd te lezen in het verband, waarin deze voorkomt. Het allerbeste vatten we de bedoeling ervan bij het licht van het evangelie, dat wil zeggen het blijde nieuws aangaande Jezus Christus. Hoe moeilijk is dit echter te verstaan! Zijn wieg was een kribbe en Zijn troon was een kruis. Kortom: Zijn leven was lijden; vooral op Golgotha werd dat duidelijk. Toen Christus Zijn discipelen er langzaamaan op voorbereidde, kon met name Petrus het niet accepteren. Hij wilde zijn meester het kruislijden besparen. Bestraffend ging hij voor Jezus staan en sprak bezwerend: dat zal U geenszins overkomen! Hij meende het beter te weten. Hij was al te rechtvaardig en al te wijs.

Judas zag op dat moment in, dat hij zich behoorlijk vergist had. In zijn gedachten had hij zich al zien tronen op een van de ministerszetels in het ko-

ninkrijk van Jezus van Nazareth. Die voordelige berekening kwam wel totaal verkeerd uit. Omdat hij van het volgen van Christus niet beter was geworden, schraapte hij met zijn grijpgrage vingers de dertig zilverlingen als troostprijs bijeen. Hij was al te goddeloos en al te dwaas. En ondertussen stierf Christus op Golgotha. Wie het goed beseft, roept daar schande van. Dit is ook wel het grofste onrecht dat ooit plaats vond. Meer dan in welke situatie ook moeten we onthutst uitroepen: zou God dit toelaten! Het antwoord wordt gegeven in de hof van Jozef van Arimathea, waar gebleken is dat God niet toelaat, dat Zijn Heilige verderving ziet. Juist in deze weg van het grootste onrecht werd voldoening gegeven aan het recht van God. Als Middelaar staat de alleen rechtvaardige Here Jezus tussen God en ons dwaze en goddeloze mensen in. Hij doet ons alleen inzien, dat we de oorzaak van alle ellende bij onszelf moeten zoeken. Maar juist daarom is de 2^on van God gekomen, namelijk om te zoeken wat verloren is.

De atheïst zegt: Omdat er zoveel leed is, kan God niet bestaan. Ik redeneer precies omgekeerd: alleen als God bestaat, kan ik zoveel leed verdragen. Op die manier bracht Hans Küng zijn gevoelen onder woorden. God gaf inderdaad acte de presence in Christus. Als ik zie op de Gekruisigde kan ik mijn smart, pijn en vernedering verdragen. Niet alleen omdat mijn kruis niets zou zijn vergeleken bij het kruis van Golgotha, maar vooral omdat de Gekruisigde de schuld verzoende en als de Opgestane de satanische macht heeft overwonnen. Mijn smart wordt niet verdrongen. Men zegt dat huilen niet helpt. Ik zou echter niet weten waarom het geen baat geeft. God aanschouwt mijn moeite en mijn verdriet. Mijn tranen worden in zijn fles vergaard. Mijn bloed, mijn tranen en mijn lijden zijn dierbaar in Zijn oog. God maakt me niet onverschillig tegenover het leed van de ander en van mijzelf. Hoe onmenselijk zou ik dan niet zijn! Wel ben ik blij dat de Prediker me waarschuwde voor de scherpe bochten. Anders had ik in ongeduld de leiding van God bekritiseerd en had gegarandeerd de HERE de rug toegekeerd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979

Theologia Reformata | 78 Pagina's

Een waarschuwingsbord

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979

Theologia Reformata | 78 Pagina's